4.1.2.Beoordeling door de rechtbank
De feiten
Op 11 mei 2019 werd aan personeel van de zeehavenpolitie de melding gedaan dat beveiligingspersoneel van havenbedrijf DFDS Seaways Vlaardingen (hierna: DFDS) een chauffeur van een vrachtwagen met een trailer had staande gehouden. De vrachtwagen en trailer bleken van vervoersbedrijf [naam vervoersbedrijf] . Dit bedrijf wordt drie keer in het DFDS-bedrijfssysteem vermeld inzake mensensmokkel.
Omstreeks 13:15 uur kwam de zeehavenpolitie aan het op het terrein van DFDS. De vrachtwagen met kenteken [kentekennummer] stond op dat moment op de controlelocatie. De bestuurder van de vrachtwagen bleek te zijn genaamd [naam verdachte] , geboren op [geboortedatum verdachte] (hierna: de verdachte). Er werd aan de verdachte gevraagd of zich mensen in zijn trailer bevonden, waarna hij zenuwachtig werd en begon te stotteren.
Bij de controle van de vrachtwagen bleek de TIR-lijn van de trailer verbroken. Na het openen van de trailer werden er in totaal vierendertig personen aangetroffen in de lading TL-buizen, waaronder twee minderjarigen. De aangetroffen personen bleken verschillende nationaliteiten te hebben, waaronder de Afghaanse, Syrische, Iraanse, Jeemse en Palestijnse nationaliteit.
Uit de tachograaf gegevens blijkt dat de vrachtwagen op 9 mei 2019 is vertrokken uit Erlangen (Duitsland) en dat deze op 10 en 11 mei 2019 door België en Nederland is gereden. Op de route van Erlangen naar Vlaardingen zijn in deze periode 4 chauffeurskaarten in de tachograaf gebruikt, namelijk die van [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] , [naam medeverdachte 3] en de verdachte. Op 10 mei 2019 wordt om 18:59 uur de chauffeurskaart van de verdachte ingevoerd in België. Hierna wordt geen rijtijd meer geregistreerd tot 11 mei 2019 om 07:59 uur. Op dat tijdstip wordt er gestart met rijden tot 11:08 uur. Er wordt in dit tijdsbestek 255 kilometer gereden. Daarna wordt nog eens 27 kilometer gereden alvorens de verdachte in Vlaardingen wordt staande gehouden. Op 16 mei 2019 is de vrachtwagen opgehaald door [naam medeverdachte 4] , werkzaam bij het bedrijf genaamd [naam bedrijf] te Turda (hierna: [naam bedrijf] ).
De vreemdelingen hebben verklaard dat ze in de nacht van 10 op 11 mei 2019 in de vrachtwagen zijn gestapt. Dit zou rond 2 of 3 uur zijn geweest. Het was hun bedoeling om naar Groot-Brittannië te gaan.
De verklaring van de verdachte
Bij de politie heeft de verdachte ontkend wetenschap te hebben gehad van de 34 personen in zijn trailer. Hij zou de vrachtwagen in Aken (Duitsland) hebben opgehaald. De sleutels van de vrachtwagen lagen op de accu en hij is daar door iemand anders met de auto naar toe gebracht. Hij moest invallen voor een zieke chauffeur.
De verdachte is op 11 mei 2019 om 8 uur ’s ochtends vertrokken. Verder heeft hij verklaard niet betrokken te zijn geweest bij het laden van de vrachtwagen. Hij heeft het zegel voordat hij wegreed gecontroleerd en deze was in orde. Op 27 kilometer voor de haven van Vlaardingen is hij anderhalf uur gestopt op een parkeerplaats. Hij moest de lading TL-buizen afleveren in Newcastle en zou van [naam medeverdachte 3] (eigenaar van de vrachtwagen) 60 euro per dag krijgen voor deze rit. In de laatste twee verhoren heeft de verdachte zich voornamelijk op zijn zwijgrecht beroepen.
Kurrou
In een Frans onderzoek Kurrou zijn onder meer [naam medeverdachte 1] (alias [naam] ), [naam medeverdachte 4] en [naam medeverdachte 3] als verdachten aangemerkt. Middels een Europees Onderzoeksbevel is relevante informatie vanuit dit onderzoek betreffende de verdachte verkregen. Er zijn vier verhoren van [naam medeverdachte 4] vanuit het Franse onderzoek aan het onderhavige strafdossier toegevoegd, waarin hij onder meer heeft verklaard over de werkwijze van het bedrijf [naam bedrijf] . [naam medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij mensen smokkelt in opdracht van zijn baas [naam] , zijn de [naam medeverdachte 1] . Verder heeft hij verklaard dat de chauffeurs het doen met kennis van zaken en dat ze lang voordat ze aangenomen worden precies weten waar ze instappen. Hij heeft het in zijn verhoor ook over “ [bijnaam verdachte] ”, de bijnaam die blijkens onder meer de verklaring van [naam medeverdachte 3] (eigenaar van het bedrijf [naam bedrijf] ) bij de rechter-commissaris kan worden toegeschreven aan de verdachte.
Naast de verhoren van [naam medeverdachte 4] zijn ook tapgesprekken vanuit het Franse onderzoek aan het Nederlandse dossier toegevoegd. Zo bevat het dossier een gesprek dat is gevoerd tussen [naam medeverdachte 4] en de broer van de verdachte ( [naam broer verdachte] ) op 24 mei 2019. In dit gesprek legt [naam medeverdachte 4] aan de broer van de verdachte uit “
dat het niet de schuld is van [naam] , want die heeft alleen het voorstel gedaan om te smokkelen en dat [bijnaam verdachte] kon weigeren maar dat hij het goed vond”.
Beoordeling door de rechtbank
Mede bezien in het licht van voornoemde verklaringen van [naam medeverdachte 4] en tapgesprekken, acht de rechtbank de verklaring van de verdachte dat hij niet wist van de aanwezigheid van de vreemdelingen in het door hem bestuurde voertuig ongeloofwaardig. Daarover overweegt zij als volgt.
De verklaring van de verdachte dat hij op 11 mei 2019 vanuit Aken (Duitsland) is vertrokken, komt niet overeen met de tachograafgegevens. Daaruit blijkt namelijk dat de chauffeurskaart van de verdachte zich al op 10 mei 2019 om 18:59 uur in de vrachtwagen bevond, een dag eerder dan de dag waarop hij naar eigen zeggen de vrachtwagen over heeft genomen en is vertrokken. De vreemdelingen zijn ingestapt op het moment dat de chauffeurskaart van de verdachte reeds in de vrachtwagen was ingevoerd. Daarnaast blijkt de locatie waar hij de vrachtwagen heeft overgenomen niet te kloppen. Blijkens de tachograafgegevens is dit in België gebeurd en niet in Duitsland zoals door de verdachte verklaard.
Voorts blijkt uit gegevens, opgevraagd uit het Belgisch ANPR-systeem (Automatic Number Plate Recognition), dat de vrachtwagencombinatie zich op 10 mei 2019 op de snelweg E40 ter hoogte van de Franse grens bevond. Op 11 mei 2019 is de vrachtwagencombinatie gefotografeerd toen deze op de A12 reed ter hoogte van Zandvliet (België) richting Nederland.
Na geconfronteerd te zijn met de ANPR-hits en de tachograafgegevens heeft de verdachte zich op zijn zwijgrecht beroepen. De raadsman van de verdachte heeft ter zitting aangevoerd dat de verdacht zich heeft vergist in de plaats van vertrek, omdat zowel Duinkerke als Aken nabij een landsgrens liggen. Niet duidelijk is of de raadsman dit heeft opgetekend uit de mond van de verdachte of dat dit door de raadsman als mogelijk scenario is opgevoerd. Hoe het ook zij, de verdachte zelf heeft hier over gezwegen en is ook niet ter zitting verschenen om het standpunt toe te lichten. De rechtbank acht het onwaarschijnlijk dat de verdachte, een internationaal vrachtwagenchauffeur, zich heeft vergist en meende vanuit Aken te zijn vertrokken in plaats van Duinkerken.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders zijn, dan dat de vreemdelingen in de nacht van 10 op 11 mei 2019 – nabij de grens tussen België en Frankrijk – in de vrachtwagen zijn gestapt, dat de verdachte daarvan wist en dat het zijn bedoeling was de vreemdelingen ongemerkt en illegaal naar Groot-Brittannië te vervoeren.
Uit winstbejag behulpzaam zijn bij verblijf
In mensensmokkelzaken waarbij het gaat om het vervoeren van personen, wordt doorgaans zowel het behulpzaam zijn bij doorreis (artikel 197a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr)) als het (uit winstbejag) behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf (artikel 197a, tweede lid, Sr) ten laste gelegd.
Tot 2005 was in artikel 197a Sr enkel strafbaar gesteld het behulpzaam zijn (uit winstbejag) bij toegang tot of verblijf (…). Doel en strekking van deze bepaling was het tegengaan van mensensmokkel. Dit doel en deze strekking waren voor de Hoge Raad mede (naast normaal spraakgebruik) reden om onder “verblijf” in Nederland te verstaan: “elk zich ophouden” in Nederland, waaronder volgens de Hoge Raad ook viel het louter vervoeren van personen door Nederland (zie Hoge Raad 21 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL3537). Bij de wetswijziging in 2005 is “winstbejag” uit lid 1 geschrapt en is in lid 1 “doorreis” toegevoegd. Behulpzaam zijn bij verblijf (uit winstbejag) is opgenomen in een afzonderlijk lid van artikel 197a Sr, (thans) lid 2. In de Memorie van Toelichting bij de genoemde wetswijziging wordt over het begrip “doorreis” onder meer vermeld: “Het huidige eerste lid kent het begrip doorreis niet. Doorreis is synoniem voor transit of doortocht (…). Transit zit tussen binnenkomst en verblijf in. Personen die in transit of op doorreis zijn, reizen in de regel door naar een andere bestemming.” Het louter vervoeren van personen moet naar het oordeel van de rechtbank in dat verband derhalve worden gezien als het behulpzaam zijn bij doorreis.
Nu behulpzaam zijn bij doorreis als aparte handeling strafbaar is gesteld, is er aanleiding om het begrip “verblijf” minder ruim uit te leggen dan de Hoge Raad in 2003 deed en het begrip “doorreis” niet (meer) te laten samenvallen met het begrip “verblijf”. Doel en strekking van artikel 197a Sr (het tegengaan van mensensmokkel) verlangen immers - door de aparte strafbaarstelling van het behulpzaam zijn bij doorreis - niet meer dat het enkele vervoeren moet worden aangemerkt als behulpzaam zijn bij verblijf.
Daaruit volgt dat de rechtbank in zaken waarbij het alleen gaat om het vervoeren van personen en waarin zowel het behulpzaam zijn bij doorreis (artikel 197a, eerste lid, Sr) als het (uit winstbejag) behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf (artikel 197a, tweede lid, Sr) ten laste zijn gelegd, alleen nog het behulpzaam zijn bij doorreis bewezen zal verklaren.
De rechtbank zal de verdachte om die reden (partieel) vrijspreken van het (uit winstbejag) behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf.