8.3.Vorenstaande informatie rechtvaardigt de vooronderstelling dat PostNL op eisers adres een afhaalbericht heeft achtergelaten. Eiser heeft geen feiten aannemelijk gemaakt op grond waarvan redelijkerwijs kan worden betwijfeld dat een afhaalbericht is achtergelaten. De enkele stelling van eiser dat PostNL het in die periode druk had is hiertoe niet voldoende. Gelet hierop moet het ervoor worden gehouden dat PostNL een afhaalbericht op eisers adres heeft achtergelaten en, in het verlengde daarvan, dat de aangetekend verzonden oproepbrief van 2 juli 2021 op regelmatige wijze aan eisers adres is aangeboden. Hiermee heeft verweerder eiser op juiste wijze opgeroepen voor de EMG.
9. Uit wat er onder 8.2. is weergegeven volgt dat eiser geen actie heeft ondernomen op het op zijn adres achtergelaten afhaalbericht en de aangetekend verzonden oproepbrief van 2 juli 2021 niet heeft opgehaald bij het PostNL-punt. Het (tijdig) ophalen van een brief bij een PostNL-punt is de verantwoordelijkheid van eiser en de gevolgen van het nalaten hiervan, die er in dit geval uit bestaan dat eiser niet op de hoogte is geraakt van de data en locatie van de aan hem opgelegde EMG, komen volledig voor zijn rekening en risico.
10. Gelet hierop volgt de rechtbank eiser niet in zijn stelling dat verweerder eiser nader (telefonisch of schriftelijk) had moeten informeren over de data en locatie van zijn EMG. Naar het oordeel van de rechtbank lag het eerder op de weg van eiser om contact op te nemen met verweerder – die aan zijn verplichting om zorg te dragen voor een juiste oproeping heeft voldaan – dan andersom. Hierbij betrekt de rechtbank dat zowel in het opleggingsbesluit van 29 december 2020 als in de betalingsbevestigingsbrief van 15 april 2021 is vermeld dat verweerder, nadat de kosten door eiser zijn voldaan, zal overgaan tot het inplannen van de cursus en dat eiser daarvan een oproep zal ontvangen en dat in artikel 132, eerste lid, van het Reglement rijbewijzen staat dat verweerder binnen vier weken na ontvangst van de betaling het tijdstip en de plaats van de EMG vaststelt. Tegen deze achtergrond bezien moet het op eisers adres bezorgde afhaalbericht van 7 juli 2021 eiser redelijkerwijs hebben doen beseffen dat verweerder hem op de hoogte probeerde te stellen van de cursusdata. De gevolgen van het niet opnemen van contact met verweerder komen naar het oordeel van de rechtbank eveneens voor rekening en risico van eiser.
11. Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser geen geldige reden heeft voor het niet verschijnen bij de EMG op 4 november 2021 en, in het verlengde daarvan, terecht het standpunt heeft ingenomen dat eiser niet de vereiste medewerking heeft verleend aan de aan hem opgelegde EMG. Dat eiser heeft betaald voor de EMG is onvoldoende voor het oordeel dat hij wel de vereiste medewerking heeft verleend, omdat daarvoor vereist is dat hij bij de EMG verschijnt. Gelet hierop was verweerder op grond van de onder 4.1. en 4.2. weergegeven bepalingen uit de Wvw en de Regeling gehouden eisers rijbewijs ongeldig te verklaren. Verweerder heeft zulks dan ook terecht besloten.
12. Eisers stelling dat het bestreden besluit zeer nadelige persoonlijke en financiële consequenties voor hem heeft, leidt niet tot een ander oordeel. Immers, de toepasselijke bepalingen uit de Wvw en de Regeling zijn dwingendrechtelijk van aard en laten geen ruimte om een belangenafweging te maken (zie de uitspraak van de Afdeling van 9 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:699). 13. Eisers verwijzing naar het onder 3. weergegeven arrest van de Hoge Raad leidt evenmin tot een ander oordeel, reeds omdat in het bestuursrecht andere bewijsmaatstaven gelden dan in het strafrecht.
14. Het beroep is gezien het voorgaande ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.