ECLI:NL:RBROT:2022:5547

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
8 juli 2022
Zaaknummer
10/700438-20 en 10/702013-21 (gevoegd ttz)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak deelname aan criminele organisatie en veroordeling voor poging woninginbraak en woningoverval met geweld

Op 8 juli 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, Mega Kuroda, met parketnummers 10/700438-20 en 10/702013-21. De verdachte werd vrijgesproken van deelname aan een criminele organisatie, maar werd wel veroordeeld voor het medeplegen van een poging tot woninginbraak en een gewapende woningoverval. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de deelname aan een criminele organisatie, omdat de samenwerking tussen de verdachten niet de vereiste duurzaamheid en structuur vertoonde. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan de poging tot inbraak op 22 mei 2020 en de woningoverval op 8 augustus 2020, waarbij geweld werd gebruikt tegen de bewoners. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van vijf jaar en zes maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werden vorderingen van benadeelde partijen deels toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding voor de geleden materiële en immateriële schade. De rechtbank weigerde de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, gezien de ernst van de feiten en de hoogte van de opgelegde straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10/700438-20 en 10/702013-21 (gevoegd ttz)
Datum uitspraak: 8 juli 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
raadsman mr. W.J. van Bel, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14, 17, 23 en 24 juni 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een woningoverval, een poging tot een inbraak en deelname aan een criminele organisatie.

3..Eis officier van justitie

De officieren van justitie mrs. M.L. Goudzwaard en A. Boender hebben gevorderd:
Parketnummers 10/700438-20 en 10/702013-21
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van acht (8) jaren met aftrek van voorarrest;
  • opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte bij einduitspraak.
Parketnummer 10/702013-21 (feit 2 Merrimack)
- oplegging van een vrijheidsbenemende maatregel, inhoudende een locatieverbod voor de straat van aangevers voor de duur van 5 (vijf) jaren, met bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid.

4..Motivering vrijspraak

Parketnummer 10/702013-21 (zaaksdossier Loof)

4.1.
Standpunt officier van justitie
De verdachten pleegden in wisselende samenstellingen strafbare feiten. Daarnaast werden in wisselende samenstellingen voorverkenningen uitgevoerd op plaatsen waar later werd ingebroken of een overval gepleegd werd. Daarbij werd niet altijd in dezelfde samenstelling voorverkend en het strafbare feit gepleegd. Onderling werd informatie uitgewisseld. Bij de voorbereiding werd op zeer uiteenlopende wijze informatie verzameld. Twee chauffeurs hebben verklaard dat zij benaderd werden door een groep jongens om te rijden voor een inbraak. De overvallen en inbraken hadden steeds goed gestructureerd plaats, waarbij van de verschillende deelnemers werd verwacht dat zij met elkaar samenwerkten. De medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] waren niet betrokken bij de overval in [plaatsnaam 4], maar zij waren hier wel van op de hoogte en vonden dat zij een deel van de opbrengst moesten krijgen. De verdachten maakten geregeld geld naar elkaar over, vermoedelijk verband houdend met bewezen diensten of verrekening van een buit.
Uit al deze feiten en omstandigheden blijkt dat er sprake was van een organisatie met een zekere structuur en duurzaamheid die uit was op het plegen van strafbare feiten. De verdachte heeft daaraan deelgenomen.
4.2.
Beoordeling
Van een criminele organisatie is sprake wanneer er een samenwerkingsverband is, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Daarbij hoeft niet komen vast te staan dat een persoon moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. Een dergelijk samenwerkingsverband kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie. Van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr kan slechts sprake zijn, indien de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel deze ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk.
De duurzaamheid en de structuur blijken volgens de officier van justitie uit de tijdlijn die in het proces-verbaal “artikel 140 Sr” is opgenomen. In deze tijdlijn staan controles van verdachten door de politie, observaties, strafbare feiten waarbij zij betrokken zouden zijn en stortingen en boekingen op bankrekeningnummers. Uit het proces-verbaal blijkt niet waaruit de structuur bestaat, anders dan dat een aantal verdachten regelmatig met elkaar wordt gezien, ook op plaatsen waar later strafbare feiten worden gepleegd. Dat de bevindingen bij observaties en controles het gevolg zijn van een duurzame samenwerking tussen verdachten blijkt niet. Er zijn geen tapgesprekken waaruit kan worden afgeleid dat verdachten georganiseerd op pad gaan. Dat de betalingen op de verschillende bankrekeningen te maken zouden hebben met bewezen diensten en te verdelen buit is onvoldoende onderbouwd doordat een link naar concrete strafbare feiten of voorverkenningen die hiermee in verband staan ontbreekt.
Hoewel meerdere telefoons zijn onderzocht, is alleen op de telefoon van medeverdachte [naam medeverdachte 3] uitgebreide informatie aangetroffen met betrekking tot mogelijke strafbare feiten. Zo is er een lijst aangetroffen met 95 notities die betrekking zouden hebben op mogelijke slachtoffers. Uit het dossier blijkt niet of de informatie in deze notities met anderen die zouden behoren tot het samenwerkingsverband is gedeeld.
Uit het dossier blijkt weliswaar dat de verdachten in wisselende combinaties strafbare feiten pleegden en regelmatig in elkaars gezelschap verkeerden, maar dat op zichzelf is onvoldoende om te kunnen spreken van een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr. Daarvoor is meer nodig dan een reeks door min of meer dezelfde personen in vereniging gepleegde strafbare feiten. Niet is gebleken dat er een onderlinge verdeling van werkzaamheden of een afstemming van activiteiten was. Het cement dat nodig is om alle afzonderlijke componenten die in het artikel 140 pv zijn genoemd te verbinden ontbreekt, zodat niet kan worden vastgesteld dat er sprake is geweest van een samenwerkingsverband dat het plegen van strafbare feiten nastreefde, tussen de personen genoemd in de tenlastelegging.
4.3.
Conclusie
De verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.

5..Waardering van het bewijs

Parketnummer 10/700438-20

5.1.
feit 1 (zaaksdossier Waning)
5.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Volgens de verdediging heeft het openbaar ministerie onvoldoende wettig en overtuigend bewijs gepresenteerd om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daartoe is - kort samengevat - aangevoerd dat op basis van de zendmastgegevens niet kan worden vastgesteld dat de verdachte samen met de medeverdachten een gezamenlijke reisbeweging richting Gouda heeft gemaakt. Dat bij de verdachte een Arsenal trainingsbroek is aangetroffen die lijkt op de broek die één van de inbrekers aan heeft, kan niet tot een herkenning van de verdachte leiden.
5.1.2.
Beoordeling
Op 22 mei 2020 heeft op klaarlichte dag, rond 14.15 uur, een poging woninginbraak plaats gehad aan de [adres delict 1]. De bewoonster was thuis. Toen zij gestommel hoorde en iets hoorde omvallen, is zij naar buiten gerend en heeft zij om hulp geroepen. Vervolgens zag zij iemand aan de voorkant van de woning uit het slaapkamerraam naar beneden springen en twee anderen aan de voorkant van het huis over een hek springen.
Op camerabeelden bij de woning is te zien dat drie mannen uit een witte Volkswagen Polo stappen en gebukt naar de oprit van de woning lopen. De witte Volkswagen met kenteken [kentekennummer] stond op naam van de medeverdachte [naam medeverdachte 4]. [naam medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij drie personen op het Noordereiland in Rotterdam heeft opgehaald en naar een woonwijk in [plaatsnaam 1] heeft gebracht. Verder heeft [naam medeverdachte 4] verklaard dat hij de drie mannen later weer heeft teruggebracht naar Rotterdam en dat hij daarbij via Gouda is gereden. Op 29 oktober 2020 is [naam medeverdachte 4] door de rechtbank Rotterdam veroordeeld voor medeplichtigheid aan deze poging woninginbraak.
Door de verdediging is niet weersproken dat verdachte gebruik maakte van het telefoonnummer eindigend op 472.
Uit zendmastgegevens van dit telefoonnummer blijkt dat op 22 mei 2020 om 13.33 uur een zendmast in Rotterdam wordt aangestraald. Vervolgens wordt van 14.02 tot 14.14 uur, het moment van de poging woninginbraak, een zendmast aangestraald in [plaatsnaam 1] op 700 meter van de woning aan de [straatnaam]. Dit past bij de verklaring van [naam medeverdachte 4] dat hij drie personen heeft opgehaald in Rotterdam, waar de verdachte woont, en naar [plaatsnaam 1] heeft gebracht. Uit deze zendmastgegevens in combinatie met de verklaring van [naam medeverdachte 4] volgt dan ook de conclusie dat de verdachte samen met (in elk geval) [naam medeverdachte 4] van Rotterdam naar [plaatsnaam 1] is gereden. Bovendien plaatsen de zendmastgegevens de verdachte nabij de plaats delict op het moment dat de drie mannen geprobeerd hebben om in de woning in te breken.
Deze voor de verdachte belastende conclusie vindt steun in de overige bevindingen in het dossier. Zo is in de slaapkamer van de verdachte een Arsenal trainingsbroek aangetroffen die sterk lijkt op de broek van de man die uit het slaapkamerraam sprong. Op die beelden is te zien dat deze persoon een donkere huidskleur heeft net als de verdachte. Daarnaast is in een telefoon van de verdachte een notitie aangetroffen met het adres waar geprobeerd is in te breken. Deze notitie is twaalf dagen voor de poging inbraak voor het laatst bewerkt. De verdachte heeft geen verklaring gegeven voor deze voor hem belastende bevindingen, maar zich steeds op zijn zwijgrecht beroepen.
5.1.3.
Conclusie
Deze feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, brengen de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte als één van de daders bij de poging woninginbraak is betrokken geweest. Een en ander betekent dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 ten laste gelegde poging woninginbraak.
5.2.
feit 2 (zaaksdossier Merrimack)
5.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is - kort samengevat - aangevoerd dat de resultaten van het DNA-onderzoek niet aantonen dat de verdachte op de plaats delict is geweest. De koorden waarop DNA-sporen van de verdachte zijn aangetroffen, zijn door de daders meegenomen en zijn dus niet uit de woning van de aangevers afkomstig. Verder is het niet onwaarschijnlijk dat het celmateriaal met DNA van de verdachte op de telefoon van de aangeefster is terecht gekomen via de handschoen van één van de daders.
5.2.2.
Beoordeling
Op 8 augustus 2020 is een woningoverval gepleegd aan de [adres delict 2]. De bewoners (aangever en aangeefster) zaten in hun achtertuin op het moment dat vier overvallers de achtertuin in kwamen rennen. Eén van hen droeg een vuurwapen, althans een voorwerp dat daar op lijkt, en een ander een mes met een lemmet van ongeveer 30 centimeter. Beide aangevers werden gedwongen de woning in te gaan. De aangever is met het vuurwapen geslagen en het vuurwapen is tegen zijn borst en hoofd gedrukt. Hij liep snijwonden op aan zijn schouder en een been. Ook bij de aangeefster is het vuurwapen tegen haar borst gedrukt. De aangevers zijn met tiewraps en touw vastgebonden en met ducttape aan een stoel vastgebonden. De overvallers vroegen naar geld, de kluis en sieraden en zijn uiteindelijk vertrokken met onder andere kostbare sieraden en een Louis Vuitton tas. Ook de telefoon van aangeefster werd meegenomen. Deze is later in een kliko bij het huis teruggevonden.
In de woning is forensisch onderzoek verricht. Uit bemonsteringen van de knopen van een touw dat gebruikt is om de aangevers mee vast te binden, is een DNA-mengprofiel verkregen. Ook uit bemonsteringen van de telefoon van de aangeefster is een DNA-mengprofiel verkregen. Uit TMFI-rapportages van 1 en 22 februari 2021 blijkt dat de resultaten van het onderzoek “extreem veel waarschijnlijker” zijn wanneer de bemonsteringen van zowel het touw als de bemonsteringen van de telefoon DNA bevatten van de verdachte dan wanneer deze DNA bevatten van twee onbekende personen. Deze forensische onderzoeksbevindingen zijn belastend voor de verdachte en plaatsen hem op de plaats delict.
De verdediging heeft niet concreet gemaakt hoe het DNA van verdachte via overdracht op de telefoon van de aangeefster terecht zou zijn gekomen. De verdachte heeft zich op vragen over de aangetroffen DNA-sporen op zijn zwijgrecht beroepen. Er is geen begin van aannemelijkheid van een scenario waarin de verdachte op enig moment in contact is geweest met een handschoen van een van de daders. Laat staan dat het celmateriaal van de verdachte vervolgens via die handschoen op de telefoon van het slachtoffer is terechtgekomen. Het alternatieve scenario van de verdediging ten aanzien van de DNA-sporen, wordt dan ook als onaannemelijk terzijde geschoven.
De beide aangevers en getuige [naam getuige] hebben verklaard dat één van de overvallers een donkere huidskleur heeft. De verdachte past in dit signalement.
5.2.3.
Conclusie
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot het oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 ten laste gelegde woningoverval.
5.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde onder
parketnummer 10/700438-20heeft begaan op die wijze dat:
1. Zaak Waning
hij
op 22 mei 2020 te [plaatsnaam 1] in een woning gelegen aan de [adres delict 1] tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om geld en/of een of meer goederen, dat/die toebehoorde(n)aan [naam slachtoffer 1], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen; en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van inklimming een slaapkamerraam aan de voorzijde van deze woning is/binnengeklommen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. Zaak Merrimack
hij
op 8 augustus 2020 te [plaatsnaam 2], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een grote hoeveelheidkostbare sieraden en sleutels en een tas (merk: Louis Vuitton), toebehorende aan [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en/gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en andere deelnemers van voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
  • Binnendringen van de tuin van deze woning van die [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] en
  • met kracht beetpakken/vastpakken van die [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] en
  • tonen/voorhouden van een mes en vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] en
  • duwen/drukken van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen de borst, van die [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] en
  • vastbinden/knevelen met touw en ducttape en tie-wraps van die [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] en
  • slaan met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 3] en
  • daarbij aan die [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] dreigend toevoegen van de woorden: “kom mee naar binnen” en “we moeten jullie vastbinden, jullie moeten een half uur blijven zitten, anders komen we terug en dan heb je problemen” en “waar is de kluis”
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feiten

Parketnummer: 10/700438-20

De bewezen feiten leveren op:
feit 1. (Waning)
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
feit 2. (Merrimack)
diefstal voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, en bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.1.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een uiterst lafhartige gewapende woningoverval. Op klaarlichte dag is hij met drie mededaders de tuin in gerend waar de twee bewoners op dat moment waren. De overvallers hadden een vuurwapen en een mes bij zich en dwongen de bewoners naar binnen, waar één van hen met het wapen is geslagen en beiden het vuurwapen tegen het lichaam en hoofd gedrukt hebben gekregen. De mannelijke bewoner is getrapt en geslagen en heeft blauwe plekken en snijwonden opgelopen. Beide bewoners zijn vastgebonden aan een stoel en hebben gedurende twintig minuten moeten toekijken hoe de overvallers op zoek waren naar hun waardevolle sieraden. De bewoners werden constant bewaakt en er werd geprobeerd armbanden van de pols van de bewoonster af te halen met een briefopener.
De bewoners hebben doodsangsten uitgestaan. De verdachte is binnengedrongen op een plek waar zij zich veilig voelden. Beiden zijn in behandeling bij een psycholoog voor de verwerking van het door de overval opgelopen trauma. De verdachte heeft zich om de gevolgen die zijn daden voor de bewoners zouden hebben kennelijk niet bekommerd maar zich enkel laten leiden door financiële motieven. Daarmee heeft hij een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Daarnaast heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van de aangevers door een grote hoeveelheid kostbare sieraden weg te nemen.
Ook is de verdachte op klaarlichte dag een woning binnengedrongen met de bedoeling daar spullen weg te nemen. Toen de bewoonster onraad rook en ging kijken wat er aan de hand was, is de verdachte er samen met zijn mededaders vandoor gegaan. De bewoonster heeft hen gezien terwijl de verdachte uit het raam sprong en de twee andere personen zich vanuit hun schuilplaats uit de voeten maakten. Dat dit zeer beangstigend voor de bewoonster is geweest spreekt voor zich.
Voor beide feiten geldt dat niet alleen de directe slachtoffers daarvan nadeel ondervinden. Dergelijke feiten veroorzaken ook sterke gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving in het algemeen.
De verdachte heeft zich gedurende het onderzoek voortdurend op zijn zwijgrecht beroepen en dus ook op geen enkele wijze verantwoordelijkheid genomen voor zijn rol bij de strafbare feiten. Hij heeft geen blijk gegeven van enig inzicht in het kwalijke van zijn handelen en de ernst van de angst en de schade die hij bij de slachtoffers heeft veroorzaakt. Dat rekent de rechtbank de verdachte aan.
8.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 mei 2022, waaruit blijkt dat de verdachte veelvuldig eerder is veroordeeld voor woninginbraken.
Rapportages
Reclassering Nederland, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 1 juni 2022. Volgens dit rapport is sprake van een delictpatroon, vermoedelijk vanuit een financieel motief. Het is uitermate zorgelijk dat de verdachte wederom met justitie in aanraking is gekomen en dat gebruik is gemaakt van een vuurwapen. De reclassering adviseert bijzondere voorwaarden op te leggen waaronder ambulante behandeling en woonbegeleiding. Op dit moment werkt de verdachte bij Post NL en Zalando.
8.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies. Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken doorgaans worden opgelegd. Hoewel het positief is dat de verdachte thans betaald werk heeft en er contacten met de reclassering zijn, ziet de rechtbank geen aanleiding een deels voorwaardelijke straf op te leggen. De verdachte heeft geen inzicht gegeven in zijn handelen en bovendien is een voorwaardelijke strafdeel niet passend gelet op de aard en ernst van de feiten. Niettemin komt de rechtbank tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een kortere duur dan de officier van justitie heeft geëist, omdat de rechtbank deelname van de verdachte aan een criminele organisatie niet bewezen acht. De rechtbank zal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van vijf-en-een-half jaar.
De rechtbank ziet, mede gelet op de duur van de op te leggen gevangenisstraf, geen aanleiding om daarnaast een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Sv op te leggen, zodat de daartoe strekkende vordering van de officier van justitie zal worden afgewezen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9..Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

Feit 2 (Merrimack)

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd:
[naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] ter zake van het onder parketnummer 10/700438-20 onder 2 ten laste gelegde strafbare feit.
Zij vorderen, na vermindering van eis, vergoeding van materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het gaat om de volgende schadeposten.
Benadeelde partij
Materiële schade
Immateriële schade
[naam benadeelde 1]
€ 15.000,--
Weggenomen goederen en sieraden
€ 182.884,-- (Verenigde Staten)
€ 261.500,-- (Cartier)
Kosten psycholoog
€ 6.459,--
Vervanging sloten
€ 2.148,42
Kosten beveiliging
€ 13.869,63
Toekomstige medische kosten
€ 20.000,--
[naam benadeelde 2]
€ 15.000,--
Toekomstige medische kosten
€ 20.000,--
Daarnaast heeft de benadeelde [naam benadeelde 1] gevorderd de verdachte te veroordelen in de kosten van rechtsbijstand. Voor de hoogte daarvan wordt aangeknoopt bij het liquidatietarief in handelszaken dat hoort bij de omvang van de ingediende vordering. Er wordt een bedrag gevorderd van € 16.070,- te weten vijf keer één punt à € 3.214 (tarief VII).
9.1.
Standpunt officier van justitie
De vorderingen voor de gestelde materiële en immateriële schade dienen te worden toegewezen, inclusief de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.
Standpunt verdediging
De vorderingen van de benadeelde partijen dienen primair niet ontvankelijk te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak van de verdachte. Subsidiair dienen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te worden verklaard met betrekking tot de materiële schade.
De beoordeling van de omvang van de geleden schade met betrekking tot de sieraden vormt een onevenredige belasting van het strafgeding, gelet op de grote hoeveelheid sieraden die is weggenomen. Aangezien een taxatie ontbreekt kan de omvang van de schade niet worden vastgesteld. Uit de vordering blijkt niet dat de benadeelde partijen zelf schade hebben geleden met betrekking tot persoonlijke beveiliging en vervanging van sloten, nu deze kosten door de B.V. van benadeelde [naam benadeelde 1] zijn voldaan. De gevorderde toekomstige medische kosten zijn evenmin voor toewijzing vatbaar omdat de omvang daarvan (nog) niet vaststaat. Beoordeling van dit deel van de vordering vormt daarom een onevenredige belasting voor het strafgeding. De vorderingen van de benadeelde partijen met betrekking tot de geleden immateriële schade dienen te worden gematigd, evenals de opgevoerde kosten voor rechtsbijstand.
9.3.
Beoordeling
Materiële schade
Aan de benadeelde partijen
[naam benadeelde 1]en
[naam benadeelde 2]is door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade toegebracht. In het navolgende zal de gegrondheid en de omvang van de vorderingen worden beoordeeld.
Vordering benadeelde [naam benadeelde 1]
Sieraden
De waarde van een zaak is in het algemeen te stellen op de marktwaarde of vervangingswaarde in het economisch verkeer. Het gaat erom dat de benadeelde partij in de positie wordt gebracht waarin zij zonder het schade toebrengende feit zou hebben verkeerd. Dit betekent dat moet worden vastgesteld wat de waarde van in dit geval de sieraden was op het moment van de overval. Voor de sieraden die zijn aangekocht bij Cartier, is dat de aankoopprijs. Uit algemeen toegankelijke informatie op het internet [1] blijkt dat de aankoop van sieraden van Cartier een waardevaste investering is. De voor deze sieraden gevorderde schade die is gebaseerd op de met facturen onderbouwde aankoopprijzen, kan dan ook worden toegewezen.
Dit is anders voor de sieraden die in de Verenigde Staten zijn aangekocht. Van deze sieraden staat niet vast dat ze waardevast zijn omdat verdere gegevens over de juwelier waar deze sieraden zijn gekocht ontbreken. De waarde van deze sieraden had dan ook met een taxatie onderbouwd moeten worden. Nader onderzoek naar de waarde van deze sieraden ten tijde van de overval vormt een onevenredige belasting voor het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom in dit deel van de vordering niet ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Kosten psycholoogDe vordering tot vergoeding van therapiekosten is door de benadeelde partij [naam benadeelde 1] voldoende onderbouwd en onweersproken gebleven. De vordering zal worden toegewezen.
Kosten slotenHet deel van de vordering met betrekking tot vervanging van de sloten van de woning, is voldoende onderbouwd en zal, ondanks betwisting daarvan door de verdachte worden toegewezen omdat er een rechtstreeks verband bestaat tussen de overval en de vervanging van de sloten, omdat er sleutels zijn weggenomen. Dat de kosten door de persoonlijke B.V. van [naam benadeelde 1] zijn voldaan staat evenmin aan toewijzing in de weg.
Kosten beveiligingAangevoerd is dat de kosten met betrekking tot de persoonlijke beveiliging van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] noodzakelijk waren wanneer zij een event bezoekt, omdat bij haar gevoelens van angst en onveiligheid zijn veroorzaakt. Op grond van artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering kan alleen een vergoeding worden toegekend voor schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde strafbare feit. De kosten van beveiliging houden onvoldoende verband met het onder 2 bewezen verklaarde feit en zijn daarom geen rechtstreekse schade. Dit deel van de vordering zal worden afgewezen.
Vorderingen benadeelden [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2]
Medische kostenDe omvang van de schade met betrekking tot de medische kosten kan niet worden vastgesteld omdat dit kosten betreffen die mogelijk in de toekomst zullen worden gemaakt. Dit deel van de vorderingen zal niet-ontvankelijk worden verklaard.
Immateriële schade
Aan de benadeelde partijen
[naam benadeelde 1]en
[naam benadeelde 2]is door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden toegewezen tot een bedrag van ieder € 7.500,-- . De benadeelde partijen zullen voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard omdat nader onderzoek naar de gegrondheid van de vorderingen een onevenredige belasting vormt voor het strafgeding. Dit deel van de vorderingen kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Overig
Omdat de verdachte het strafbare feit waarvoor schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partijen betalen is de verdachte voor dat bedrag jegens de benadeelde partijen van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partijen hebben gevorderd de te vergoeden bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 8 augustus 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de proceskosten door de benadeelde partijgemaakt. Deze kosten worden begroot aan de hand van het liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven. De rechtbank acht de vordering van de benadeelde partij zoals die is ingediend relatief eenvoudig van aard en de onderliggende stukken gemakkelijk te doorgronden. De werkzaamheden in een voegingsprocedure zijn in het algemeen minder verstrekkend en intensief dan die in een civiele dagvaardingsprocedure. Dat geldt ook in de onderhavige zaak. Dat het gevorderde schadebedrag relatief hoog is, betekent niet dat het indienen van de vordering tijdrovender is. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om aan te sluiten bij een tarief van een lagere categorie dan is gevorderd en zal aansluiten bij een tarief van de 3de categorie en de vordering overeenkomstig dat tarief toewijzen. Het meer of anders verzochte zal worden afgewezen.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij
[naam benadeelde 1]een schadevergoeding betalen van
€ 277.607,42 en aan benadeelde partij
[naam benadeelde 2]een schadevergoeding van € 7.500,- vermeerderd met de wettelijke rente als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. De verdachte moet de kosten van de advocaat van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] betalen tot een bedrag van € 3.605,-- (vijf keer één punt à € 721,--). De gevorderde kosten van beveiliging worden afgewezen. Over het resterende deel van de gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen.

10.. Voorlopige hechtenis

De officier van justitie heeft gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte bij de einduitspraak, dat wil zeggen met ingang van heden, op te heffen. De verdediging heeft verzocht de voorlopige hechtenis opnieuw te schorsen.
In het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis van 18 augustus 2021 staat dat de voorlopige hechtenis is geschorst tot aan de einduitspraak van de inhoudelijke behandeling. Dit betekent dat met de onderhavige uitspraak de schorsing van de voorlopige hechtenis eindigt en de voorlopige hechtenis herleeft. Gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten en de hoogte van de op te leggen straf, ziet de rechtbank geen aanleiding om de voorlopige hechtenis opnieuw te schorsen. Het verzoek daartoe van de verdediging zal worden afgewezen.

11..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

12..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13.. Beslissing

De rechtbank:
Parketnummer 10/702013-21
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
Parketnummer 10/700438-20
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren en zes (6) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst af de vordering tot oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr;
Feit 2 (Merrimack)
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te betalen een bedrag van
€ 277.607,42 (zegge: tweehonderdzevenenzeventig duizend zeshonderdenzeven euro en tweeënveertig eurocent), bestaande uit € 270.107,42 aan materiële schade en € 7.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 8 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening en aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] een bedrag van
€ 7.500,- (zegge: zevenduizend vijfhonderd euro)aan immateriële schade, eveneens te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 8 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] met betrekking tot de persoonlijke beveiliging;
verklaart de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vorderingen; bepaalt dat dit deel van de vorderingen slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 1] gemaakt, tot op heden begroot op
€ 3.605,--aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam benadeelde 1] te betalen van € 277.607,42 (zegge:
tweehonderdzevenenzeventig duizend zeshonderdenzeven euro en tweeënveertig eurocent)en ten behoeve van [naam benadeelde 2]
€ 7.500,--(hoofdsom,
zegge: zevenduizend en vijfhonderd euro) ieder vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 277.607,42niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
365 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 7.500,--niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
72 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2], waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen en omgekeerd;
wijst af het verzoek tot het (opnieuw) schorsen van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
mrs. W.M. Stolk en M. Timmerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 juli 2022.

14.. Bijlage I

Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/700438-20
1. Zaak Waning
hij
op of omstreeks 22 mei 2020 te [plaatsnaam 1] in/uit een woning gelegen aan de [adres delict 1] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om geld en/of een of meer goederen, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorde(n), te weten aan [naam slachtoffer 1], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen; en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van inklimming een (slaapkamer)raam aan de voorzijde van deze woning is/zijn ingeklommen/binnengeklommen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Zaak Merrimack
hij
op of omstreeks 8 augustus 2020 te [plaatsnaam 2], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigenin heeft weggenomen (een grote hoeveelheid) (kostbare) sieraden en/of sleutels en/of een tas (merk: Louis Vuitton), in elk geval enig€ goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
  • binnendringen/betreden van de woning en/of de tuin van deze woning van die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] en/of
  • (met kracht) beetpakken/vastpakken van die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] en/of
  • tonen/voorhouden van een mes en/of vuurwapen, althans een op een vuurapen gelijkend voorwerp aan die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] en/of
  • duwen/drukken van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen de borst, althans het lichaam van die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] en/of
  • vastbinden/knevelen (met touw en/of ducttape en/of tieraps) van die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] en/of
  • slaan/stompen op/tegen met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen ehet hoofd van die [naam slachtoffer 3] en/of
  • (daarbij) aan die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] (dreigend) toevoegen van de woorden: “kom mee naar binnen” en/of “we moeten jullie vastbinden, jullie moeten een half uur blijven zitten, anders komen we terug en dan heb je problemen” en/of “waar is de kluis” althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking
Parketnummer 10/702013-21
Zaak Loof
hij
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 8 december 2020 te [plaatsnaam 3] en/of [plaatsnaam 4] en/of [plaatsnaam 5] en/of [plaatsnaam 2] en/of [plaatsnaam 6] en/of [plaatsnaam 7] en/of [plaatsnaam 1] en/of [plaatsnaam 8], althans (elders) in Nederland heeft deelgenomen een organisatie die werd gevormd door hem, verdachte, en/of [naam medeverdachte 5] en/of [naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 6] en/of [naam medeverdachte 7] en/of [naam medeverdachte 8] en/of [naam medeverdachte 1] en/of een of meer ander(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten (onder meer):
  • diefstal(len) met geweld in vereniging (hetgeen een misdrijf genoemd in de artikelen 312 jo 47 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of
  • afpersing(en) in vereniging (hetgeen misdrijf genoemd in de artikelen 317 jo 47 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of
  • en/of diefstal(len) in/uit een woning in vereniging door middel van braak verbreking en/of inklimming (hetgeen een misdrijf in het artikel 311 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of
  • voorbereiding van een of meer van voornoemde misdrijven (hetgeen een misdrijf in het artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht oplevert).

Voetnoten

1.www.financieel.infonu.nl/beleggen/53218-beleggen-in-sieraden-en-juwelen.html