In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft Woningstichting Samenwerking Vlaardingen (hierna: WSV) een vordering ingesteld tegen [gedaagde 1] met betrekking tot de betaling van stook- en servicekosten. De procedure is gestart met een dagvaarding op 29 november 2021, waarin WSV een totaalbedrag van € 2.371,79 eist, bestaande uit de hoofdsom van € 2.003,54, rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde heeft de facturen voor de jaren 2019 en 2020 niet betaald en heeft aangevoerd dat de afrekeningen te hoog zijn en dat hij recht heeft op inzage in de onderliggende stukken.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat WSV de afrekeningen tijdig heeft verstrekt en dat [gedaagde 1] niet heeft aangetoond dat hij om inzage heeft gevraagd voordat de conclusie van antwoord werd ingediend. De rechter heeft ook geoordeeld dat de door WSV gevorderde servicekosten toewijsbaar zijn, maar dat de hoogte van de stookkosten ter discussie staat. [gedaagde 1] heeft betoogd dat zijn verbruik drie keer zo hoog is als gemiddeld, wat aanleiding geeft tot twijfels over de werking van de verwarmingsinstallatie en de meters.
De kantonrechter heeft WSV toegelaten om bewijs te leveren dat de verwarmingsinstallatie en de meters in de jaren 2019 en 2020 naar behoren hebben gefunctioneerd. De beslissing over de verdere procedure is aangehouden, waarbij WSV de gelegenheid krijgt om bewijsstukken te overleggen en eventueel een deskundigenonderzoek te laten uitvoeren. De zaak is aangehouden voor een rolzitting op 23 augustus 2022, waar WSV zich moet uitlaten over de wijze van bewijslevering.