ECLI:NL:RBROT:2022:5509

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juni 2022
Publicatiedatum
7 juli 2022
Zaaknummer
71/187449-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in terrorismezaak tegen Syriëganger wegens onvoldoende bewijs van deelname aan terroristische organisatie

In de zaak tegen de verdachte, geboren in Marokko in 1987, heeft de rechtbank Rotterdam op 30 juni 2022 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van deelname aan terroristische organisaties, waaronder Hay’at Tahrir al-Sham en Harakat Fajr al Sham al Islamiyya, in de periode van 1 juni 2015 tot en met 30 augustus 2020. De kern van het bewijs bestond uit een ambtsbericht van de AIVD, waarin werd gesteld dat de verdachte in Syrië was gelokaliseerd en betrokken zou zijn geweest bij terroristische activiteiten. Tijdens de zitting op 16 juni 2022 werd het bewijs besproken, maar de rechtbank concludeerde dat er onvoldoende steunbewijs was voor de beschuldigingen. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verdachte in juni 2015 naar Syrië was gereisd en in een gebied verbleef dat onder controle stond van HTS, er geen wettig en overtuigend bewijs was dat hij daadwerkelijk had deelgenomen aan de terroristische organisatie of een militaire training had gevolgd. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten en gelastte de teruggave van in beslag genomen voorwerpen, waaronder een telefoon en een notitieboekje. De uitspraak benadrukt de noodzaak van voldoende bewijs bij het gebruik van ambtsberichten in strafzaken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 71/187449-21
Uitspraakdatum: 30 juni 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] (Marokko) op [geboortedatum01] 1987,
zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland,
bijgestaan door mr. A.M. Seebregts, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van
16 juni 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van het feit als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering op vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de nader omschreven tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D. Kardol heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar, met aftrek van voorarrest en met oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel, als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).

4..Waardering van het bewijs

De verdachte wordt verweten dat hij in de periode van 1 juni 2015 tot en met 30 augustus 2020 heeft deelgenomen aan (een) terroristische organisatie(s), te weten Hay’at Tahrir al-Sham en/of Harakat Fajr al Sham al Islamiyya en/of Jabhat Ansar al Din.
De rechtbank overweegt als volgt.
De kern van het bewijs in onderhavig zaak wordt gevormd door een ambtsbericht van de Algemene Inlichtingen- en veiligheidsdienst (AIVD) van 18 mei 2020. Dit ambtsbericht houdt onder meer in dat de verdachte tussen het voorjaar van 2017 tot het voorjaar van 2019 is gelokaliseerd in gebieden in Syrië die op dat moment lagen in het territorium van Hay’at Tahrir al-Sham (HTS). De verdachte zou in het voorjaar van 2018 hebben deelgenomen aan een militair kamp van Harakat Fajr al Sham al-Islamiyya. Bovendien zou de verdachte in het voorjaar van 2017 en 2018 betrokken zijn geweest bij de handel in springstoffen.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat in beginsel geen rechtsregel zich verzet tegen het gebruik van een door de AIVD verstrekt ambtsbericht tot het bewijs in een strafzaak. De strafrechter is daarbij gehouden met de nodige behoedzaamheid te beoordelen of het ambtsbericht, gelet op de soms beperkte toetsbaarheid, tot het bewijs kan meewerken. Het gebruik van een ambtsbericht als bewijsmateriaal is slechts dan toegestaan indien er voldoende mogelijkheden zijn tot verificatie van de gegevens die daarin zijn opgenomen (Hoge Raad 05-09-2006, ECLI:NL:HR:2006:AV4122).
De officier van justitie heeft onder meer gewezen op de omstandigheden dat:
- de verdachte blijkens de inreisstempel in zijn paspoort in juni 2015 vanuit Nederland naar Turkije is gereisd;
- het paspoort van de verdachte op 28 mei 2015 is afgegeven;
- de verdachte volgens zijn zus ineens een paspoort ging regelen en daarna vrij snel vertrok en daarbij moest huilen;
- de verdachte blijkens zijn eigen verklaring in de tenlastegelegde periode in Idlib (Syrië) heeft verbleven;
- Idlib volgens de Midden-Oostendeskundige in de periode 2017 tot en met 2019 onder de invloedssfeer van HTS stond;
- in het onder de verdachte in beslag genomen notitieboekje buitengewoon opvallende aantekeningen zijn aangetroffen;
- in het notitieboekje de vlag/ het logo van HTS en Jaysh Fatah al-Sham was getekend en
- de verdachte, toen hij zich in augustus 2020 bij het Nederlandse consulaat in Turkije meldde, op een briefje heeft geschreven dat hij in Idlib was en samen heeft gewerkt met “free syrien Idlib army” tegen de dictator.
Hoewel is komen vast te staan dat de verdachte in juni 2015 is uitgereisd naar Syrië en in de tenlastegelegde periode in Idlib heeft verbleven, een gebied dat gedurende het voorjaar van 2017 tot het voorjaar van 2019 onder controle van HTS stond, komt de rechtbank tot de conclusie dat van bevestiging van de constitutieve onderdelen van het ambtsbericht in ander bewijsmateriaal geen sprake is. Meer in het bijzonder is, voor zover is gebleken uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting, er onvoldoende steunbewijs voor de verdenking dat de verdachte heeft deelgenomen aan (een van) de in de tenlastelegging genoemde terroristische organisatie(s) en/of een militaire training heeft gevolgd. De officier van justitie heeft terecht gewezen op de buitengewoon verdachte omstandigheden en het gegeven dat de verdachte weinig tot niets heeft willen verklaren over zijn verblijf in Syrië, maar dat levert geen bewijs op voor deelname aan een terroristische organisatie.
Het voorgaande leidt ertoe dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. De verdachte zal worden vrijgesproken.

5..In beslag genomen voorwerpen

Ten aanzien van de in beslag genomen telefoon en het notitieboekje zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

6..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan de verdachte van:
STK Telefoontoestel
(omschrijving: [beslagnummer01] , zwart, merk: Samsung)
1 STK Administratie
(omschrijving: [beslagnummer02] notitieboekje met aantekeningen, grijs, merk: studi).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. van Luijck, voorzitter,
mr. J.L.M. Boek en mr. D.F. Smulders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Ince, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 30 juni 2022.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst nader omschreven tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 juni 2015 tot en
met 30 augustus 2020 te Syrië en/of Irak,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
heeft deelgenomen aan een of meer terroristische organisatie(s), namelijk Hay’at
Tahrir al-Sham (voorheen Jabhat Fatah al-Sham en/of Jabhat al-Nusra) en/of Harakat
Fajr al Sham al Islamiyya en/of Jabhat Ansar al Din, althans (telkens) een aan Al
Qaida gelieerde organisatie(s), althans (telkens) (een) organisatie(s) die de
gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan, welke organisatie(s) tot oogmerk had(den)
en/of heeft/hebben het plegen van terroristische misdrijven, te weten:
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl
daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands
dood ten gevolge heeft (zoals bedoel in artikel 157 Wetboek van Strafrecht),
(te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van
het Wetboek van Staf recht), en/of
B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel
288a van het Wetboek van Strafrecht), en/of
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289
jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht), en/of
D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot
eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176b en/of 289a en/of 96
lid 2 van het Wetboek van Strafrecht), en/of
E. het voorhanden hebben van een of meerdere wapens en/of munitie van de
categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en
munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om
een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals
bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet wapens en munitie).