In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Eiseres, die een bijstandsuitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, had na een gedeeltelijke brand in haar huurwoning op 16 april 2021 vier aanvragen om bijzondere bijstand ingediend. De aanvragen betroffen kosten voor kleding, bedden/linnengoed, pannen, potten en eetgerei, en inrichtingskosten. Het college heeft bijzondere bijstand voor kleding toegekend, maar de overige aanvragen afgewezen omdat eiseres onvoldoende informatie had verstrekt over haar inboedelverzekering. Dit was van belang om te bepalen of de verzekering een passende en toereikende voorliggende voorziening was.
Eiseres heeft niet gereageerd op een verzoek van het college om nadere informatie over haar inboedelverzekering. De rechtbank oordeelde dat het recht op bijzondere bijstand niet kon worden vastgesteld, omdat eiseres niet de benodigde informatie had ingeleverd. De rechtbank wees erop dat het aan eiseres was om de gevraagde informatie te verstrekken en dat het college niet onzorgvuldig had gehandeld door niet bij eiseres langs te gaan. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.