ECLI:NL:RBROT:2022:5549

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
8 juli 2022
Zaaknummer
10/700420-20 en 10/702011-21 (gevoegd ttz)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak deelname aan criminele organisatie en poging woninginbraak; verwerping beroep Prokuratuur; veroordeling medeplegen woningoverval, voorbereiding woningoverval en woninginbraak; vordering benadeelde partij deels toegewezen, deels afgewezen en deels niet-ontvankelijk; 7 jaar gevangenisstraf met aftrek

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 juli 2022 uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte Mega Kuroda, met parketnummers 10/700420-20 en 10/702011-21. De verdachte werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie, poging tot woninginbraak, en het medeplegen van een woningoverval. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van deelname aan een criminele organisatie en de poging tot woninginbraak, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het medeplegen van een woningoverval en de voorbereiding daarvan. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de woningoverval, waarbij geweld werd gebruikt tegen de bewoners. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij deels toegewezen, deels afgewezen en deels niet-ontvankelijk verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook de vordering tot het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10/700420-20 en 10/702011-21 (gevoegd ttz)
Datum uitspraak: 8 juli 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] ,
raadsman mr. A. Wijburg, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14, 17, 22 en 24 juni 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een woningoverval, voorbereidingshandelingen voor een andere woningoverval, een woninginbraak en een poging daartoe. Ten slotte wordt hem verweten dat hij lid is van een criminele organisatie.

3..Eis officier van justitie

De officieren van justitie mr. M.L. Goudzwaard en A. Boender hebben gevorderd:
Parketnummers: 10/700420-20 en 10/702011-21
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) jaren met aftrek van voorarrest;
  • opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte bij einduitspraak.
Parketnummer: 10/700420-20 (feit 3)
- oplegging van een vrijheidsbenemende maatregel, inhoudende een locatieverbod voor de duur van 5 (vijf) jaren, met bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid.

4..Vormverzuim bij verkrijging telecomgegevens

4.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft een verweer gevoerd dat strekt tot bewijsuitsluiting van de resultaten van het onderzoek naar de telecommunicatiegegevens van de verdachte, met een beroep op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie H.K. vs Estland (Prokuratuur, ECLI:EU:C:2021:152). De raadsman heeft aangevoerd dat de historische verkeersgegevens in strijd met het Unierecht zijn verkregen nu voor het opvragen daarvan een rechterlijke machtiging ontbreekt. Dit betreft een ernstig en onherstelbaar vormverzuim in de opsporingsfase. De verdachte heeft hierdoor nadeel geleden aangezien zijn persoonlijke levenssfeer is geschonden. Omdat niet aannemelijk is dat de rechter-commissaris in dit geval machtiging zou hebben verleend, moeten de verkeers- en locatiegegevens worden uitgesloten van het bewijs.
4.2.
Beoordeling
In het Prokuratuur arrest is bepaald dat toegang voor strafrechtelijke doeleinden tot verkeers- of locatiegegevens waaruit precieze conclusies over de persoonlijke levenssfeer kunnen worden getrokken, slechts kan worden verleend ter bestrijding van ernstige criminaliteit of ter voorkoming van ernstige bedreigingen van de openbare veiligheid, omdat deze toegang een ernstige schending van het privéleven van de betrokkene oplevert. Toegang tot deze gegevens dient dan ook te worden verleend door een onafhankelijke rechterlijke – of bestuurlijke instantie.
De in het onderhavige onderzoek opgevraagde verkeers- en locatiegegevens - hoewel deze zijn opgevraagd in overeenstemming met de voorschriften uit het Wetboek van Strafvordering – hadden niet door een officier van justitie mogen worden gevorderd zonder voorafgaande toetsing door de rechter-commissaris. Er is dan ook sprake van een onherstelbaar vormverzuim.
Aan de verschillende in artikel 359a Sv genoemde rechtsgevolgen ligt als uitgangspunt ten grondslag dat het aan een onherstelbaar vormverzuim te verbinden rechtsgevolg in verhouding moet staan tot de aard en de ernst van het vormverzuim en het door de verdachte als gevolg van het vormverzuim geleden nadeel. Dat betekent tevens dat, waar mogelijk, wordt volstaan met het – vanuit het perspectief van de met vervolging en berechting van strafbare feiten gemoeide belangen bezien – minst verstrekkende rechtsgevolg.
4.3.
Conclusie
Het is aannemelijk dat de rechter-commissaris gelet op de ernst van de feiten een machtiging verleend zou hebben wanneer die door de officier van justitie gevorderd zou zijn, en het door de verdachte geleden nadeel niet concreet is gemaakt, kan worden volstaan met de constatering dat sprake is van een vormverzuim.

5..Motivering vrijspraak

5.1.
Parketnummer 10/702011-21 (Deelonderzoek Loof)
5.1.1.
Standpunt officier van justitie
De verdachten pleegden in wisselende samenstellingen strafbare feiten. Daarnaast werden in wisselende samenstellingen voorverkenningen uitgevoerd op plaatsen waar later werd ingebroken of een overval gepleegd werd. Daarbij werd niet altijd in dezelfde samenstelling voorverkend en het strafbare feit gepleegd. Onderling werd informatie uitgewisseld. Bij de voorbereiding werd op zeer uiteenlopende wijze informatie verzameld. Twee chauffeurs hebben verklaard dat zij benaderd werden door een groep jongens om te rijden voor een inbraak. De overvallen en inbraken hadden steeds goed gestructureerd plaats, waarbij van de verschillende deelnemers werd verwacht dat zij met elkaar samenwerkten. De verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 1] waren niet betrokken bij de overval in [plaatsnaam 1] , maar zij waren hier wel van op de hoogte en vonden dat zij een deel van de opbrengst moesten krijgen. De verdachten maakten geregeld geld naar elkaar over, vermoedelijk verband houdend met bewezen diensten of verrekening van een buit.
Uit al deze feiten en omstandigheden blijkt dat er sprake was van een organisatie met een zekere structuur en duurzaamheid die uit was op het plegen van strafbare feiten. De verdachte heeft daaraan deelgenomen.
5.1.2.
Beoordeling
Van een criminele organisatie is sprake wanneer er een samenwerkingsverband is, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Daarbij hoeft niet komen vast te staan dat een persoon moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. Een dergelijk samenwerkingsverband kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie. Van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr kan slechts sprake zijn, indien de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel deze ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk.
De duurzaamheid en de structuur blijken volgens de officier van justitie uit de tijdlijn die in het proces-verbaal “artikel 140 Sr” is opgenomen. In deze tijdlijn staan controles van verdachten door de politie, observaties, strafbare feiten waarbij zij betrokken zouden zijn en stortingen en boekingen op bankrekeningnummers. Uit het proces-verbaal blijkt niet waaruit de structuur bestaat, anders dan dat een aantal verdachten regelmatig met elkaar wordt gezien, ook op plaatsen waar later strafbare feiten worden gepleegd. Dat de bevindingen bij observaties en controles het gevolg zijn van een duurzame samenwerking tussen verdachten blijkt niet. Er zijn geen tapgesprekken waaruit kan worden afgeleid dat verdachten georganiseerd op pad gaan. Dat de betalingen op de verschillende bankrekeningen te maken zouden hebben met bewezen diensten en te verdelen buit is onvoldoende onderbouwd doordat een link naar concrete strafbare feiten of voorverkenningen die hiermee in verband staan ontbreekt.
Hoewel meerdere telefoons zijn onderzocht, is alleen op de telefoon van medeverdachte [naam medeverdachte 2] uitgebreide informatie aangetroffen met betrekking tot mogelijke strafbare feiten. Zo is er een lijst aangetroffen met 95 notities die betrekking zouden hebben op mogelijke slachtoffers. Uit het dossier blijkt niet of de informatie in deze notities met anderen die zouden behoren tot het samenwerkingsverband is gedeeld.
Uit het dossier blijkt weliswaar dat de verdachten in wisselende combinaties strafbare feiten pleegden en regelmatig in elkaars gezelschap verkeerden, maar dat op zichzelf is onvoldoende om te kunnen spreken van een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr. Daarvoor is meer nodig dan een reeks door min of meer dezelfde personen in vereniging gepleegde strafbare feiten. Niet is gebleken dat er een onderlinge verdeling van werkzaamheden of een afstemming van activiteiten was. Het cement dat nodig is om alle afzonderlijke componenten die in het artikel 140 pv zijn genoemd te verbinden ontbreekt, zodat niet kan worden vastgesteld dat er sprake is geweest van een samenwerkingsverband dat het plegen van strafbare feiten nastreefde, tussen de personen genoemd in de tenlastelegging.
5.1.3.
Conclusie
De verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
5.2.
Parketnummer: 10/700420-20 (Deelonderzoek Waning)
5.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde poging woninginbraak. Volgens de officier van justitie heeft de telefoon van de verdachte een zelfde reisbeweging gemaakt als [naam medeverdachte 3] richting Gouda en vervolgens naar Rotterdam. Verder past de modus operandi bij de andere inbraken en overvallen in onderzoek Kuroda en is gebleken dat de verdachte een contact is van de medeverdachten [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 4] .
5.2.2.
Beoordeling
Op 22 mei 2020 is op klaarlichte dag, rond 14.15 uur, geprobeerd in te breken in een woning aan de [adres delict 1] . De bewoonster was thuis. Toen zij gestommel hoorde en iets hoorde omvallen, is zij naar buiten gerend en heeft zij om hulp geroepen. Daar zag zij iemand aan de voorkant van de woning uit het slaapkamerraam springen en twee in het zwart geklede mannen aan de voorkant van het huis over een hek springen.
Op camerabeelden bij de woning is te zien dat drie mannen uit een witte Volkswagen Polo stappen en gebukt naar de oprit van de woning lopen. De witte Volkswagen met kenteken [kentekennummer 1] stond op naam van de medeverdachte [naam medeverdachte 3] . [naam medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij drie personen vanaf het Noordereiland in Rotterdam heeft opgehaald en naar een woonwijk in [plaatsnaam 2] heeft gebracht. Verder heeft [naam medeverdachte 3] verklaard dat hij de drie mannen nadien weer heeft teruggebracht naar Rotterdam en dat hij daarbij via Gouda is teruggereden. Op 29 oktober 2020 is [naam medeverdachte 3] door de rechtbank Rotterdam veroordeeld voor medeplichtigheid aan deze poging woninginbraak.
Uit de zendmastgegevens van het telefoonnummer van de verdachte, blijkt dat zijn telefoon op 22 mei 2020 om 14.42 uur verbinding heeft gemaakt met een zendmast in Gouda. Dat de verdachte één van de drie mannen was die [naam medeverdachte 3] heeft vervoerd kan niet op basis van deze zendmastgegevens worden vastgesteld. Hieruit blijkt namelijk niet meer dan dat de (telefoon van de) verdachte na de poging woninginbraak in Gouda was terwijl [naam medeverdachte 3] daar ook was. Hieruit kan niet worden afgeleid dat zij daar samen waren of dat zij daar samen naartoe zijn gegaan. Uit het dossier blijkt niet waar de verdachte was voordat zijn telefoon in Gouda aanstraalde. Daardoor kan niet worden bewezen dat de verdachte betrokken was bij de poging woninginbraak op 22 mei 2020 in [plaatsnaam 2] .
5.2.3.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde poging woninginbraak heeft gepleegd. Hij zal daarvan worden vrijgesproken.

6..Waardering van het bewijs

6.1.
Parketnummer: 10/700420-20 (Deelonderzoek Merrimack)
6.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is - kort samengevat - aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om de verdachte op de plaats delict te kunnen plaatsen. Dat de verdachte betrokken is geweest bij de woningoverval kan niet worden bewezen. Het telefoonnummer eindigend op [nummer 1] kan op de dag van de overval niet aan de verdachte worden gekoppeld.
6.1.2.
Beoordeling
Inleiding
Op 8 augustus 2020 is een woningoverval gepleegd aan de [adres delict 2] . De bewoners (aangever en aangeefster) zaten in hun achtertuin op het moment dat vier overvallers de achtertuin in kwamen rennen. Eén van hen droeg een vuurwapen, althans een voorwerp dat daar op lijkt, en een ander een mes met een lemmet van ongeveer 30 centimeter. Beide aangevers werden gedwongen de woning in te gaan. De aangever is met het vuurwapen geslagen en het vuurwapen is tegen zijn borst en hoofd gedrukt. Hij liep snijwonden op aan zijn schouder en een been. Ook bij de aangeefster is het vuurwapen tegen haar borst gedrukt. De aangevers zijn vastgebonden met tiewraps en touw en later met ducttape aan een stoel vastgebonden. De overvallers vroegen naar geld, de kluis en sieraden en zijn uiteindelijk vertrokken met onder andere kostbare sieraden en een Louis Vuitton tas. Ook de telefoon van aangeefster werd meegenomen. Deze is later in een kliko bij het huis teruggevonden.
De kernvraag is of de verdachte één van de vier overvallers is. Ter beantwoording van die vraag zal de rechtbank eerst ingaan op de tenaamstelling van de auto die de overvallers bij de woningoverval hebben gebruikt. Vervolgens zal worden ingegaan op de vraag of het telefoonnummer eindigend op [nummer 1] op de dag van de woningoverval bij de verdachte in gebruik was. Indien die vraag bevestigend wordt beantwoord, zal worden bezien welke reisbeweging dit nummer volgens de historische telefoongegevens op de dag van de overval heeft gemaakt. Daarna zal worden bezien of de verdachte mogelijk betrokken is geweest bij voorverkenningen rond de overvallen woning. Tot slot zal, in het licht van deze bevindingen, worden beoordeeld of de verdachte bij de woningoverval was betrokken.
De Renault Megane die bij de overval is gebruikt
Op camerabeelden bij de woning is te zien dat de overvallers om ongeveer 15.33 uur de achtertuin in rennen en om 15.56 uur via een haag naast de woning weer vertrekken. Twee getuigen waren op een aangrenzend terrein aan het werk. Zij hebben verklaard dat rond datzelfde tijdstip een aantal personen uit het struikgewas kwam en in een Renault met kenteken [kentekennummer 2] stapte. Op camerabeelden van de nabijgelegen Delstraat in [plaatsnaam 3] is te zien dat daar rond 16.00 uur een Renault type Megane rijdt. De Renault is beige/grijs van kleur, heeft een panorama (glazen) dak en een beschadiging/verkleuring aan de voorbumper. Op 14 augustus 2020 is een Renault Megane met kenteken [kentekennummer 2] door de politie gecontroleerd in Den Haag. Daarbij is vastgesteld dat deze Renault géén panorama dak en géén beschadiging aan de voorbumper had.
Verder blijkt uit de politiesystemen dat de verdachte van 3 augustus 2020 tot en met 11 augustus 2020, en dus ook op de dag van de overval, een Renault Megane, met kenteken [kentekennummer 3] , op zijn naam heeft gehad. Uit nader onderzoek is gebleken dat deze door een eerdere eigenaar is ingeruild bij [naam bedrijf 1] . Op een foto van de door de overvallers gebruikte Renault Megane herkende [naam bedrijf 1] deze aan onder meer het panorama dak en de beschadiging aan de voorbumper als de Renault Megane die bij hem was ingeruild. Hij heeft de Renault doorverkocht aan [naam bedrijf 2] . Laatstgenoemd bedrijf heeft de auto op 3 augustus 2020 verkocht aan de verdachte. Blijkbaar is de Renault Megane met kenteken [kentekennummer 3] op de dag van de overval gebruikt, voorzien van valse kentekens. Op 10 of 11 augustus 2020 is de Renault Megane ingeleverd bij een sloopbedrijf. Op 11 augustus 2020 heeft de verdachte de auto bij de RDW afgemeld voor de sloop.
Kan telefoonnummer [nummer 1] aan de verdachte worden gekoppeld?
Tot in elk geval 8 augustus 2020 was een telefoontoestel met IMEI-nummer eindigend op [nummer 2] met een telefoonnummer eindigend op [nummer 3] in gebruik bij de verdachte. Dit blijkt onder meer uit contact dat er op 3 augustus 2020 is geweest met het bedrijf waar de verdachte de Renault Megane heeft gekocht, Op 8 augustus 2020 om 00.15 uur heeft dit telefoonnummer nog contact gemaakt met de zendmast op de Veerlaan 30 in Rotterdam, die op 200 meter afstand staat van de woning van de verdachte.
Op 8 augustus 2020 om 03.58 uur is het telefoonnummer eindigend op [nummer 1] geactiveerd in het toestel met IMEI-nummer [nummer 2] . Op diezelfde dag heeft dit nummer om 18.51 en 18.57 uur contact gemaakt met de zendmast aan de Veerlaan. Omdat nergens uit blijkt dat verdachte zijn telefoontoestel op 8 augustus 2020 aan iemand anders heeft gegeven en de verdachte dit niet aannemelijk heeft gemaakt, was het toestel met daarin het nummer eindigend op [nummer 1] in gebruik bij verdachte op die dag.
De reisbewegingen van nummer [nummer 1] op de dag van de overval
Uit de historische verkeersgegevens blijkt dat het nummer [nummer 1] om 04.03 uur verbinding maakt met een telefoonmast op de Stadionweg in Rotterdam en om 04.49 uur met een telefoonmast in Waardenburg. Waardenburg ligt vanuit Rotterdam op de route naar [plaatsnaam 3] . Op 8 augustus 2020 maakt het nummer [nummer 1] tussen 08.30 uur en 15.26 uur tien keer contact met een telefoonmast in [plaatsnaam 3] . Dat laatste tijdstip ligt zeven minuten voor het moment waarop de overvallers de achtertuin zijn in gerend. Daarna maakt dit nummer om 16.10 uur, ongeveer 14 minuten nadat de overvallers de woning weer hebben verlaten, verbinding met een telefoonmast in Ravenstein. Deze zendmast ligt op een afstand van ongeveer vijftien minuten rijden van de overvallen woning in [plaatsnaam 3] .
Het telefoonnummer van de verdachte heeft dus op de dag van de overval een reisbeweging gemaakt van Rotterdam naar [plaatsnaam 3] en straalt daar kort voor de overval een zendmast aan.
Uit de bevindingen omtrent het telefoonnummer dat bij de verdachte in gebruik was, in combinatie met bevindingen over de Renault Megane die op zijn naam stond, komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte op het moment van de woningoverval in [plaatsnaam 3] aanwezig was.
Voorverkenningen?
Uit historische zendmastgegevens van eerdere telefoonnummers die aan de verdachte kunnen worden toegeschreven blijkt dat deze telefoonnummers in de weken voorafgaand aan de overval een aantal keren een zendmast in [plaatsnaam 3] aanstraalden, te weten op 5 juni (tussen 1.18 en 02.05 uur), op 29 juni (tussen 03.33 en 03.45 uur) en op 16 juli 2020 (tussen 21.37 en 21.38 uur). De verdachte heeft desgevraagd geen verklaring gegeven hiervoor. Hoogstwaarschijnlijk was sprake van voorverkenningen.
6.1.3.
Conclusie
Samenvattend staat vast dat de auto waarvan de overvallers gebruik hebben gemaakt op naam stond van de verdachte, dat deze voorzien was van valse kentekenplaten en dat de verdachte deze auto enkele dagen voor de overval heeft gekocht en enkele dagen na de overval naar de sloop heeft gebracht. Verder staat vast dat het telefoonnummer van de verdachte op de dag van de overval in de ochtend een reisbeweging van Rotterdam naar [plaatsnaam 3] heeft gemaakt, dat dit daar ten tijde van de overval is geweest en direct na de overval weer uit [plaatsnaam 3] is weggegaan. Tot slot is gebleken dat de verdachte in de weken voorafgaand aan de overval drie keer in [plaatsnaam 3] is geweest, zonder dat daarvoor enige plausibele verklaring is gegeven.
Deze feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, brengen de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat de verdachte één van de vier overvallers is geweest. Uit de voorverkenningen die hebben plaatsgevonden, de aanschaf van een auto en een nieuw telefoonnummer kan worden afgeleid dat sprake is geweest van een vooropgezet plan, waarbij de verdachte samen met anderen heeft geopereerd. Dit betekent dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde woningoverval in [plaatsnaam 3] .
6.2.
Parketnummer: 10/700420-20 (Deelonderzoek [plaatsnaam 4] )
6.2.1.
Standpunt verdediging
De voorbereiding van een overval kan niet worden bewezen, hooguit de voorbereiding van een inbraak.
6.2.2.
Beoordeling
Uit bakengegevens van de auto van de verdachte (een Renault Clio met kenteken
[kentekennummer 4] ) blijkt dat deze auto op 28 oktober 2020 via het WG Witteveenplein, in de buurt van de woning waar medeverdachte [naam medeverdachte 5] vaak verblijft, via de straat waar medeverdachte [naam medeverdachte 2] woont naar de Aalbersestraat in Zwijndrecht rijdt. De auto komt daar om 10.10 uur aan en blijft daar tot omstreeks 15.09 uur staan.
Op 28 oktober 2020 wordt vanaf 10.38 uur een gestolen Renault Megane voorzien van andere kentekenplaten met daarin meerdere inzittenden onder observatie genomen. Deze auto stopt omstreeks 10.48 uur op de parkeerplaats van de begraafplaats aan de Raadhuislaan in [plaatsnaam 4] . Deze begraafplaats grenst aan het perceel van de woning aan de [adres] . Omstreeks 11.11 uur worden twee donker geklede mannen in de tuin van deze woning gezien. Even later rijdt de Renault Megane naar [plaatsnaam 1] . Rond 12.45 uur rijdt de Renault Megane weer op de Vorderban. De Renault Megane wordt vervolgens weer op de parkeerplaats van de begraafplaats gezet. Rond 13.00 uur springt een donker geklede man over de sloot van de begraafplaats naar het perceel aan de [adres] . Hij loopt daar de bosjes in en komt terug met een uitschuifbare ladder die hij gebruikt om weer naar de kant van de begraafplaats te komen. De ladder wordt in de sloot verstopt. Kort daarna lopen vier donker geklede mannen uit de bosjes de parkeerplaats van de begraafplaats op en lopen naar de Renault Megane die even later wegrijdt. De vier mannen zijn gefotografeerd en zij worden herkend als de verdachte en medeverdachten [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 5] en [naam medeverdachte 2] . [naam medeverdachte 2] draagt een rugzak. Later die dag wordt gezien dat de mannen andere kleding aan hebben.
Op de camerabeelden van de achtertuin van de woning aan de [adres] is omstreeks 11.10 uur bij de woning een man te zien die in het donker is gekleed en een bivakmuts draagt. Achter in de tuin is een tweede donker geklede persoon zichtbaar. De man bij het huis pakt een tuinstoel waarmee hij naar de camera loopt. Kort daarna wordt een donkere substantie op de lens gesmeerd waardoor het zicht met de camera wordt beperkt. Nog wel is te zien dat de man zich rennend uit de voeten maakt. Op beelden van een tweede camera is te zien dat vier donker geklede personen door de tuin lopen. De achterste persoon draagt een rugzak. Rond 13.00 uur is op beelden van de eerste camera te zien dat de man die eerder bij de camera was, terugkeert en de stoel terugzet bij de tuintafel. Daarna verdwijnt hij weer uit het beeld.
Uit bakengegevens blijkt dat de auto van de verdachte vaker over de [straatnaam] is gereden en ook langs het werkadres van de bewoners is gereden. Op 22 september 2022 is de auto van de verdachte in de buurt van de [straatnaam] . Als de auto daar weer is vertrokken worden de verdachte, medeverdachten [naam medeverdachte 2] , [naam medeverdachte 1] en vermoedelijk medeverdachte [naam medeverdachte 5] in de auto door de politie gecontroleerd.
[naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] hebben in september 2020 via een chat contact gehad over het adres Vorderban 3, waarbij [naam medeverdachte 2] lijkt te vragen of dit het juiste adres is.
Uit de observaties van de Renault Megane blijkt dat de verdachte, [naam medeverdachte 2] , [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 5] op 28 oktober 2020 in de buurt van de woning aan de Vorderban waren. Zij waren donker gekleed, evenals de personen die zichtbaar zijn op de camerabeelden. Daarbij valt op dat medeverdachte [naam medeverdachte 2] een rugzak droeg, evenals één van de vier mannen in de tuin.
Het observatieteam heeft gezien dat de vier verdachten gezamenlijk uit de bosjes van de begraafplaats kwamen en de parkeerplaats opliepen. Zij waren gezamenlijk op pad en hadden blijkbaar eenzelfde doel.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat het doel van hun activiteiten die dag het voorbereiden van een woningoverval was. Daarvoor is het volgende van belang. De bewoners waren op 28 oktober niet thuis. Er was op die dag dan ook alle gelegenheid om een inbraak te plegen, als dat het doel van hun gezamenlijke activiteiten was. Ook het terugzetten en schoonmaken van de stoel wijst hierop. Klaarblijkelijk mochten de bewoners niet weten dat er iemand in hun tuin was geweest die de camera onklaar had gemaakt. Het verstoppen van de ladder aan de begraafplaatskant van de sloot wijst er op dat deze op een later moment gebruikt zou worden om in de tuin van de woning aan de Vorderban te komen. De verdachten waren eerder bij de woning aan de Vorderban en bij het werkadres van de bewoners geweest. Dit valt niet te rijmen met het voorbereiden van een inbraak, omdat hiervoor alleen van belang is wanneer de bewoners afwezig zijn.
6.2.3.
Conclusie
Uit bovenstaande volgt dat de verdachte en medeverdachten [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 5] met elkaar bezig zijn geweest een overval dan wel een afpersing voor te bereiden. Dit betekent dat de ten laste gelegde voorbereiding van een woningoverval in [plaatsnaam 4] wettig en overtuigend is bewezen.
6.3.
Parketnummer: 10/700420-20 (Deelonderzoek [plaatsnaam 5] )
6.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is – kort samengevat – aangevoerd dat er geen bewijs is om de verdachte op de plaats delict te plaatsen. Als de verdachte al betrokken zou zijn geweest bij de inbraak, is het aannemelijk dat hij de chauffeur was. Deze gedragingen kwalificeren als medeplichtigheid, maar dat is niet ten laste gelegd. De voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking kan niet worden bewezen.
6.3.2.
Beoordeling
Op 13 juni 2020 is een inbraak gepleegd in een woning aan de [adres delict 3] . De bewoners waren op dat moment niet thuis. Rond 22.10 uur ontvingen zij een melding op hun telefoon van het alarm van hun woning. Het raam van een slaapkamer bleek opengebroken. Alle kasten en laden waren opengemaakt en overhoop gehaald. De inbrekers hebben in een slaapkamer een zware kluis gevonden. Zij hebben de kluis door het raam naar beneden gegooid. De bewoonster heeft direct na ontvangst van de melding haar buurman gebeld. De buurman is naar de woning gerend. Daar heeft hij twee gemaskerde mannen met bivakmutsen voorbij zien lopen met de kluis in hun handen. De mannen hebben deze kluis toen laten vallen. Vervolgens zijn zij weggerend, in een Peugeot met kenteken [kentekennummer 5] gestapt en weggereden.
De Peugeot stond op naam van de verdachte. Het telefoonnummer eindigend op 070 was op 13 juni 2020 bij de verdachte in gebruik. Uit zendmastgegevens blijkt dat dit nummer op de dag van de inbraak tussen 21.10 en 21.41 uur verbinding heeft gemaakt met verschillende zendmasten in [plaatsnaam 5] . Anders dan de raadsman heeft bepleit, blijkt hieruit dat de verdachte in [plaatsnaam 5] was op de op het moment dat daar de woninginbraak heeft plaatsgehad. De vraag is of de verdachte zich daarmee heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van deze inbraak. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Daartoe is het volgende van belang.
Medeplegen vereist een bewuste en nauwe samenwerking met een ander of anderen. Daarbij moet de bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht zijn. De verdachte heeft zich in augustus 2020 schuldig gemaakt aan het medeplegen van een woningoverval in [plaatsnaam 3] en in oktober 2020 aan het medeplegen van het voorbereiden van een woningoverval in [plaatsnaam 4] . Daarbij heeft hij steeds een actieve rol vervuld in de voorbereiding en de uitvoering en met anderen samengewerkt. Gelet op de werkwijze van de verdachte in die zaaksdossiers, ligt het niet voor de hand dat hij in de onderhavige zaak slechts een geringe of ondergeschikte rol heeft gehad. Het is niet aannemelijk dat de verdachte bij de woninginbraak in [plaatsnaam 5] slechts de chauffeur van de vluchtauto was. De modus operandi en de actieve rol van de verdachte bij de woningoverval in [plaatsnaam 3] en de voorbereiding daarvan in [plaatsnaam 4] , leiden tot de conclusie dat de verdachte ook bij deze inbraak een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd aan de woninginbraak.
6.3.3.
Conclusie
Het voorgaande betekent dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde woninginbraak in [plaatsnaam 5] .
6.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder p
arketnummer: 10/700420-20onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Parketnummer: 10/700420-20
2. ( [plaatsnaam 5] )
hij
op 13 juni 2020 te [plaatsnaam 5] , in een woning gelegen aan de [adres delict 3] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een kluis, toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededaders, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hadden verschaft door middel van braak, en inklimming;
3. ( Merrimack)
hij
op 8 augustus 2020 te [plaatsnaam 3] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een grote hoeveelheidkostbare sieraden en sleutels en een tas (merk: Louis Vuitton), toebehorende aan [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemers van voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, , welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
  • Binnendringen van de tuin van deze woning van die [naam slachtoffer 2] en Drosssaers en
  • met kracht beetpakken/vastpakken van die [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] en
  • tonen/voorhouden van een mes en vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] en
  • duwen/drukken van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen de borst, van die [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] en
  • vastbinden/knevelen met touw en ducttape en tie-wrapsvan die [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] en
  • slaan met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 3] en
  • daarbij aan die [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] dreigend toevoegen van de woorden: “kom mee naar binnen” en “we moeten jullie vastbinden, jullie moeten een half uur blijven zitten, anders komen we terug en dan heb je problemen” en “waar is de kluis”
4. ( [plaatsnaam 4] )
hij
op 28 oktober 2020 te [plaatsnaam 4] tezamen en in vereniging met anderen ter voorbereiding van (het) te plegen misdrijf/misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis
strafvan acht jaren of meer is gesteld, te weten een diefstal met geweld in vereniging hetgeen een misdrijf genoemd in de artikelen 312 jo 47 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of afpersing in vereniging (hetgeen een misdrijf genoemd in de artikelen 317 jo 47 van het wetboek van Strafrecht oplevert)opzettelijk,
  • een gestolen (personen)auto merk: Renault / type: Megane en gestolen/valse/gedupliceerde kentekenplaten en één of meer bivakmutsen en
  • een uitschuifbare ladder en
modder en/of aarde, in elke geval een substantie (geschikt om een of meer bewakings/beveiligings-camera’s mee in te smeren, als gevolg waarvan het zicht/de scherpte van deze camera’s sterk afneemt) kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat/die misdrijf/misdrijven, heeft verworven en voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

7..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer: 10/700420-20

2..( [plaatsnaam 5] )

diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;

3..(Merrimack)

diefstal voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen en/of bedreiging van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

4..( [plaatsnaam 4] )

medeplegen van voorbereiding van diefstal met geweld in vereniging en/of afpersing.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

8..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

9..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
9.1.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een uiterst lafhartige gewapende woningoverval. Op klaarlichte dag is hij met drie mededaders de tuin in gerend waar de twee bewoners op dat moment waren. De overvallers hadden een vuurwapen en een mes bij zich en dreven de bewoners naar binnen, waar één van hen met het wapen is geslagen en beiden het vuurwapen tegen het lichaam en hoofd gedrukt hebben gekregen. De mannelijke bewoner is getrapt en geslagen en heeft blauwe plekken en snijwonden opgelopen. Beide bewoners werden vastgebonden aan een stoel en hebben gedurende twintig minuten moeten toekijken hoe de overvallers op zoek waren naar hun waardevolle sieraden en deze meenamen. De bewoners werden constant bewaakt en er werd geprobeerd armbanden van de pols van de bewoonster af te halen met een briefopener.
De bewoners hebben doodsangsten uitgestaan. De verdachte is binnengedrongen op een plek waar zij zich veilig voelden. Beiden zijn in behandeling bij een psycholoog voor de verwerking van het door de overval opgelopen trauma. De verdachte heeft zich om de gevolgen die zijn daden voor de bewoners zou hebben kennelijk niet bekommerd maar zich enkel laten leiden door financiële motieven. Hij heeft een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Daarnaast heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van de aangevers door een grote hoeveelheid kostbare sieraden weg te nemen.
De verdachte heeft daarnaast nog een andere woningoverval voorbereid en een woninginbraak gepleegd. Deze woningoverval is door hem samen met anderen nauwkeurig voorbereid door een bewakingscamera te besmeuren, een ladder klaar te leggen en voorverkenningen bij zowel de woning als het werkadres van de bewoners te doen. De wetenschap dat zij gedurende langere tijd door de verdachte en medeverdachten in de gaten zijn gehouden en dat in hun achtertuin diverse voorbereidingsmaatregelen zijn getroffen voor een overval, moet zeer beangstigend zijn voor de bewoners. Zij zijn hierdoor direct in hun gevoel van veiligheid en hun persoonlijke levenssfeer aangetast. In de aangifte staat dat zij uit angst enige tijd niet thuis hebben geslapen.
Tenslotte heeft de verdachte samen met anderen een brutale woninginbraak gepleegd waarbij een kluis door een opengebroken raam naar beneden is gegooid. De bewoners waren niet thuis maar een gealarmeerde buurman liep de inbrekers tegen het lijf en heeft hen nog enige tijd gevolgd. Ook voor deze bewoners moet het een heel onveilig gevoel zijn dat de daders in hun woning zijn geweest en op zoek naar waardevolle bezittingen hun kluis hebben meegenomen.
Voor alle feiten geldt dat niet alleen de directe slachtoffers daarvan nadeel ondervinden. Dergelijke feiten veroorzaken ook sterke gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
9.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
9.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 mei 2022, waaruit blijkt dat de verdachte veelvuldig is veroordeeld voor vermogensdelicten, waaronder woninginbraken. .
9.2.2.
Rapportages
Reclassering Nederland, heeft rapporten over de verdachte opgemaakt, van 21 januari 2022 en 10 juni 2022 over de voortgang van het schorsingstoezicht. Daarin staat dat de verdachte deels een pro-crimineel sociaal netwerk heeft. Ondanks intensieve begeleiding door jeugdreclassering is hij weer betrokken bij ernstige delicten. Sinds februari 2022 volgt de verdachte een mbo-opleiding logistiek. Bij de opleiding bestaat een positief beeld van hem en hij lijkt gedreven het goed te willen doen. Hij komt zijn meldplichtafspraken goed na.
9.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf is acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Het zwaartepunt ligt daarbij op de woningoverval van deelonderzoek Merrimack. In het nadeel van de verdachte weegt mee dat bij deze feiten grof geweld is gebruikt, dat de bewoners zijn vast gebonden en dat is gedreigd met een vuurwapen, of iets dat daarop lijkt, en een mes. Strafvermeerderend is ook dat de verdachte de feiten in vereniging heeft gepleegd en dat hij in het geheel geen openheid van zaken heeft gegeven over zijn aandeel daarin. Hij heeft zich voortdurend op zijn zwijgrecht beroepen en dus ook op geen enkele wijze verantwoordelijkheid genomen voor zijn rol bij de strafbare feiten. Hij heeft geen blijk gegeven van enig inzicht in het kwalijke van zijn handelen en de ernst van de angst en de schade die hij bij de slachtoffers heeft veroorzaakt. Dat rekent de rechtbank de verdachte aan.
De verdediging heeft de rechtbank verzocht bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met de nadelige gevolgen die de nieuwe v.i.-regeling die op 1 juli 2021 in werking is getreden voor de verdachte heeft. De rechtbank houdt bij de bepaling van de straf rekening welk deel van de op te leggen straf door de verdachte feitelijk in detentie wordt doorgebracht, ervan uitgaande dat v.i. wordt verleend. De rechtbank realiseert zich dat met de invoering van de nieuwe v.i.-regeling de netto-straf bij oplegging van een langdurige gevangenisstraf in de praktijk hoger zal uitvallen. Dit klemt met name bij verdachten die na de wetswijziging worden berecht voor feiten die (ruim) daarvoor zijn gepleegd. Hoewel de wetgever niet in overgangsrecht heeft voorzien weegt deze omstandigheid in strafmatigende zin mee.
Omdat de verdachte wordt vrijgesproken van deelname aan een criminele organisatie en het tenlastegelegde in deelonderzoek Waning valt de straf lager uit dan door de officier van justitie geëist.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 7 jaar de meest passende straf.
De rechtbank ziet, mede gelet op de duur van de op te leggen gevangenisstraf, geen aanleiding om daarnaast een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Sv op te leggen, zodat de daartoe strekkende vordering van de officier van justitie zal worden afgewezen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

10..Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

Parketnummer: 10/700420-20
(Deelonderzoek Merrimack)
10.1.
De vordering
Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd:
[naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] ter zake van het onder parketnummer 10/700420-20 onder 3 ten laste gelegde strafbare feit.
Zij vorderen, na vermindering van eis, vergoeding van materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het gaat om de volgende schadeposten.
Benadeelde partij
Materiële schade
Immateriële schade
[naam benadeelde 1]
€ 15.000,--
Weggenomen goederen en sieraden
€ 182.884,-- (Verenigde Staten)
€ 261.500,-- (Cartier)
Kosten psycholoog
€ 6.459,--
Vervanging sloten
€ 2.148,42
Kosten beveiliging
€ 13.869,63
Toekomstige medische kosten
€ 20.000,--
[naam benadeelde 2]
€ 15.000,--
Toekomstige medische kosten
€ 20.000,--
Daarnaast heeft de benadeelde partij [naam benadeelde 1] gevorderd de verdachte te veroordelen in de kosten van rechtsbijstand. Voor de hoogte daarvan wordt aangeknoopt bij het liquidatietarief in handelszaken dat hoort bij de omvang van de ingediende vordering. Er wordt een bedrag gevorderd van € 16.070,- te weten vijf keer één punt à € 3.214 (tarief VII).
10.2.
Standpunt officier van justitie
De vorderingen voor de gestelde materiële en immateriële schade dienen te worden toegewezen, inclusief de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.3.
Standpunt verdediging
Primair is het standpunt dat de vorderingen moeten worden afgewezen omdat vrijspraak is bepleit. Subsidiair zijn de volgende verweren gevoerd.
De vordering tot vergoeding van de weggenomen sieraden moet niet-ontvankelijk worden verklaard omdat de beoordeling van deze complexe vordering een onevenredige belasting van het strafproces vormt. De vordering is bovendien onvoldoende onderbouwd.
Van de kosten van de psycholoog die door benadeelde [naam benadeelde 1] zijn gevorderd kan slechts de helft worden toegewezen nu de andere helft ziet op kosten gemaakt voor benadeelde [naam benadeelde 2] .
De kosten van vervanging van sloten staan niet in rechtstreeks verband met het strafbare feit en voor het inhuren van beveiliging ontbreekt de noodzaak zodat deze schadeposten moeten worden afgewezen.
De vorderingen tot vergoeding van toekomstige medische kosten moeten niet-ontvankelijk worden verklaard.
De gevorderde immateriële schade moet worden gematigd, net als de kosten voor rechtsbijstand.
10.4.
Beoordeling
Materiële schade
Aan de benadeelde partijen
[naam benadeelde 1]en
[naam benadeelde 2]is door het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade toegebracht. In het navolgende zal de gegrondheid en de omvang van de vorderingen worden beoordeeld.
Vordering benadeelde [naam benadeelde 1]
Sieraden
De waarde van een zaak is in het algemeen te stellen op de marktwaarde of vervangingswaarde in het economisch verkeer. Het gaat erom dat de benadeelde partij in de positie wordt gebracht waarin zij zonder het schadetoebrengende feit zou hebben verkeerd. Dit betekent dat moet worden vastgesteld wat de waarde van in dit geval de sieraden was op het moment van de overval. Voor de sieraden die zijn aangekocht bij Cartier, is dat de aankoopprijs. Uit algemeen toegankelijke informatie op het internet [1] blijkt dat de aankoop van sieraden van Cartier een waardevaste investering is. De voor deze sieraden gevorderde schade die is gebaseerd op de met facturen onderbouwde aankoopprijzen, kan dan ook worden toegewezen.
Dit is anders voor de sieraden die in de Verenigde Staten zijn aangekocht. Van deze sieraden staat niet vast dat ze waardevast zijn omdat verdere gegevens over de juwelier waar deze sieraden zijn gekocht ontbreken. De waarde van deze sieraden had dan ook met een taxatie onderbouwd moeten worden. Nader onderzoek naar de waarde van deze sieraden ten tijde van de overval vormt een onevenredige belasting voor het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom in dit deel van de vordering niet ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Kosten psycholoogHet deel van de vordering dat gaat over de therapiekosten is door de benadeelde partij
[naam benadeelde 1] isvoldoende onderbouwd en zal worden toegewezen. De kosten die gaan over de behandelingen van [naam benadeelde 2] kunnen ook worden toegewezen. Dit is verplaatste schade omdat [naam benadeelde 2] deze kosten ook zelf had kunnen vorderen. Bovendien wonen de benadeelde partijen samen.
Kosten slotenHet deel van de vordering met betrekking tot vervanging van de sloten van de woning, is voldoende onderbouwd en zal, ondanks betwisting daarvan door de verdediging, worden toegewezen omdat er een rechtstreeks verband bestaat tussen de overval en de vervanging van de sloten omdat er sleutels zijn weggenomen.
Kosten beveiligingAangevoerd is dat de kosten met betrekking tot de persoonlijke beveiliging van de benadeelde partij
[naam benadeelde 1]noodzakelijk waren wanneer zij een event bezoekt, omdat bij haar gevoelens van angst en onveiligheid zijn veroorzaakt. Op grond van artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering kan alleen een vergoeding worden toegekend voor schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde strafbare feit. De kosten van beveiliging houden onvoldoende verband met het onder 3 bewezen verklaarde feit en zijn daarom geen rechtstreekse schade. Dit deel van de vordering zal worden afgewezen.
Vorderingen benadeelden [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2]
Medische kostenDe omvang van de schade met betrekking tot de medische kosten kan niet worden vastgesteld omdat dit kosten betreffen die mogelijk in de toekomst zullen worden gemaakt. Dit deel van de vorderingen zal niet-ontvankelijk worden verklaard.
Immateriële schade
Aan de benadeelde partijen
[naam benadeelde 1]en
[naam benadeelde 2]is door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden toegewezen tot een bedrag van voor ieder € 7.500,-- . De benadeelde partijen zullen voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard omdat nader onderzoek naar de gegrondheid van de vorderingen een onevenredige belasting vormt voor het strafgeding. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Overig
Omdat de verdachte het strafbare feit waarvoor schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partijen betalen is de verdachte voor dat bedrag jegens de benadeelde partijen van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partijen hebben gevorderd de te vergoeden bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 8 augustus 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de proceskosten door de benadeelde partijgemaakt. Deze kosten worden begroot aan de hand van het liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven. De rechtbank acht de vordering van de benadeelde partij zoals deze is ingediend relatief eenvoudig van aard en de onderliggende stukken gemakkelijk te doorgronden. De werkzaamheden in een voegingsprocedure zijn in het algemeen minder verstrekkend en intensief dan die in een civiele dagvaardingsprocedure. Dat geldt ook in de onderhavige zaak. Dat het gevorderde schadebedrag relatief hoog is, betekent niet zonder meer dat het indienen van de vordering tijdrovender is. De rechtbank ziet daarin aanleiding om aan te sluiten bij een tarief van een lagere categorie dan is gevorderd en zal aansluiten bij een tarief van de 3de categorie en de vordering overeenkomstig dat tarief toewijzen. Het meer of anders verzochte zal worden afgewezen.
10.5.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij
[naam benadeelde 1]een schadevergoeding betalen van
€ 277.607,42 en aan benadeelde partij
[naam benadeelde 2]een schadevergoeding van € 7.500,- vermeerderd met de wettelijke rente als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. De verdachte moet de kosten van de advocaat van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] betalen tot een bedrag van € 3.605,-- (vijf keer één punt à € 721,--). De gevorderde kosten van beveiliging worden afgewezen. Over het resterende deel van de gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen.

11..Voorlopige hechtenis

De officier van justitie heeft gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte bij de einduitspraak, dat wil zeggen met ingang van heden, op te heffen.
In het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis van 18 augustus 2021 staat dat de voorlopige hechtenis is geschorst tot aan de einduitspraak van de inhoudelijke behandeling. Dit betekent dat met de onderhavige uitspraak de schorsing van de voorlopige hechtenis eindigt en de voorlopige hechtenis herleeft. Gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten en de hoogte van de op te leggen straf, ziet de rechtbank ambtshalve geen aanleiding om de voorlopige hechtenis opnieuw te schorsen.

12.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 46, 47, 57, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

13.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

14.. Beslissing

De rechtbank:
Parketnummer 10/702011-21
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
Parketnummers 10/700420-20
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van zeven (7) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst af de vordering tot het opleggen van de maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr;
feit 3 (Merrimack)
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te betalen een bedrag van
€ 277.607,42 (zegge: tweehonderdzevenenzeventigduizend zeshonderdenzeven euro en tweeënveertig eurocent), bestaande uit
€ 270.107,42 aan materiële schade en € 7.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 8 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening en aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] een bedrag van
€ 7.500,- (zegge: zevenduizend vijfhonderd euro)aan immateriële schade, eveneens te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 8 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] met betrekking tot de persoonlijke beveiliging;
verklaart de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vorderingen; bepaalt dat dit deel van de vorderingen slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 1] gemaakt, tot op heden begroot op
€ 3.605,-aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam benadeelde 1] te betalen van
€ 277.607,42 (zegge: tweehonderdzevenenzeventigduizend euro en tweeënveertig eurocent)en ten behoeve van [naam benadeelde 2]
€ 7.500,--(hoofdsom,
zegge: zevenduizend en vijfhonderd euro) ieder vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 277.607,42niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
365 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 7.500,--niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
72 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] , waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. W.M. Stolk en M. Timmerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 juli 2022.

15..Bijlage I

Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer: 10/700420-20
1. Waning)
hij
op of omstreeks 22 mei 2020 te [plaatsnaam 2] in/uit een woning gelegen aan de [adres delict 1] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om geld en/of een of meer goederen, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorde(n), te weten aan [naam slachtoffer 4] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen; en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van inklimming een (slaapkamer)raam aan de voorzijde van deze woning is/zijn ingeklommen/binnengeklommen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. ( [plaatsnaam 5] )
hij
op of omstreeks 13 juni 2020 te [plaatsnaam 5] , in/uit een woning gelegen aan de [adres delict 3] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een kluis, in elk geval enig€ goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), zich de toegang tot de plaats van het misdrijf ad/hadden verschaft en/of die weg te nemen kluis onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3. ( Merrimack)
hij
op of omstreeks 8 augustus 2020 te [plaatsnaam 3] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigenin heeft weggenomen (een grote hoeveelheid) (kostbare) sieraden en/of sleutels en/of een tas (merk: Louis Vuitton), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
  • binnendringen/betreden van de woning en/of de tuin van deze woning van die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] en/of
  • (met kracht) beetpakken/vastpakken van die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] en/of
  • tonen/voorhouden van een mes en/of vuurwapen, althans een op een vuurapen gelijkend voorwerp aan die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] en/of
  • duwen/drukken van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen de borst, althans het lichaam van die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] en/of
  • vastbinden/knevelen (met touw en/of ducttape en/of tieraps) van die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] en/of
  • slaan/stompen op/tegen met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen ehet hoofd van die [naam slachtoffer 3] en/of
  • (daarbij) aan die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] (dreigend) toevoegen van de woorden: “kom mee naar binnen” en/of “we moeten jullie vastbinden, jullie moeten een half uur blijven zitten, anders komen we terug en dan heb je problemen” en/of “waar is de kluis” althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
4. ( [plaatsnaam 4] )
hij
op of omstreeks 28 oktober 2020 te [plaatsnaam 4] tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van (het) te plegen misdrijf/misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis
strafvan acht jaren of meer is gesteld, te weten een diefstal met geweld in vereniging (hetgeen een misdrijf genoemd in de artikelen 312 jo 47 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of afpersing in vereniging (hetgeen een misdrijf genoemd in de artikelen 317 jo 47 van het wetboek van Strafrecht oplevert) en/of diefstal in een woning in verengiing door middel van braak verbreking en/of inklimming (hetgeen een misdrijf oplevert in het artikel 311 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht0, althans (een) met (een) ander(en) te plegen misdrijf/misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, opzettelijk,
  • een gestolen (personen)auto (merk: Renault / type: Megane) en/of gestolen/valse/gedupliceerde kentekenplaten en/of
  • 4, althans één of meer bivakmutsen en/of
  • een uitschuifbare ladder en/of
  • modder en/of aarde, in elke geval een substantie (geschikt om een of meer bewakings/beveiligings-camera’s mee in te smeren, als gevolg waarvan het zicht/de scherpte van deze camera’s (sterk) afneemt)
(kennelijk) bestemd tot het in vereniging begaan van dat/die misdrijf/misdrijven, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad.
Parketnummer 10/702011-21
(Loof)
hij
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2020 tot en met 8 december 2020 te [plaatsnaam 8] en/of [plaatsnaam 1] en/of [plaatsnaam 6] en/of [plaatsnaam 3] en/of [plaatsnaam 4] en/of [plaatsnaam 7] en/of [plaatsnaam 2] en/of [plaatsnaam 5] , althans (elders) in Nederland heeft deelgenomen aan organisatie die werd gevord door hem, verdachte, en/of [naam medeverdachte 4] en/of [naam medeverdachte 2] en/of [naam verdachte] en/of [naam medeverdachte 6] en/of [naam medeverdachte 7] en/of [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 5] en/of een of meer ander(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten (onder meer)
  • diefstal(len) met geweld in vereniging (hetgeen een misdrijf genoemd in de artikelen 312 jo 47 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of
  • afpersing(en) in vereniging (hetgeen misdrijf genoemd in de artikelen 317 jo 47 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of
  • en/of diefstal(len) in/uit een woning in vereniging door middel van braak verbreking en/of inklimming (hetgeen een misdrijf in het artikel 311 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of
voorbereiding van een of meer van voornoemde misdrijven (hetgeen een misdrijf in het artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht oplevert)

Voetnoten

1.www.financieel.infonu.nl/beleggen/53218-beleggen-in-sieraden-en-juwelen.html