ECLI:NL:RBROT:2022:5548

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
8 juli 2022
Zaaknummer
10/700498-20, 10/701000-21 en 10/702018-21 (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak deelname aan criminele organisatie en veroordeling voor woninginbraken en vuurwapenbezit

Op 8 juli 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte Mega Kuroda, met parketnummers 10/700498-20, 10/701000-21 en 10/702018-21. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van deelname aan een criminele organisatie, maar hem wel veroordeeld voor het medeplegen van woninginbraken en het voorhanden hebben van vuurwapens. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de deelname aan een criminele organisatie, omdat de samenwerking tussen de verdachten niet de vereiste duurzaamheid en structuur vertoonde. De verdachte was echter wel betrokken bij twee woninginbraken, waarbij hij samen met anderen sieraden en vuurwapens heeft weggenomen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van twaalf maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De verdachte had eerder geen soortgelijke veroordelingen, maar zijn gedrag en de omstandigheden rondom de feiten leidden tot de conclusie dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend was. De rechtbank weigerde de vordering tot gevangenneming van de verdachte, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10/700498-20, 10/701000-21 en 10/702018-21 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 8 juli 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte]
,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] ,
raadsman T.H. Kapinga, advocaat te Zaandam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14, 17, 23 en 24 juni 2022.

2..Tenlastelegging

Parketnummers 10/700498-21 en 10/702018
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Parketnummer 10/701000-21
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 4 juni 2021 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is eveneens als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd komt de verdenking erop neer dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan twee woninginbraken, het voorhanden hebben van een vuurwapen en dat hij lid is geweest van een criminele organisatie.

3..Eis officier van justitie

De officieren van justitie mr. M.L. Goudzwaard en A. Boender hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig (24) maanden met aftrek van voorarrest;
  • de gevangenneming van de verdachte.

4..Motivering vrijspraak

Parketnummer 10/702018-21 Deelonderzoek Loof

4.1.
Standpunt officier van justitie
De verdachten pleegden in wisselende samenstellingen strafbare feiten. Daarnaast werden in wisselende samenstellingen voorverkenningen uitgevoerd op plaatsen waar later werd ingebroken of een overval gepleegd werd. Daarbij werd niet altijd in dezelfde samenstelling voorverkend en het strafbare feit gepleegd. Onderling werd informatie uitgewisseld. Bij de voorbereiding werd op zeer uiteenlopende wijze informatie verzameld. Twee chauffeurs hebben verklaard dat zij benaderd werden door een groep jongens om te rijden voor een inbraak. De overvallen en inbraken hadden steeds goed gestructureerd plaats, waarbij van de verschillende deelnemers werd verwacht dat zij met elkaar samenwerkten. Medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] waren niet betrokken bij de overval in [plaatsnaam 1] , maar zij waren hier wel van op de hoogte en vonden dat zij een deel van de opbrengst moesten krijgen. De verdachten maakten geregeld geld naar elkaar over, vermoedelijk verband houdend met bewezen diensten of verrekening van een buit.
Uit al deze feiten en omstandigheden blijkt dat er sprake was van een organisatie met een zekere structuur en duurzaamheid die uit was op het plegen van strafbare feiten. De verdachte heeft daaraan deelgenomen.
4.2.
Beoordeling
Van een criminele organisatie is sprake wanneer er een samenwerkingsverband is, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Daarbij hoeft niet komen vast te staan dat een persoon moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. Een dergelijk samenwerkingsverband kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie. Van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr kan slechts sprake zijn, indien de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel deze ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk.
De duurzaamheid en de structuur blijken volgens de officier van justitie uit de tijdlijn die in het proces-verbaal artikel 140 Sr is opgenomen. In deze tijdlijn staan controles van verdachten door de politie, observaties, strafbare feiten waarbij zij betrokken zouden zijn en stortingen en boekingen op bankrekeningnummers. Uit het proces-verbaal blijkt niet waaruit de structuur bestaat, anders dan dat een aantal verdachten regelmatig met elkaar wordt gezien, ook op plaatsen waar later strafbare feiten worden gepleegd. Dat de bevindingen bij observaties en controles het gevolg zijn van een duurzame samenwerking tussen verdachten blijkt niet. Er zijn geen tapgesprekken waaruit kan worden afgeleid dat verdachten georganiseerd op pad gaan. Dat de betalingen op de verschillende bankrekeningen te maken zouden hebben met bewezen diensten en te verdelen buit is onvoldoende onderbouwd doordat een link naar concrete strafbare feiten of voorverkenningen die hiermee in verband staan ontbreekt.
Hoewel meerdere telefoons zijn onderzocht, is alleen op de telefoon van medeverdachte [naam medeverdachte 3] uitgebreide informatie aangetroffen met betrekking tot mogelijke strafbare feiten. Zo is er een lijst aangetroffen met 95 notities die betrekking zouden hebben op mogelijke slachtoffers. Uit het dossier blijkt niet of de informatie in deze notities met anderen die zouden behoren tot het samenwerkingsverband is gedeeld.
Uit het dossier blijkt weliswaar dat de verdachten in wisselende combinaties strafbare feiten pleegden en regelmatig in elkaars gezelschap verkeerden, maar dat op zichzelf is onvoldoende om te kunnen spreken van een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr. Daarvoor is meer nodig dan een reeks door min of meer dezelfde personen in vereniging gepleegde strafbare feiten. Niet is gebleken dat er een onderlinge verdeling van werkzaamheden of een afstemming van activiteiten was. Het cement dat nodig is om alle afzonderlijke componenten die in het artikel 140 pv zijn genoemd te verbinden ontbreekt, zodat niet kan worden vastgesteld dat er sprake is geweest van een samenwerkingsverband dat het plegen van strafbare feiten nastreefde, tussen de personen genoemd in de tenlastelegging.
4.3.
Conclusie
De verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.

5..Waardering van het bewijs

5.1.
Parketnummer 10/700498-20 ( [straatnaam 1] )
5.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De verdachte heeft bij deze woninginbraak als chauffeur opgetreden. Hij stond bij de auto van iemand anders te wachten op degenen die de inbraak uitvoerden. Na afloop is hij naar zijn huis gereden en uitgestapt. Onder deze omstandigheden kan hooguit sprake zijn van medeplichtigheid, maar dat is niet ten laste gelegd. Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van deze inbraak.
5.1.2.
Beoordeling
Gebeurtenissen 20 en 21 november 2022Op 20 november 2020 tussen 23:30 uur en 23:45 uur is er ingebroken in de woning aan de [adres delict 1] . De bewoner was op dat moment niet thuis en kreeg om 23:43 uur een alarmmelding. Uit camerabeelden bij de woning blijkt dat drie personen elkaar helpen met naar boven klimmen. Zij hebben vervolgens de balkondeur opengebroken. Vervolgens hebben zij de slaapkamer doorzocht. Daarbij zijn twee gouden ringen en een aantal gouden kettingen weggenomen. De drie personen hebben de woning weer via hetzelfde balkon verlaten. Eén van hen loopt direct weg richting een hek voor de woning aan de straatkant, de tweede persoon pakt een naar beneden gegooide tas en loopt ook naar het hek. De derde persoon valt tijdens zijn klim naar beneden met een harde klap op de grond, staat op en loopt moeilijk achter de twee anderen aan.
Bij deze inbraak is een Opel Astra met het Belgische kenteken [kentekennummer] betrokken (“de Opel Astra”). De Opel Astra staat op naam van een familielid van de medeverdachte [naam medeverdachte 4] en werd door hem gebruikt. Uit peilbakengegevens blijkt dat de Opel Astra op 20 november 2020, drie keer naar de [straatnaam 1] is gereden. De eerste keer was in de middag tussen 16.15 uur en 17.17 uur. Er is toen een rit gemaakt vanaf de [straatnaam 2] in Rotterdam, via stops in Rotterdam-Zuid en [plaatsnaam 1] naar [plaatsnaam 2] en weer terug naar de [straatnaam 2] in Rotterdam. De woning van de familie van de medeverdachte [naam medeverdachte 4] ligt aan de [straatnaam 2] in Rotterdam. In [plaatsnaam 1] is gestopt op locaties die op korte afstand liggen van de woning van medeverdachte [naam medeverdachte 1] . In de avond rijdt de Opel Astra meerdere keren over de [straatnaam 1] . De eerste keer is tussen 21:51 uur en 22:08 uur. Er wordt een stop gemaakt vlakbij de [adres delict 1] . Daarna rijdt de Opel Astra terug naar [plaatsnaam 1] . Tussen 22:36 uur en 23:01 uur is de auto weer op de [straatnaam 1] en stopt meerdere keren in de buurt van de woning waar later wordt ingebroken. De Opel Astra rijdt daarna weer terug naar [plaatsnaam 1] . Uit het feit dat de woninginbraak kort daarna is gepleegd en de Opel Astra daarbij ook is gebruikt, leidt de rechtbank af dat tijdens deze ritten voorverkenningen werden verricht voor de later op de avond gepleegde woninginbraak.
De Opel Astra is tussen 23:27 uur en 23:45 weer over de [straatnaam 1] en langs de woning gereden. Om 23:45 uur staat de Opel Astra tegenover de woning op [huisnummer] . Gelet op het tijdstip waarop de bewoner de alarmmelding ontving, werd er rond dit tijdstip ingebroken. Na de inbraak rijdt de auto via het adres van de verdachte in [plaatsnaam 1] , waar gestopt wordt, naar het Maasstadziekenhuis in Rotterdam. Daar is medeverdachte [naam medeverdachte 1] naar binnen gegaan. Hij is ongeveer twee uur in het ziekenhuis gebleven, waarna hij weer naar buiten komt met zijn rechterarm in een mitella. Medeverdachte [naam medeverdachte 1] was in en rond het ziekenhuis in gezelschap van meerdere personen, onder wie de medeverdachte [naam medeverdachte 4] en enkele andere in het onderzoek Kuroda als verdachten aangemerkte personen. De Opel Astra is rond 03.00 ‘s nachts via verschillende adressen, waaronder dat van medeverdachte [naam medeverdachte 1] , naar het adres van de familie van de medeverdachte [naam medeverdachte 4] aan de [straatnaam 2] gereden.
Rol verdachte [naam verdachte]Uit telefoongegevens van medeverdachte [naam medeverdachte 4] blijkt dat hij op de avond van de inbraak twee gesprekken met de verdachte heeft gevoerd. Het eerste gesprek was om 22:59 uur. Op dat moment was medeverdachte [naam medeverdachte 4] op de [straatnaam 1] en vroeg aan de verdachte: “alles rustig toch?” en “was het chaos?”, waarop de verdachte antwoordt: “prima man, we zijn onderweg terug richting jullie” en “nonono geen chaos geen chaos”. Daarna zegt medeverdachte [naam medeverdachte 4] tegen de verdachte dat hij komt. Dit gesprek duidt er niet op dat de verdachte in de auto wachtte tot de anderen zouden terugkomen, maar dat hij vanaf de woning onderweg is naar de auto. Blijkbaar is er bij de woning een voorverkenning geweest. Om 23:44 uur, direct na de inbraak, belt de verdachte naar medeverdachte [naam medeverdachte 4] en zegt buiten adem tegen hem: “kom snel snel snel snel!”. In dit gesprek hijgt de verdachte alsof hij een fysieke inspanning heeft geleverd. Dit past bij het wegrennen van de woning, maar niet bij het wachten als chauffeur in de auto. Uit deze gesprekken blijkt dan ook dat de verdachte niet als chauffeur mee was, maar direct betrokken was bij de inbraak.
Niet kan worden vastgesteld dat de verdachte in de woning is geweest. Hij was wel ter plaatse tijdens een voorverkenning en ten tijde van de inbraak. Hij onderhoudt contact met medeverdachte [naam medeverdachte 4] , naar het lijkt over de situatie bij de woning tijdens de voorverkenning (“geen chaos”), en hij vraagt medeverdachte [naam medeverdachte 4] snel te komen op het moment dat de inbraak is voltooid. Na de inbraak is de verdachte thuis afgezet met de Opel Astra, waarna deze auto met daarin in ieder geval medeverdachten [naam medeverdachte 4] en [naam medeverdachte 1] door is gereden naar het ziekenhuis. Dit alles duidt op een gezamenlijke uitvoering van de inbraak en de voorbereiding daarop. De rol van de verdachte hierin is niet ondergeschikt en overstijgt de rol van medeplichtige.
5.1.3.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de woninginbraak aan de [adres delict 1] .
5.2.
Parketnummer 10/701000-21 ( [straatnaam 3] )
5.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Uit de foto’s die op de telefoon van de verdachte zijn aangetroffen kan niet worden afgeleid dat hij het daarop afgebeelde wapen zelf heeft gestolen of voorhanden heeft gehad. Dat kan evenmin volgen uit getapte gesprekken. Ook van de subsidiair ten laste gelegde heling moet de verdachte worden vrijgesproken.
5.2.2.
Beoordeling
InleidingTussen 27 november 13.30 uur en 28 november 14.15 uur is er ingebroken in een woning aan de [adres delict 2] . De bewoners waren op dat moment niet thuis. Het hele huis is overhoop gehaald en de wapenkluis is geopend. Daaruit zijn twee jachtgeweren weggenomen, ongeveer 25 dozen met bijbehorende munitie en twee gouden munten. Bij één van de jachtgeweren, een dubbelloops geweer van het type Baretta 692 black sporter, hoorde een groene draagtas. De munitie zat in drie verschillende type dozen van het merk Gamebore: Black Gold, White Gold en Supersteel. Op één van de gouden munten stond een neushoorn afgebeeld en op de ander stond onder meer “Samint”, “R2” en “24 Carat Gold”. Bij de inbraak is schade ontstaan aan de achterdeur, de kluis en de muur naast de kluis.
Betrokkenheid verdachteIn de telefoon van de verdachte zijn twee foto’s aangetroffen waarop een persoon te zien is die een dubbelloops jachtgeweer vasthoudt en een been van een ander persoon. Op de achtergrond is een groene draagtas te zien. De foto’s zijn op 28 november 2020 om 00:35 uur op de telefoon van de verdachte verschenen dan wel met die telefoon gemaakt. De aangever heeft zijn dubbelloops jachtgeweer en de draagtas op de foto’s herkend aan specifieke kenmerken zoals de chokes op de dubbele loop, de kleurstelling, merk en type van het geweer, een beschadiging en de draagtas. De foto is gemaakt in de gang van de kelder van de [adres] .
In een kruipruimte in de kelder van [adres] zijn twee lege dozen munitie van het merk Gamebore Supersteel en Black Gold aangetroffen, vergelijkbaar met de dozen die zijn weggenomen uit de woning.
Uit de zoekgeschiedenis van de telefoon van de verdachte blijkt dat op 29 november 2020 gezocht is naar “samint munt”, “goudkoers per gram”, “samint R2 24carat” en “samint neushoorn munt”.
De verdachte heeft vanuit de penitentiaire inrichting veelvuldig gebeld met vrienden. Het betreft gesprekken in de periode tussen 18 december 2020 en 21 januari 2021. Er wordt gebruik gemaakt van versluierde taal. Gesproken wordt over “kindjes” en “neefjes”. De interpretatie die de politie aan die woorden geeft, namelijk dat de verdachte het hier over wapens en munitie heeft, is door de verdediging niet betwist en vindt steun in het dossier zodat ook de rechtbank van deze betekenis uitgaat. De verdachte geeft zijn vrienden opdracht om te controleren of zijn wapens nog in hun kantoortje liggen. Het zou gaan om twee grote wapens met munitie die in een kruipruimte onder een mat lagen. De vrienden worden geïnstrueerd om een wapen te verplaatsen, daarbij een doek om het wapen te doen en de tas vol met munitie alvast erbij te doen. Op enig moment heeft de verdachte voor het grote wapen kennelijk een koper gevonden die hij heeft ontmoet in de gevangenis. Zijn vrienden moeten gaan kijken of het grote wapen nog in de kruipruimte ligt. Over een klein wapen, dat kennelijk in dezelfde ruimte ligt, meldt de verdachte niks te zeggen te hebben omdat die van “de groep” is. Uit de aanwijzingen die de verdachte aan zijn vrienden geeft omtrent de locatie waar deze wapens en munitie liggen, heeft de politie afgeleid dat het om een kruipluik bij een flat aan de [adres] gaat. Dit betreft dezelfde locatie als waar de lege dozen munitie zijn gevonden en waar de foto van het jachtgeweer genomen.
De verdachte heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen en geen verklaring gegeven voor de aangetroffen foto’s en zoektermen die in rechtstreeks verband staan met de woninginbraak in [plaatsnaam 1] . Evenmin heeft hij verklaard over de telefoongesprekken over wapens.
Het feit dat de verdachte kort na de inbraak foto’s op zijn telefoon heeft staan van een bij de inbraak weggenomen geweer en de dag na de inbraak op het internet zoektermen invult gerelateerd aan de munten die ook bij deze inbraak zijn weggenomen, duidt in de eerste plaats tenminste op wetenschap van (de buit bij) die diefstal. Dit wordt ondersteund door de lege dozen munitie van hetzelfde type dat is gestolen, die zijn aangetroffen in de kruipruimte die de verdachte als “ons kantoortje” aanduidt, wat ook de plek is waar de foto’s met de wapens die in zijn telefoon staan zijn gemaakt.
De doorslag geven de tapgesprekken vanuit de PI. De verdachte praat dan over wapens waarover hij beschikkingsmacht heeft. Hij weet waar de wapens zouden moeten liggen, geeft specifieke aanwijzingen over de locatie en heeft een koper voor het grote wapen gevonden. Hoewel hij van een ander wapen zegt dat hij daar niks over te zeggen heeft, heeft hij dat kennelijk over dit wapen wel. Het is niet aannemelijk dat de verdachte een koper zou regelen voor een wapen dat niet van hem is. Uit de gesprekken blijkt ook dat de verdachte hier geld voor zal ontvangen. Bij gebreke van enige andere aannemelijke verklaring doelt de verdachte met het “grote kind” op het dubbelloops jachtgeweer waarvan een foto in zijn telefoon is aangetroffen.
Op grond van de hiervoor opgesomde omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien en bij gebreke van een andere aannemelijke verklaring, komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte degene is die samen met anderen de inbraak heeft gepleegd en de wapens, munitie en munten heeft weggenomen.
5.2.3.
Conclusie
Dit alles leidt tot de conclusie dat feit 1 (primair) wettig en overtuigend bewezen kan worden. Uit het voorgaande volgt ook dat de verdachte het dubbelloops jachtgeweer voorhanden heeft gehad in de ten laste gelegde periode, zodat ook feit 2 bewezen kan worden verklaard.
5.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Parketnummer 10/700498-20
( [straatnaam 1] )
hij
op 20 november 2020 te [plaatsnaam 2] , in/ een woning gelegen aan de [straatnaam 1] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen gouden sieraden, toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededaders, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hadden verschaft door middel van braak en inklimming;
Parketnummer 10/701000-21
(zaak [straatnaam 3] )
1. primair
hij
in de periode van 27 november 2020 tot en met 28 november 2020, in/ een woning, gelegen aan de [straatnaam 3] , te [plaatsnaam 1] tezamen en in vereniging met een ander of anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee vuurwapens (te weten twee jachtgeweren van het merk/type: Baretta A400 en merk/type: Baretta 692) en 25, dozen munitie en twee gouden munten, toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , zulks nadat hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik had gebracht door middel van braak ;
2.
hij
in de periode van 28 november 2020 tot en met 19 januari 2021 te [plaatsnaam 1] , een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een dubbelloops jachtgeweer/hagelgeweer, van het merk/type: Baretta/692 kaliber 12 gauge, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer: 10/700498-20 ( [straatnaam 1] )
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Parketnummer 10/701000-21 ( [straatnaam 3] )

1..(primair)

diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;

2.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.1.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met anderen in een tijdsbestek van één week twee woninginbraken gepleegd. Hiermee heeft hij een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de bewoners en gevoelens van angst en onveiligheid bij hen veroorzaakt. Daarnaast heeft de verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de bewoners door sieraden, jachtgeweren en gouden munten weg te nemen. Bovendien worden door dit soort feiten de gevoelens van onveiligheid in de samenleving versterkt, bij buurtbewoners in het bijzonder. De verdachte heeft zich van deze gevolgen kennelijk geen rekenschap gegeven en heeft slechts oog gehad voor zijn eigen gewin.
Verder heeft de verdachte een vuurwapen voorhanden gehad, namelijk een jachtgeweer dat bij één van de woninginbraken is weggenomen. Daarmee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een ernstig feit dat een gevaar voor de veiligheid van andere personen met zich brengt, zeker nu ook voor het jachtgeweer geschikte munitie is gestolen en hiermee dus daadwerkelijk geschoten had kunnen worden. Bovendien heeft de verdachte geprobeerd dit vuurwapen te verkopen.
8.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 mei 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Wel liep de verdachte nog in een proeftijd van een veroordeling wegens uitgaansgeweld.
8.2.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 11 februari 2021. Dit rapport houdt onder meer het volgende in. De verdachte lijkt beïnvloedbaar te zijn. Hij heeft een mbo-opleiding afgerond en lijkt over een arbeidsethos te beschikken. Ondanks deze positieve uitgangspositie komt de verdachte toch regelmatig bij justitie in beeld waarbij zijn vriendengroep een risicofactor lijkt te zijn. Het recidiverisico wordt gemiddeld tot hoog ingeschat. Ondanks dat de verdachte zegt niet mee te willen werken aan een reclasseringstraject, wordt geadviseerd bijzondere voorwaarden op te leggen, te weten een meldplicht, een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden en een contactverbod met de medeverdachten.
De verdachte heeft op dit moment een fulltime dienstbetrekking voor bepaalde tijd met uitzicht op een verlenging.
8.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Voor het voorhanden hebben van een vuurwapen geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf van vier maanden, voor een enkele woninginbraak drie maanden. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij nauwelijks openheid van zaken heeft gegeven. Hij heeft geen blijk gegeven van enig inzicht in het kwalijke van zijn handelen en de ernst van de feiten. Hoewel het positief is dat de verdachte aan het werk is, zijn de gepleegde feiten te ernstig om te volstaan met een onvoorwaardelijke straf die gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten (zes maanden). Voor het opleggen van een voorwaardelijke straf en het opleggen van bijzondere voorwaarden ziet de rechtbank evenmin aanleiding.
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9..Voorlopige hechtenis

De voorlopige hechtenis van de verdachte is met ingang van 7 juni 2021 opgeheven wegens het ontbreken van gronden. De officier van justitie heeft gevorderd om bij einduitspraak de gevangenneming te bevelen. De verdediging heeft gevraagd die vordering af te wijzen.
De rechtbank ziet gelet op het restant van de op te leggen straf geen aanleiding om de gevangenneming te bevelen en zal de vordering afwijzen.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.. Beslissing

De rechtbank:
Parketnummer 10/702018-21
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
Parketnummer 10/701000-21
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
Parketnummer: 10/700498-20
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
Parketnummers: 10/700498-20 en 10/701000-21
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van twaalf (12) maanden,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
wijst af de vordering gevangenneming.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
mrs. W.M. Stolk en M. Timmerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 juli 2022.

13..Bijlage I

Tekst tenlasteleggingen
aan de verdachte wordt tenlastegelegd dat
Parketnummer 10/700498-20
( [adres delict 1] )
hij
op of omstreeks 20 november 2020 te [plaatsnaam 2] , in/uit een woning gelegen aan de [straatnaam 1] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (gouden) sieraden, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), zich de toegang tot de plaats van het misdrijf had/hadden verschaft en/of die weg te nemen (gouden) sieraden onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Parketnummer 10/701000-21 (tekst gewijzigde tenlastelegging)
1. zaak [straatnaam 3] )
hij
in of omstreeks de periode van 27 november 2020 tot en met 28 november 2020, in/uit een woning, gelegen aan de [straatnaam 3] , te [plaatsnaam 1] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee vuurwapens (te weten twee jachtgeweren van het merk/type: Baretta A400 en/of merk/type: Baretta 692) en/of 25, althans meerdere dozen munitie en/of twee gouden munten, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, zulks nadat hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik had gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(subsidiair)
hij
in of omstreeks de periode van 28 november 2020 tot en met 8 december 2020 te [plaatsnaam 1] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) goed(eren), te weten een vuurwapen (zijnde een jachtgeweer van het merk/type: Baretta 692) heeft verworven en/of heeft voorhanden gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf, namelijk door diefstal, althans door enig (ander) misdrijf, verkregen goed(eren) betrof;
2.
hij
in of omstreeks de periode van 28 november 2020 tot en met 19 januari 2021 te [plaatsnaam 1] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een dubbelloops jachtgeweer/hagelgeweer, van het merk/type: Baretta/692 kaliber 12 gauge, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, voorhanden heeft gehad.
Parketnummer 10/702018-21
(zaak Loof)
Hij
Op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2020 tot en met 8 december 2020 te [plaatsnaam 3] en/of [plaatsnaam 1] en/of [plaatsnaam 4] en/of [plaatsnaam 5] en/of [plaatsnaam 6] en/of [plaatsnaam 2] en/of [plaatsnaam 7] en/of [plaatsnaam 8] , althans (elders) in Nederland heeft deelgenomen aan organisatie die werd gevord door hem, verdachte, en/of [naam medeverdachte 5] en/of [naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 6] en/of [naam medeverdachte 7] en/of [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 4] en/of een of meer ander(en), welke organisatie tot oogmwerk had het plegen van misdrijven, te weten (onder meer)
  • diefstal(len) met geweld in vereniging (hetgeen een misdrijf genoemd in de artikelen 312 jo 47 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of
  • afpersing(en) in vereniging (hetgeen misdrijf genoemd in de artikelen 317 jo 47 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of
  • en/of diefstal(len) in/uit een woning in vereniging door middel van braak verbreking en/of inklimming (hetgeen een misdrijf in het artikel 311 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of
  • voorbereiding van een of meer van voornoemde misdrijven (hetgeen een misdrijf in het artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht oplevert).