In deze zaak heeft verzoekster op 4 april 2022 een verzoek ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, samen met een verzoek om een dwangakkoord. Dit verzoek was gericht aan [schuldeiser], die weigerde in te stemmen met de aangeboden schuldregeling. Tijdens de zitting op 13 juni 2022 was [schuldeiser] niet aanwezig, terwijl verzoekster en haar begeleiders wel aanwezig waren. Verzoekster had een schuld van € 8.734,66 bij zes concurrente schuldeisers en had een regeling aangeboden waarbij zij 18,03% van de schulden zou betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat vijf van de zes schuldeisers akkoord gingen met de regeling, maar [schuldeiser] weigerde, ondanks dat zij behoorlijk was opgeroepen.
De rechtbank heeft de belangen van verzoekster en de andere schuldeisers afgewogen tegen de belangen van [schuldeiser]. Het belang van [schuldeiser] bij volledige betaling van haar vordering werd als minder zwaarwegend beschouwd, vooral omdat de andere schuldeisers al akkoord waren gegaan met de regeling. De rechtbank oordeelde dat de aangeboden regeling het uiterste was wat verzoekster kon bieden, gezien haar financiële situatie en de begeleiding die zij ontving. De rechtbank concludeerde dat de belangen van verzoekster en de schuldeisers die instemden met de regeling zwaarder wogen dan die van [schuldeiser].
Daarom heeft de rechtbank het verzoek om [schuldeiser] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en [schuldeiser] veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot. Tevens werd het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat er nu een gedwongen schuldregeling was afgekondigd. Dit vonnis is uitgesproken door mr. M. Aukema op 24 juni 2022.