ECLI:NL:RBROT:2022:5490

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
6 juli 2022
Zaaknummer
C/10/638095 / JE RK 22-1094
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing in een jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 juni 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van drie kinderen, [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3]. De zaak is behandeld met gesloten deuren, waarbij de kinderrechter bijzondere toegang verleende aan de pleegzorgbegeleider en verschillende belanghebbenden, waaronder de moeder en de pleegouders, aanwezig waren. De ouders van [naam kind 2] zijn als belanghebbenden aangemerkt. De gecertificeerde instelling, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, heeft het verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor een jaar. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat de moeder momenteel niet in staat is om de kinderen te voorzien in hun opvoedbehoeften. De kinderen verblijven in pleeggezinnen en ontwikkelen zich positief, maar de betrokkenheid van de jeugdbeschermer blijft noodzakelijk. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 10 juli 2023 en de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 3] tot 10 december 2022. De zaak wordt op 1 december 2022 opnieuw behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/638095 / JE RK 22-1094
Datum uitspraak: 24 juni 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam kind 1] ,

geboren op [geboortedatum kind 1] 2016 te [geboorteplaats kind 1] , hierna te noemen: [naam kind 1] ,

[naam kind 2] ,

geboren op [geboortedatum kind 2] 2019 te [geboorteplaats kind 2] , hierna te noemen: [naam kind 2] ,

[naam kind 3] ,

geboren op [geboortedatum kind 3] 2017 te [geboorteplaats kind 3] , hierna te noemen: [naam kind 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

[naam grootmoeder] ,

hierna te noemen: de grootmoeder vaderszijde, wonende te [woonplaats grootmoeder],

[naam vader kind 2] en [naam moeder kind 2] ,

hierna te noemen de ouders van [naam kind 2] , wonende op een bij de rechtbank bekend
adres.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 18 maart 2022, ingekomen bij de griffie op 11 mei 2022.
Op 24 juni 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
  • de moeder;
  • de pleegmoeder van [naam kind 1] en [naam kind 3] ;
  • de pleegouders van [naam kind 2] ;
  • een vertegenwoordiger van de GI, [naam 1] .
De kinderrechter heeft bijzondere toegang tot de zitting verleend aan de pleegzorgbegeleider, [naam 2] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind 1] en [naam kind 3] verblijven in een netwerkpleeggezin, te weten bij de grootmoeder vaderzijde. [naam kind 2] verblijft in een neutraal pleeggezin.
Bij beschikking van 10 oktober 2019 zijn [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst op 27 augustus 2021 tot 10 juli 2022.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 27 augustus 2021 ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 3] binnen het netwerk, te weten bij de grootmoeder vaderszijde en van [naam kind 2] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 10 juli 2022.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 3] binnen het netwerk, te weten bij de grootmoeder vaderszijde en van [naam kind 2] in een voorziening voor pleegzorg, te verlengen voor de duur van een jaar.
De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht.
Het komende jaar is nodig om het perspectief van de kinderen definitief te maken en een verzoek tot onderzoek naar een gezagsbeëindigende maatregel in te dienen bij de Raad. Het gaat heel goed met de kinderen bij de grootmoeder vaderszijde en bij de pleegouders. De kinderen ontwikkelen zich positief. De rol van de moeder blijft desondanks heel belangrijk. De kinderen zien de moeder daarom regelmatig onder begeleiding. Tijdens de bezoeken blijft er iemand nodig die continu observeert en bijstuurt. De moeder kan zich emotioneel laten uitspelen door de kinderen, waardoor er vervelende situaties kunnen ontstaan.

Het standpunt van de belanghebbenden

De moeder is het niet eens met het verzoek van de GI. De GI wil opnieuw meer tijd krijgen om te kijken hoe de moeder met de kinderen omgaat, omdat er weer een nieuwe jeugdbeschermer betrokken is geraakt. Er zijn in de afgelopen vier jaar al vier mensen op deze casus gezet. Daar wordt de moeder de dupe van. De moeder is van mening dat zij zelf voor de kinderen kan zorgen met de nodige ondersteuning. Zij heeft nu een sterk netwerk om haar heen die haar daarbij kan helpen. De moeder heeft de afgelopen jaren de rust genomen die zij nodig had en zij heeft therapie gevolgd. De moeder heeft aldus hard gewerkt, maar krijgt er nog maar weinig voor terug. Het enige wat er is veranderd in de afgelopen jaren, is dat het bezoek iets is uitgebreid. De moeder doet haar best om de omgangsmomenten ontspannen te laten verlopen, maar dat is lastig als er continu iemand op haar vingers kijkt. Al met al hoopt de moeder dat het gezin weer wordt herenigd en dat zij geen moeder op afstand wordt. De kinderen horen bij haar op te groeien.
De grootmoeder vaderszijde heeft ter zitting naar voren gebracht dat het goed gaat met [naam kind 1] en [naam kind 3] . Ze houden zich aan de regels en hebben een mooi schoolrapport. De grootmoeder vaderszijde begrijpt dat de moeder het vervelend vindt als de kinderen de grootmoeder vaderszijde ‘mama’ noemen. De grootmoeder vaderszijde probeert de kinderen daarin bij te sturen. Tijdens de bezoeken probeert de grootmoeder vaderszijde op de achtergrond te blijven en de kinderen te laten genieten van het contact met de moeder. De grootmoeder vaderszijde heeft veel respect voor de moeder.
De pleegouders van [naam kind 2] hebben ter zitting naar voren gebracht dat [naam kind 2] het goed doet in het pleeggezin, maar dat zij ook duidelijke grenzen nodig heeft. Zij kan snel van slag raken en heeft moeite met slapen. Één keer in de drie weken ziet [naam kind 2] de moeder. De pleegouders merken dat [naam kind 2] de aanwezigheid en de steun van de pleegouders tijdens de bezoeken met de moeder echt nog nodig heeft. De pleegouders proberen een goede band en goed contact te onderhouden met de moeder.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] nog steeds ernstig in hun ontwikkeling wordt bedreigd. De ontwikkelingsbedreiging is gelegen in het gebrek aan een veilige en gestructureerde opvoedomgeving bij de moeder. De kinderen zijn in 2019 uit huis geplaatst omdat de moeder niet in staat was om de kinderen te voorzien in de basale opvoedbehoeften. Gedurende uithuisplaatsing van de kinderen is door de inzet van Video Interactie Begeleiding en de begeleide bezoeken tussen de kinderen en de moeder meer zicht verkregen op de opvoedvaardigheden van de moeder. De pleegzorgbegeleider heeft ter zitting toegelicht dat de moeder veel van haar kinderen houdt en ontzettend haar best doet om meer omgang en contact te hebben met de kinderen, maar dat de moeder de omgang met de kinderen soms ook zwaar vindt. Gezien wordt dat de moeder tijdens de bezoeken moeite heeft met het verdelen van haar aandacht en aan te sluiten bij de behoeften van de kinderen. Daarnaast verliest zij soms haar geduld en doet zij zorgelijke uitspraken naar de kinderen. Om de omgangsmomenten zo goed mogelijk te blijven begeleiden en af te stemmen op de belangen van de kinderen en de capaciteiten van de moeder, acht de kinderrechter de betrokkenheid van de jeugdbeschermer, in het kader van de ondertoezichtstelling, nog langer noodzakelijk.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW).
Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] noodzakelijk in het belang van hun verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). De kinderen ontwikkelen zich positief bij de grootmoeder vaderszijde en in het pleeggezin. Hoewel de moeder de sterke wens heeft om zelf voor haar kinderen te zorgen, is een thuisplaatsing van de kinderen op dit moment niet aan de orde. De moeder wordt op dit moment onvoldoende in staat geacht om de kinderen te voorzien in hun opvoedbehoeften. In de komende periode zal de GI een perspectiefbesluit nemen en indien nodig de Raad verzoeken om onderzoek te doen naar de noodzaak van een gezagsbeëindigende maatregel. De kinderrechter acht het van belang dat er over zes maanden een toetsing plaatsvindt van het perspectiefbesluit. De machtiging tot uithuisplaatsing zal daarom worden verleend voor de duur van zes maanden en voor het overig verzochte worden aangehouden tot de hierna te noemen zittingsdatum. Het is belangrijk dat de moeder, de grootmoeder vaderszijde en de pleegouders van [naam kind 2] in de tussentijd goed blijven samenwerken en dat er positief contact blijft tussen de moeder en de kinderen.
De GI wordt verzocht om uiterlijk twee weken voor de hierna te noemen zittingsdatum de kinderrechter (met afschrift aan de belanghebbenden) te rapporteren over de laatste ontwikkelingen. Daarnaast moet de rapportage worden voorzien van een degelijk onderbouwd perspectiefbesluit.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] tot 10 juli 2023;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 3] binnen het netwerk, te weten bij de grootmoeder vaderszijde, tot 10 december 2022;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 2] in een voorziening voor pleegzorg tot 10 december 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

en alvorens verder te beslissen:

houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan en bepaalt dat het verhoor van de GI, de moeder, de grootmoeder vaderszijde en de pleegouders van [naam kind 2] zal plaatsvinden op:
1 december 2022 om 14:00 uur in het gerechtsgebouw te Rotterdam, rechtbank Rotterdam, Wilhelminaplein 100-125;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de moeder, de grootmoeder vaderszijde en de pleegouders van [naam kind 2] ;
verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde datum de kinderrechter (met afschrift aan de belanghebbenden) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2022 door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in tegenwoordigheid van E.M.P. van de Kamp, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 5 juli 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.