ECLI:NL:RBROT:2022:5508

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juli 2022
Publicatiedatum
7 juli 2022
Zaaknummer
10/316296-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 juli 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1993 in de Dominicaanse Republiek, die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een minderjarig slachtoffer, dat op het moment van de feiten nog geen zestien jaar oud was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor het plegen van ontuchtige handelingen, maar heeft hem vrijgesproken van de zwaardere aanklachten van seksueel misbruik, waaronder seksueel binnendringen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig bewijs was voor de feiten 1 en 2, maar dat de verdachte zich wel schuldig had gemaakt aan het likken aan de borsten van het slachtoffer en het betasten van haar billen en schaamstreek. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 300 dagen opgelegd, waarvan 74 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en behandeling. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 2.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 3
Parketnummer: 10/316296-21
Datum uitspraak: 5 juli 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] (Dominicaanse Republiek) op [geboortedatum01] 1993,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] , [postcode01] te [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in detentiecentrum Rotterdam.
raadsman mr. S. Lodder, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 juni 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L. Verhoeven heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod, meewerken aan schuldhulpverlening, vermijden van contact met minderjarigen en het geven van openheid over het aangaan en onderhouden van (partner)relaties.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feiten 1 en 2
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een veroordeling te komen voor de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. Zij komt tot dit standpunt op basis van de aangifte, de verklaring van het slachtoffer, de getuigenverklaringen van de zus en de stiefvader van het slachtoffer en de rapportage van het NFI.
4.1.2.
Beoordeling
De feiten
De verdachte heeft gedurende een langere periode in de woning van de moeder en de stiefvader van [slachtoffer01] verbleven. Op 21 november 2021 is [slachtoffer01] samen met haar ouders naar de politie gegaan en heeft er een informatief gesprek zeden plaatsgevonden. In dit gesprek heeft [slachtoffer01] onder meer over de ten laste gelegde ontuchtige handelingen op 20 en 21 november 2021 verklaard. De moeder van [slachtoffer01] heeft vervolgens op 22 november 2021 aangifte gedaan van seksueel misbruik. Eveneens op 22 november 2021 heeft een studioverhoor met [slachtoffer01] plaatsgevonden. Tijdens dit verhoor heeft [slachtoffer01] uitgebreid verklaard over het vermeende seksueel misbruik.
Uit een rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) blijkt dat er DNA van de verdachte is aangetroffen op zowel de borsten als op de binnen- en buitenkant van de tailleband van de onderbroek van het slachtoffer.
De verklaringen
[slachtoffer01] heeft onder andere verklaard dat zij de verdachte heeft moeten pijpen. Zij zou toen elf jaar zijn geweest. Daarnaast heeft [slachtoffer01] verklaard dat de verdachte haar meerdere keren in de nacht heeft bezocht, waarbij hij onder andere met zijn penis in haar vagina is binnengedrongen. Ook zou hij meermalen haar borsten en billen hebben betast. Een en ander heeft volgens [slachtoffer01] plaatsgevonden nadat zij de leeftijd van twaalf jaar had bereikt. [slachtoffer01] heeft haar zus en haar stiefvader daarover verteld, nadat de verdachte in de nacht van 20 op 21 november 2021 wederom bij haar seksueel zou zijn binnengedrongen.
De verdachte heeft ter zitting bekend dat hij zich in de nacht van 20 november 2021 op 21 november 2021 schuldig heeft gemaakt aan het likken van de borsten van [slachtoffer01] . De verdachte heeft verklaard dat hij een paar drankjes op had en rond 10 à 11 uur in de avond thuiskwam. Hij is vervolgens naar de kamer van [slachtoffer01] gegaan en heeft aan haar borsten gelikt. De verdachte heeft ontkend dat dit vaker zou zijn gebeurd. De verdachte heeft voorts ontkend dat hij bij het lichaam van [slachtoffer01] zou zijn binnengedrongen dan wel andere ontuchtige handelingen zou hebben verricht. Het is mogelijk dat hij haar onderbroek wel heeft aangeraakt bij het likken van haar borsten.
Beoordeling feit 1 (seksueel binnendringen [slachtoffer01] < 12 jaar)
De rechtbank stelt vast dat het dossier geen steunbewijs bevat voor de verklaring van [slachtoffer01] met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde feit. Dat sprake zou zijn van seksueel binnendringen toen [slachtoffer01] de leeftijd van 12 jaar nog niet had bereikt, blijkt niet uit forensisch bewijs en volgt evenmin uit de getuigenverklaringen. De rechtbank is daarom van oordeel dat er voor dit feit onvoldoende wettig bewijs is.
Beoordeling feit 2 (seksueel binnendringen [slachtoffer01] 12 – 16 jaar)
Feit 2 behelst het meermalen seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer01] over een periode van ongeveer drie maanden, waaronder in de nacht van 20 op 21 november 2021. De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer01] met betrekking tot het seksueel binnendringen onvoldoende wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier.
Het feit dat er DNA van de verdachte is aangetroffen op de tailleband van de onderbroek van het slachtoffer is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen van seksueel binnendringen in de nacht van 20 op 21 november 2021. Indien sprake zou zijn geweest van seksueel binnendringen, dan had het in de rede gelegen dat er meer DNA-sporen waren aangetroffen dan alleen DNA op de tailleband. In het geval van binnendringen in de vagina valt redelijkerwijs te verwachten dat er ook sporen op – en in – het lichaam van het slachtoffer worden aangetroffen. Dat is niet het geval.
De verklaringen van de zus en de stiefvader van [slachtoffer01] leveren naar het oordeel van de rechtbank naar aard en inhoud eveneens onvoldoende bewijs op voor seksueel binnendringen (op 20/21 november 2021 en in de resterende tenlastegelegde periode). Deze verklaringen betreffen hetgeen [slachtoffer01] aan de getuigen heeft verteld; de getuigen hebben zelf geen relevante waarnemingen gedaan en/of aanvullende informatie verstrekt die de verklaring van [slachtoffer01] met betrekking tot het seksueel binnendringen ondersteunen.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank niet de overtuiging dat sprake is geweest van seksueel binnendringen.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 3 (ontucht [slachtoffer01] 12 – 16 jaar)
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat feit 3 op basis van de verklaring van de verdachte en de bevindingen van het NFI deels bewezen kan worden verklaard, te weten het likken aan de borsten. De verdediging stelt zich op het standpunt dat feit 3 alleen met betrekking tot 20 en 21 november 2021 bewezen kan worden. Voor de resterende ten laste gelegde periode bevat het dossier onvoldoende steunbewijs.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verrichten van ontuchtige handelingen met [slachtoffer01] , welke handelingen hebben bestaan uit het likken van de borsten en het betasten van de billen en schaamstreek.
De verdachte heeft verklaard dat hij aan de borsten van [slachtoffer01] heeft gelikt; de verdachte heeft het feit in zoverre bekend. Nu DNA van de verdachte ook aan de binnenzijde van de tailleband van de onderbroek van [slachtoffer01] is aangetroffen, acht de rechtbank tevens bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het betasten van de billen en de schaamstreek van [slachtoffer01] . De rechtbank acht het niet aannemelijk dat met het enkel likken van de borsten er DNA aan de binnenzijde van de onderbroek van het slachtoffer terecht komt. Het kan niet anders dan dat de verdachte [slachtoffer01] ook onder haar onderbroek heeft aangeraakt.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 ten laste gelegde.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op een tijdstip in de periodevan
20 november 2021tot en met 21 november 2021 te Barendrecht, met [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] 2009, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het
- betasten van en/ofwrijven over haar billen en/schaamstreek
- likken aan haar borsten;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een destijds twaalfjarig meisje. De verdachte verbleef ten tijde van het strafbare feit in de woning van het slachtoffer. Terwijl het slachtoffer sliep is de verdachte, onder invloed van alcohol, haar slaapkamer binnengegaan. Hij heeft vervolgens het T-shirt van het slachtoffer omhoog gedaan en aan haar borsten gelikt. Ook heeft de verdachte de billen en de schaamstreek van het slachtoffer betast.
De verdachte heeft de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ernstig aangetast. De ervaring leert dat seksueel misbruik van minderjarigen vaak leidt tot psychische schade en een verstoring van de seksuele ontwikkeling tot gevolg kan hebben. De rechtbank neemt het de verdachte zeer kwalijk dat hij misbruik heeft gemaakt van de gastvrijheid van de moeder en de stiefvader van het slachtoffer en van de kwetsbare positie waarin het slachtoffer op dat moment verkeerde.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 april 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd op 18 januari 2022. Dit rapport houdt – kort weergegeven – het volgende in.
De zorgen over de psychische gesteldheid van de verdachte in combinatie met het onderhavige feit is groot. De reclassering ziet een ontwijkende man die geen zelfredzaamheid laat zien. Er lijkt sprake te zijn van een direct verband tussen het psychosociale functioneren en de huidige verdenking. Dit kan een verhoogd
risico zijn naar delictgedrag. Wij schatten de kans op onttrekking aan behandeling gemiddeld in. Wij zien mogelijkheden om het gedrag van betrokkene te kunnen beïnvloeden. Binnen het toezicht dient er rekening gehouden te worden met een bepaalde mate van onmacht, gezien betrokkene de Nederlandse taal niet geheel beheerst. Het hulpverleningstraject wat nu uitgestippeld dient te worden zal perspectief moeten gaan bieden aan betrokkene. Bij een veroordeling wordt een (deels) voorwaardelijke straf geadviseerd met de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, contactverbod, meewerken aan schuldhulpverlening, vermijden van contact met minderjarigen en het geven van openheid over het aangaan en onderhouden van (partner)relaties.
De rechtbank heeft acht geslagen op de inhoud van dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Nu de rechtbank enkel tot een bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde feit komt en de bewezenverklaarde periode voorts aanzienlijk korter is dan ten laste is gelegd, acht de rechtbank oplegging van een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist passend en geboden.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De verdachte heeft zich bereid verklaard aan deze voorwaarden mee te werken, waaronder ook aan een eventuele kortdurende klinische opname.
Namens het slachtoffer is ter zitting verzocht om een gebiedsverbod op te leggen. De rechtbank acht dit niet noodzakelijk, nu er geen aanwijzingen zijn dat de verdachte in de toekomst in de buurt van het slachtoffer zal komen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd ter zake van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten: [slachtoffer01] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 10.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de gehele vordering, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is voldoende onderbouwd en het is vanzelfsprekend dat de benadeelde partij schade heeft ondervonden door het handelen van de verdachte.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht om de vordering te matigen, gelet op het verzoek om de verdachte voor de feiten 1 en 2 vrij te spreken. De verdediging heeft er tevens op gewezen dat de vordering summier is onderbouwd.
8.3.
Beoordeling
Bewezen is dat de verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd bij de nog zeer jonge benadeelde. De verdachte heeft daarmee ernstig inbreuk gemaakt op haar lichamelijke en geestelijke integriteit. De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van deze
normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Nadere onderbouwing (van het geestelijk letsel) is dan ook niet vereist (HR 15 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:376).
De schade zal op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 2.000,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 21 november 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 2.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 november 2021. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 300 (driehonderd) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 74 (vierenzeventig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich uiterlijk 2 dagen na de uitspraak – dus op 7 juli 2022 – bij de reclassering op het adres Marconistraat 2, 3029 AK te Rotterdam en meldt zich vervolgens op nadere afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde laat zich behandelen door een nader te bepalen instelling te bepalen door de reclassering. De behandeling start wanneer de reclassering dit nodig acht. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij zorgen over het psychiatrische/psychologische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat de veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal 7 weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
de veroordeelde verblijft in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start wanneer de reclassering dit nodig acht. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
de veroordeelde zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met [slachtoffer01] (geboortedatum [geboortedatum02] 2009) zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
de veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van betalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
de veroordeelde zoekt op geen enkele wijze contact met minderjarigen. Hij vermijdt deze contacten zoveel mogelijk. Als contacten onvermijdelijk zijn, zorgt de veroordeelde dat de reclassering en/of behandelaar en/of volwassenen hierbij aanwezig zijn;
de veroordeelde geeft de reclassering openheid over het aangaan en onderhouden van (partner)relaties en verleent de reclassering toestemming om relevante referenten uit zijn (sociale) netwerk te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn (sociale) contacten;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, met uitzondering van de onder 4 genoemde bijzondere voorwaarde (het contactverbod);
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer01] , te betalen een bedrag van
€ 2.000,- (zegge: tweeduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 21 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer01] te betalen
€ 2.000,-(hoofdsom,
zegge: tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 november 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
30 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. Brand, voorzitter,
en mrs. F. van Buchem en G.A.J.M. van Vugt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.H. Frerichs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode(s) van 01 april 2020 tot en met 6 december 2020 en/of 01 april 2021 tot en met 29 augustus 2021 te Barendrecht, (meermalen) (telkens) met [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] 2009, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] , te weten het (meermalen)
- betasten van en/of wrijven over haar borst(en) en/of
- likken aan haar borst(en) en/of
- brengen/houden van zijn penis in haar mond.
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van [geboortedatum02] 2021 tot en met 21 november 2021 te Barendrecht, (meermalen) (telkens) met [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] 2009, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] , te weten het (meermalen)
- betasten van en/of wrijven over haar borst(en) en/of bil(len) en/of
- likken aan haar borst(en) en/of
- brengen/houden van zijn vinger(s) tussen haar schaamlippen, althans het betasten van haar schaamstreek en/of
- brengen/houden van zijn penis in haar vagina.
3.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode(s) van 01 april 2020 tot en met 6 december 2020 en/of 01 april 2021 tot en met 21 november 2021 te Barendrecht,met [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] 2009, die toen de leeftijd van zestien
jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het (meermalen)
- betasten van en/of wrijven over haar borst(en) en/of bil(len) en/of schaamstreek en/of
- likken aan haar borst(en).