ECLI:NL:RBROT:2022:5432

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
FT EA 22/339
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens schending van eigendomsrechten en niet te goeder trouw

In deze zaak heeft verzoeker op 13 april 2022 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 13 juni 2022 is verzoeker gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker inkomsten ontvangt uit de Participatiewet en een schuldenlast heeft van € 15.075,94. De rechtbank oordeelt dat het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling alleen kan worden toegewezen als verzoeker in de vijf jaar voorafgaand aan het verzoek te goeder trouw is geweest met betrekking tot het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden. De rechtbank concludeert dat dit in het geval van verzoeker niet aannemelijk is.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar verschillende omstandigheden, waaronder de aard en omvang van de vorderingen en het gedrag van verzoeker met betrekking tot zijn schulden. Verzoeker heeft een schuld aan een schuldeiser laten ontstaan en heeft in plaats van het gehuurde terug te geven, het verkocht. Dit wordt gezien als een schending van de eigendomsrechten van de schuldeiser, wat bijdraagt aan de conclusie dat verzoeker niet te goeder trouw is geweest. Hoewel verzoeker recent hulp heeft gezocht en zijn vaste lasten door een budgetbeheerder worden voldaan, zijn deze ontwikkelingen niet voldoende om een toelating tot de schuldsaneringsregeling te rechtvaardigen.

De rechtbank wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af, maar merkt op dat indien verzoeker zijn leven verder stabiliseert, een volgend verzoek mogelijk meer kans van slagen heeft. De beslissing is openbaar uitgesproken op 24 juni 2022 door mr. M. Aukema, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Hulsegge, griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
afwijzing toepassing schuldsaneringsregeling
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 24 juni 2022
in de zaak van:
[verzoeker],
[adres]
[woonplaats],
verzoeker.

1..De procedure

Verzoeker heeft op 13 april 2022 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker is gehoord ter terechtzitting van 13 juni 2022.

2..De feiten

Verzoeker ontvangt inkomsten uit Participatiewet-uitkering. De schuldenlast bedraagt volgens de verklaring als bedoeld in artikel 285 Faillissementswet € 15.075,94.

3..De beoordeling

Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als, onder andere, voldoende aannemelijk is dat verzoeker ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest. De rechtbank oordeelt dat dit in het voorliggende geval niet aannemelijk is.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan een verzoeker dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin de verzoeker kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van verzoeker voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke.
Verzoeker heeft in de afgelopen vijf jaar onder andere een schuld aan [schuldeiser 1] (thans [schuldeiser 2]) van € 1.593,02 laten ontstaan. Verzoeker is met deze schuldeiser een huurovereenkomst aangegaan. Bij [schuldeiser 1] heeft verzoeker apparaten gehuurd. Tijdens de huurperiode blijft het gehuurde eigendom van [schuldeiser 1]. In plaats van het gehuurde aan [schuldeiser 1] terug te geven, heeft verzoeker in 2021 het gehuurde verkocht. Met de opbrengst heeft hij naar eigen zeggen schuldeisers uit persoonlijke kring betaald. De rechtbank is van oordeel dat verzoeker door deze schending van de eigendomsrechten van [schuldeiser 2] bij het onbetaald blijven van deze schuld niet te goeder trouw is geweest en dit daarom aan toelating in de weg staat.
Feiten en omstandigheden die – ondanks het ontbreken van de goede trouw – toelating rechtvaardigen zijn niet voldoende aannemelijk geworden. De rechtbank merkt op dat het een goede ontwikkeling is dat verzoeker hulp heeft gezocht bij het Sociaal Wijkteam Dordrecht en bij de gemeente. Ook worden zijn vaste lasten inmiddels door zijn budgetbeheerder voldaan en heeft hij sindsdien geen nieuwe schulden meer laten ontstaan. Verzoeker is aldus op de goede weg. Deze ontwikkelingen hebben zich echter pas recent voorgedaan. Al het voorgaande in aanmerking genomen, en mede met het oog op de ernst van de schending van de eigendomsrechten, oordeelt de rechtbank echter dat deze ontwikkelingen onvoldoende (althans onvoldoende bestendig van aard) zijn om een toelating tot de schuldsaneringsregeling op dit moment te rechtvaardigen. Indien het leven van verzoeker zich (verder) stabiliseert, zal een volgend verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling mogelijk meer kans van slagen hebben.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden afgewezen.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat dit niet betekent dat er geen andere feiten of omstandigheden zijn die eveneens tot afwijzing van het verzoek dienen te leiden.

4..De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van
mr. C. Hulsegge, griffier, in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2022. [1]

Voetnoten

1.