In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 22 april 2022, gaat het om een echtscheiding tussen partijen die op 11 september 2019 in Rotterdam zijn gehuwd. Beide partijen hebben zowel de Turkse als de Nederlandse nationaliteit. De vrouw verzoekt om een partneralimentatie van € 1.000,- per maand, maar onderbouwt haar behoeftigheid onvoldoende. De man verzoekt om verdeling van de beperkte gemeenschap van goederen, specifiek de gouden sieraden, maar de vrouw betwist dat er nog iets te verdelen valt. De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw om alimentatie af, omdat zij niet voldoende bewijs heeft geleverd van haar behoeftigheid. Ook het verzoek van de man om verdeling van de gemeenschap wordt afgewezen, omdat hij onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn eenmanszaak en de verdeling van de inboedel. De rechtbank stelt vast dat de man niet heeft aangetoond dat er niets meer te verdelen valt en dat er geen overeenstemming is over een partiële verdeling. De rechtbank spreekt de echtscheiding uit en compenseert de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. B. Krijnen, rechter, in aanwezigheid van griffier C. Naujoks.