ECLI:NL:RBROT:2022:5427

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 juni 2022
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
10/046540-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van wapenbezit en DNA-bewijs in strafzaak

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 27 juni 2022, is de verdachte beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Op 16 februari 2021 werd in de woning van de verdachte een pistool, twee patroonmagazijnen en 29 kogelpatronen aangetroffen, verstopt in een radiator in de badkamer. Het DNA van de verdachte werd aangetroffen op het vuurwapen en de magazijnen, maar de verdachte ontkende enige wetenschap van deze voorwerpen te hebben. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet wist wie de goederen had verstopt en dat het DNA mogelijk was aangetroffen door contaminatie. De rechtbank oordeelde echter dat de theoretische mogelijkheid van contaminatie niet als een aannemelijke verklaring kon worden aangemerkt, gezien het aantal DNA-sporen en de bewijskracht daarvan. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte wist van de aanwezigheid van het vuurwapen en de munitie, wat leidde tot een bewezenverklaring van de tenlastelegging. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 110 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uur. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en besloot af te zien van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan het voorarrest.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/046540-21
Datum uitspraak: 27 juni 2022
Tegenspraak (279 Sv)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
raadsvrouw mr. M.G.J. Plat, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 juni 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S. Epozdemir heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 170 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf voor de duur van 120 uur subsidiair 60 dagen hechtenis.
4.1
Bewijswaardering
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap had van het vuurwapen, de patroonmagazijnen en de munitie in zijn woning. Hij heeft verklaard dat hij niet weet wie deze goederen heeft verstopt, maar dat zijn vriend [persoon A] (hierna: [persoon A] ) wel een sleutel van zijn woning heeft. Daarnaast heeft [persoon A] verklaard dat hij een en ander in de woning heeft verstopt. Het aangetroffen DNA kan verklaard worden doordat het vuurwapen en de magazijnen in een trui of doek uit de woning van de verdachte gewikkeld zaten.
Beoordeling
Op 16 februari 2021 zijn in de woning van de verdachte een pistool, twee patroonmagazijnen en 29 kogelpatronen gevonden. Deze lagen gewikkeld in een doek of trui in een radiator in de badkamer. Op het vuurwapen en beide patroonmagazijnen is het DNA-profiel van de verdachte aangetroffen. Aan dit profiel is de maximale bewijskracht toegekend. Verder is op het vuurwapen alleen het DNA-profiel van de verdachte aangetroffen en niet dat van [persoon A] .
Voor de aanwezigheid van zijn DNA heeft de verdachte geen aannemelijke verklaring gegeven. Gelet op het aantal DNA-sporen dat is aangetroffen en de bewijskracht daarvan kan de theoretische mogelijkheid van contaminatie niet als een zodanige verklaring worden aangemerkt. Het DNA van de verdachte kan dus alleen op het wapen en de magazijnen terechtgekomen zijn doordat hij die heeft vastgehouden. Daaruit volgt dat hij van de aanwezigheid van die voorwerpen wist en er dus ook over kon beschikken. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring.
Omdat op basis van de bevindingen niet kan worden vastgesteld dat een ander dan de verdachte op of omstreeks de tenlastegelegde pleegdatum de goederen voorhanden heeft gehad, wordt hij vrijgesproken van het medeplegen.
4.2
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 16 februari 2021 te Zwijndrecht,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en
munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk/type Walther P99, kaliber 9mm
en munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de
Wet wapens en munitie, te weten negenentwintig, voor voornoemd vuurwapen geschikte kogelpatronen van het kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad
en
onderdelen van een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3º, gelet op
artikel 2, lid 1 van Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te
weten patroonmagazijnen, zijnde hulpstukken en
onderdelen die van wezenlijke aard zijn en specifiek
geschikt voor voornoemd vuurwapen.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het
feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte wordt opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte had in zijn woning een wapen en munitie verstopt. Het bezit daarvan leidt niet zelden tot het gebruik daarvan. Verboden vuurwapenbezit brengt daarom een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee. Dat de verdachte hieraan heeft bijgedragen, wordt hem aangerekend.
De rechtbank heeft een strafblad van 23 mei 2022 gezien, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Gezien de ernst van het feit kan daarop in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur daarvan is gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gelet op het strafblad en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze uit het dossier zijn gebleken en door zijn raadsvrouw naar voren zijn gebracht, zal echter, in lijn met de eis, worden afgezien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan het ondergane voorarrest. Wel zal een taakstraf en een gedeeltelijke voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd. Die laatste valt wat lager uit dan gevorderd. Het voorwaardelijke strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 110 (honderdtien) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 100 (honderd) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. M.M. Dolman en B. Vaz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.C.M.A. Bals, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 juni 2022.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 16 februari 2021 te Zwijndrecht,
alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en
munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van
een pistool van het merk/type Walther P99, kaliber 9mm
en/of
munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de
Wet wapens en munitie, te weten negenentwintig, bij voornoemd vuurwapen
behorende, althans voor voornoemd vuurwapen geschikte kogelpatronen van het
kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad
en/of
(een) onderde(e)l(en) van een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3º, gelet op
artikel 2, lid 1 van Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te
weten een of meerdere patroonmagazijn(en), zijnde (een) hulpstuk(ken) en/of
onderde(e)l(en) dat/die van wezenlijke aard is/zijn en specifiek bestemd, althans
geschikt voor voornoemd vuurwapen.