4.3uur, gecontroleerd hebben bij het centraal station te Haarlem. Wij herkennen de
man aan zijn kleding kapsel en gezicht.
Deze man is tevens te zien op de beelden van camera 15. Te zien is dat hij het
slachtoffer aan de andere kant van de weg tegemoet loopt en nadat het slachtoffer
gepasseerd is draait de man om en loopt in dezelfde richting als het slachtoffer.
1. De verklaring van aangeefster [naam slachtoffer 3]
Op 14 augustus 2021 omstreeks 17.45 uur stond ik bij het metrostation Beurs te Rotterdam, ik stapte in de metro richting de Terp.
Ik nam plaats aan de linkerkant. Een man sprak mij aan. Ik voelde mij onprettig en geïntimideerd door de man. Ik besloot ergens anders te gaan zitten. Ik zag dat de man mij sloeg. Ik voelde een harde klap tegen de linker zijkant van mijn hoofd. Ik voelde een stekende pijn aan de linker zijkant van mij hoofd. Ik heb die dag erg last gehad van hoofdpijn door de klap.
2. De verklaring van de verdachte
U houdt mij de aangifte voor van een mishandeling op 14 augustus 2021 om 17:45 uur ’s avonds. U toont mij Foto #13 uit fotobijlage bij proces-verbaal [procesverbaalnummer 1]. U ziet een meneer wijzen naar de kont van een mevrouw en vraagt wie dit is? Dat ben ik.
1. De verklaring van aangeefster [naam slachtoffer 4]
Op 16 augustus 2021 tegen 21.00 uur had een getinte man, lengte ongeveer 1.80 meter met heel kort stoppelhaar en een stoppelbaard, dun postuur, in een donkerkleurige broek en een donkerkleurig oversized t-shirt, mij geholpen bij het openen van de toegangspoortjes op Station Blaak in Rotterdam. Ik liep richting de uitgang. De man liep achter mij aan. Ik liep naar de trap en rende deze op. Toen ik de trap op rende, voelde ik dat de man mij duwde, waardoor ik voorover viel op de trap. Hierna voelde ik dat de man zijn hand onder mijn jurk deed. Ik voelde zijn hand tussen mijn benen gaan en merkte dat hij mijn vagina aanraakte. Dit was over mijn slip heen maar ik merkte dat hij met zijn vingers op zoek was naar de ingang van mijn vagina. Ik kreeg het gevoel dat hij zijn vingers er in wilde stoppen. Ik voelde een grote druk op mijn vagina, zodat hij meteen met zijn vingers door mijn slip naar binnen zou kunnen gaan als dat gelukt was. Hij pakte met een paar vingers mijn vagina vast, deed mijn schaamlippen uit elkaar met zijn vingers. Hij probeerde toen met een andere vinger om in mijn vagina te komen. Zijn vinger ging wel een klein stukje, ik denk 1 a 2 centimeter mijn vagina binnen. Dit was met mijn onderbroek er tussen. Het ging allemaal heel erg snel. Ik schrok erg toen hij me bij mijn genitaliën aanraakte.
Ik ben 40 jaar oud en 1,65 lang. Ik heb blond lang haar, blauwe ogen, blanke huid en een normaal bouw.
2. Onderzoek politie
Ik heb de aan mij door Pro Rail beschikbaar gestelde camerabeelden (kenmerk: RTB-109 Hal thv Spl/2/3/4 ri OVCP en RTB-112 Hal ri Trap Vpl) van 16 augustus 2021 tussen 20:55 uur en 21:05 uur uitgekeken. De camera met kenmerk RTB-109 geeft een beeld op de centrale hal van het station en geeft de voor publiek toegankelijke hal van het metrostation en het treinstation weer. Aan de linkerzijde van het beeld is een trap te zien die naar het treinperron beneden leidt.
Om 21:00:02 uur zie ik een persoon aan de linkerzijde van de centrale hal staan. Deze
persoon is licht getint, heeft kort, zwart haar, draagt een donkere trui en donkerblauwe broek. De persoon draagt zwarte schoenen met witte zool. Aan het postuur lijkt deze persoon te zijn een man te zijn. Ik noem deze persoon: [persoon]
Ik zie dat er een persoon de trap op komt lopen in de richting van de voor publiek toegankelijke hal. Deze persoon is blank, heeft lang, blond haar in een knot. Draagt een groene jurk met daarover een donker vest en heeft een roze schoudertas om. Aan het postuur te zien lijkt deze persoon een vrouw te zijn. Deze persoon voldoet aan het signalement waarmee het slachtoffer c.q. aangeefster zichzelf heeft beschreven. Ik noem deze persoon: aangeefster.
Om 21:00: zie ik dat aangeefster bij de toegangspoort staat. [persoon] loopt naar aangeefster en opent de toegangsport. Aangeefster loopt voorbij [persoon] en loopt richting uitgang. Ik zie dat [persoon] haar op ongeveer 2 meter volgt in de richting van de uitgang. Aangeefster en [persoon] lopen beiden richting van de trap. Aangeefster loopt de trap op. [persoon] versnelt zijn pas en rent per 2 treden achter aangeefster aan. Zij passeren beiden met hun bovenlijven het plafond en is dit niet meer zichtbaar op het beeld. Ik zie aan de benen van zowel [persoon] en aangeefster dat zij naast elkaar komen te staan op dezelfde trede. Ik zie dat [persoon] links van aangeefster staat. Ik zie dat aangeefster een aantal treden naar beneden stapt, of lijkt te vallen. Ik zie dat de groene jurk van aangeefster over de rechterarm van [persoon] zit, dus dat hij kennelijk met zijn rechterarm onder de jurk zit. Ik zie dat de groene jurk weer terug naar beneden valt. Ik zie dat [persoon] vervolgens verder de trap op rent.
3. Onderzoek politie
Ik kreeg via briefing en persoonlijk een aandachtvestiging van politie ambtenaar [naam agent 1] met de vraag: wie herkent deze aanrander op het metrostation Blaak. De aandachtvestiging bevatte 3 foto’s:
- foto 1 : [bestandsnaam 1]
- foto 2 : [bestandsnaam 2]
- foto 3 : [bestandsnaam 3]
De persoon op foto 1, foto 2 en foto 3 herken ik als: [naam verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
Het Flex team Rotterdam heeft in de politiebrief de herkenning en aandacht gevraagd met
een slide met tekst: 'Wie herkent deze aanrander op metrostation Blaak'. Op deze slide waren drie foto's te zien van een donker getinte man. Zie voor een foto van de briefingsslide foto 1, foto 2, foto 3 en foto 4 van de fotobijlage bij dit proces-verbaal van herkenning
(Fotobijlage bij Proces-verbaal van bevindingen [procesverbaalnummer 2]).
Ik zag op de computer bij de dagelijkse politiebriefing een slide dat er een man werd
gezocht voor een steekincident in een trein op metrostation Blaak. Hierbij werd als verdachte vermeld: [naam verdachte], geboren op [geboortedatum] met afbeelding van een politiefoto (foto 6). Ik bekeek deze SKDB foto die van hem gemaakt was op 7-05-2021 (foto 5) van de fotobijlage bij dit proces-verbaal van herkenning. Ik bekeek foto 1 en foto 5 en zag dat dit een en dezelfde persoon betrof.
Ik herken [naam verdachte] als verdachte en zag dat zijn gelaatskenmerken overeen komen, zie
hieronder de omschrijving.
Aan zijn herkenning droegen de volgende specifieke kenmerken bij:
Ik zag dat de verdachte op beiden foto's een licht getinte man betreft, zie hiervoor
foto 7 en 8. Ik zie dat de verdachte op beiden foto's een smal gezicht heeft, en een
hoog voorhoofd heeft met dezelfde haargrens. Zijn haargrens loopt op het voorhoofd
blokvormig. Aan de zijkant van zijn hoofd loopt de haarlijn schuin naar de oren en
heeft hij een inham zie hiervoor foto 9. Ik zie dat de lijn van de zwarte wenkbrauwen
overeenkomen. Ik zie dat verdachte op beiden foto's een uitstekende smalle kin heeft.
De vorm van zijn gelaat is ovaalvormig.
Op foto 2 zag ik dat de man op zijn rechter onderarm een grote tatoeëring had. Ik bekeek het
signalement zoals door de politie vastgelegd was in Bleuspot. Ik zag dat in het signalement van 14-01-2016 was vastgelegd dat [naam verdachte] een tatoeëring op zijn onderarm had. De tatoeëring heb ik op foto 3 en 4 aangeduid met een roodkleurige ovaal.
Ik herkende hem na nadere bestudering van de foto's.
1.
Verklaring van aangeefster [naam slachtoffer 5]
Ik liep op 6 september 2021, omstreeks 19:40 uur, bij het metrostation Blaak de poortjes uit, omdat ik naar een voetbaltraining ging. Ik was op dat moment alleen in de hal en merkte dat er iemand met mij mee wilde lopen door de poortjes. Ik droeg een los kort voetbalbroekje zwart met een rode streep, merk Adidas.
Dit was een donkere man, donkerbruine huidskleur, van Afrikaanse afkomst, ongeveer 40 jaar, ongeveer 1, 75 meter lang, met een sigaret in zijn mond en had een beetje donker haar op zijn hoofd. Hij droeg een zwart shirt met een logo, witte schoenen en een donkere spijkerbroek. Toen ik bij het poortje was merkte ik dat hij tegen me aan kwam staan en mij bij mijn vagina pakte. Hij stond met de voorkant van zijn lichaam tegen mijn rug aan. Dit ging allemaal best snel en hij deed dat terwijl ik aan het inchecken was met mijn ov-kaart.
Ik voelde dat hij achterlangs via mijn billen mijn vagina vast pakte. Ik voelde 3 vingers op mijn vagina. Dat was ongeveer ter hoogte van mijn clitoris. Het duurde ongeveer 2 a 3 seconden. Hij duwde zijn vingers best wel hard op mijn vagina. Door het voetbalbroekje wat ik droeg kon hij goed mijn vagina voelen.
2.
Onderzoek politie
Ik, verbalisant [naam agent 1], heb uitgekeken de aan mij door ProRail beschikbaar gestelde camerabeelden (kenmerk RTB-109 Hal thv Spl/2/3/4 ri OVCP en kenmerk RTB-109) die opgenomen zij op 6 september 2021.
De camera met kenmerk RTB-109 geeft beeld op de centrale hal van het station en geeft de voor publiek toegankelijke hal van het metrostation en het treinstation weer. Aan de linkerzijde van het beeld is een trap te zien die naar het treinperron beneden leidt. De ruimte tussen deze trap en de hal word begrensd door een toegangspoort die te openen is met een Ov-kaart of QR-code.
Om 19:33:15 uur zie ik een persoon aan de verre kant van de hal staan. Deze persoon
heeft lang bruin haar, een beige shirt en donkere korte broek. De persoon draagt witte schoenen en heeft een rugtas om. Aan het postuur van deze persoon is te zien dat dit waarschijnlijk een vrouw betreft (hierna aangeefster).
Ik zie halverwege de rechterzijde van de centrale hal, een persoon staan. Deze persoon heeft kort, donker haar, draagt een zwart shirt en donker blauwe spijkerbroek en witte schoenen met een gele zool. De schouders van de man zijn opvallend smal en de spijkerbroek is opvallend wijd. Aan het postuur van deze persoon is te zien dat dit waarschijnlijk een man betreft (hierna verdachte).
Om 19:34:53 uur zie ik aangeefster doorloopt aan de linkerzijde van de groen oplichtende pilaar in de richting van de toegangspoort van de treinperrons. Ik zie dat verdachte op ongeveer een (1) meter afstand in dezelfde richting als de aangeefster loopt. Op het moment dat aangeefster de toegangspoort passeert zie ik dat verdachte met zijn linkerhand in de richting van de kont van aangeefster beweegt. Op het moment dat de hand op de kont van aangeefster lijkt te komen zie ik dat aangeefster met versnelde pas naar voren loopt en zich omdraait. Verdachte blijft aan de andere zijde van de toegangspoort staan.
Om 19:26:06 uur zie ik de verdachte door het beeld lopen. Aan de hand hier van kan ik een
specifieker signalement opmaken:
man, opgeschoren zwart haar, licht getint negroïde, opvallend voorovergebogen postuur zwart T-shirt met wit rode opdruk, petrolblauwe spijkerbroek, wijd model, witte schoenen met grijze neus en hiel.
3.
Eigen waarneming van de rechtbank
De rechtbank neemt op de camerabeelden (RTB-109 Hal, kenmerk RTB-109 Hal thv Spl/2/3/4 ri OVCP met als datum en begintijdstip: 2021-09-06:18:57) het volgende waar:
33:01: de persoon (1) verschijnt in beeld.
33:23: de andere persoon (2) in een korte zwarte broek met deels blote benen komt ook in beeld.
33:57: de andere persoon (2) loopt naar de toegangspoortjes.
34:00: de persoon (1) nadert dicht de andere persoon (2).
34:01: de persoon (1) strekt zijn linkerarm uit naar het middel van de andere persoon (2) bij de toegangspoortjes.
34:03: de andere persoon (2) loopt door de poortjes en draait zich om richting van de persoon (1).
34:50: de persoon (1) loopt richting de camera en komt met zijn gezicht en kleding duidelijk in beeld van de camera. De man is een licht getinte man met een zwart T-shirt met een witte opdruk met een donkere spijkerbroek. De rechtbank herkent deze man als de verdachte aan zijn uiterlijk en aan zijn manier van lopen.
4. onderzoek politie
Op 6 september 2021, tussen 19:30 uur en 19:50, uur heeft een aanranding plaatsgevonden op station Blaak te Rotterdam. Hierbij is de betrokkene [naam slachtoffer 5] bij haar kruis gegrepen.
[naam slachtoffer 5] checkt in op 6 september 2021, 19:33 uur bij de trein - NS station Blaak.
1.
Verklaring van aangeefster [naam slachtoffer 6]
Ik vertrok op 20 september 2021 om 9:21 uur vanaf Den Haag met de sprinter naar Haarlem. Ik zat in een coupe waar ik altijd zit. Ik zat in een hoekje met daarnaast een gangpad. Ik zag dat een man naar mij toekwam. De man pakte met zijn hand uit het niets mijn keel vast en pakte mijn linkerborst. Hij ging van mijn keel naar beneden toe, toen zat hij aan mijn linkerborst en hij duwde daar een beetje in. Hij duwde met zijn open hand op mijn borst. Ik duwde de man weg. De man liep weg. Ik liep achter hem aan. De man sloeg mij tegen mijn rechteroor en rechterkaak. Ik viel met mijn hoofd tegen de paal. Opeens lag ik op de grond. Ik had een ruis in mijn oor. Ik had pijn.
2.
Geneeskundige verklaring
Haga Ziekenhuis: medische informatie betreffende [naam slachtoffer 6]
Onderzoek persoon: 20/09/2021
Uitwendig waargenomen letsel: verkleuring links voorhoofd.
3.
Verklaring van [naam agent 2]
Ik, verbalisant, was op 20 september 2021 belast met surveillance in Leiden in verband met een melding van een aanranding in de trein tussen Den Haag en Leiden. De benadeelden stonden voor het station Leiden op de politie te wachten. Ik begaf mij toen direct ter plaatse en werd daar aangesproken door een vrouw die mij daarnaar gevraagd opgaf te zijn: [naam agent 2]. Zij verklaarde mij daarnaar gevraagd:
Ik was vandaag met de trein van Den Haag Centraal van 09:21 uur naar Leiden gereisd.
Er zat links in de coupé op de eerste rij naast het raam een blond meisje. Een man liep naar dit meisje. Ik zag dat hij haar vastpakte ter hoogte van haar borsten en keel. Ik zag dat hij haar aan haar borst vastpakte. De man liep daarna weg maar ik zag dat het meisje opstond. Ik zag dat die man dit meisje een hele harde klap in haar gezicht gaf. Die klap was zo hard dat zij met haar hoofd tegen een paal klapte.
De man had een getint uiterlijk, was tussen de 20 en 30 jaar oud, was tussen de 175 en 180 cm lang, droeg een wijd grijskleurig shirt met blote armen en droeg nieuw uitziende beige
kleurige schoenen.
4.
Verklaring van de verdachte
U houdt mij voor dat dit gaat om een meisje in de trein in de omgeving van Den Haag, station Laan van NOI, op 20 september 2021, rondom 09:20 uur.
U toont mij Foto#8:
Antwoord: Ja, ja, ja. Ben ik.
U toont mij Foto #9:
Antwoord: Ja, ja.
U toont mij Foto #10 en houdt mij voor dat er een meisje zit, dat beide foto’s hetzelfde zijn maar dan vanuit een ander oogpunt en vraagt mij of ik mij dat kan herinneren.
Antwoord: Ja, ben ik.
U toont mij Foto#12:
Antwoord: Ik doe stoer. Ik was opgefokt door met die gast in de ochtend.
4.
De verboden gedragingen en de strafbaarheid
De bewezen feiten leveren op:
Ten aanzien van parketnummer 10/253800-21 feit 1:
poging tot doodslag;
Ten aanzien van parketnummer 10/332148-21 feit 1:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
Ten aanzien van parketnummer 10/332148-21 feit 2:
mishandeling;
Ten aanzien van parketnummer 10/332148-21 feit 3:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
Ten aanzien van parketnummer 10/332148-21 feit 4:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
Ten aanzien van parketnummer 10/332148-21 feit 5:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
Ten aanzien van parketnummer 10/332148-21 feit 6:
mishandeling.
Strafbaarheid van het feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is strafbaar.
5.
Motivering straf en maatregel
Algemeen kader bij oplegging van straffen en een maatregel
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden.
Feiten en omstandigheden waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft in de vroege ochtendspits in een rijdende trein plotseling een willekeurige medereiziger met een keukenmes agressief in het gezicht gesneden, met een diepe en grote snijwond in de rechter wang als gevolg. De aangever moest dezelfde dag aan deze wond worden geopereerd.
De verdachte heeft door zijn handelen blijk gegeven van een ernstig gebrek aan respect voor de fysieke integriteit van de aangever. De verdachte heeft naast fysiek letsel de aangever ook psychisch leed bezorgd, hetgeen ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring gebleken is. De aangever heeft aan het incident een ontsierend en pijnlijk litteken op de rechter wang overgehouden, mist het gevoel in dit gebied en moet leven met de onzekerheid of hij volledig hiervan zal herstellen. Daarnaast heeft de aangever angstgevoelens en voelt hij zich sinds het incident met het mes geremd in het sociale verkeer. Het incident heeft ook bij de daarbij aanwezige getuigen en in de maatschappij gevoelens van onveiligheid veroorzaakt.
Daarnaast heeft de verdachte in een tijdsbestek van ongeveer zeven weken vier aangeefsters in het openbaar onzedelijk betast bij de billen, vagina en borst. Verder heeft de verdachte twee aangeefsters mishandeld in de trein, onder wie één aangeefster die hij kort daarvoor betast had. De verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de aangeefsters, zonder zich te bekommeren om de gevolgen van zijn handelen.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft gekeken naar een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 april 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor schennis van de eerbaarheid en feitelijke aanranding.
NIFP-rapportage over de verdachte
De psychiaters [naam 2] en [naam 3] en de klinisch psycholoog [naam 4] hebben een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 4 mei 2022.
De reclassering over de verdachte.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 13
juni 2022.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie acht de poging tot doodslag onder parketnummer 10/253800-21 en de strafbare feiten onder parketnummer 10/332148-21 bewezen. De oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes jaar is passend voor dergelijke ernstige feiten. Daarnaast is het, om de maatschappij te beschermen, noodzakelijk dat de maatregel terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege (hierna: TBS-maatregel) wordt opgelegd, in een kliniek met een hoog beveiligingsniveau.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om een gevangenisstraf voor de duur van niet langer dan acht tot tien maanden, in navolging van de door haar bepleite kwalificatie van (poging tot) zware mishandeling.
De verdediging heeft subsidiair verzocht de TBS-maatregel met voorwaarden op te leggen. Door de verstandelijke beperking en de jarenlange psychiatrische problematiek van de verdachte zal de TBS-maatregel vele jaren duren. De TBS-maatregel met dwangverpleging is dan ook niet proportioneel, en de verdachte is bereid om aan voorwaarden mee te werken.
NIFP-rapportage over de verdachte:
De gedragsdeskundigen concluderen – samengevat – dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis, waarbij in het diagnostisch beeld schizofrenie het meest naar voren komt. Dit uit zich in paranoïde wanen, hallucinaties van auditieve en visuele aard en desorganisatie van het gedrag. De psychotische symptomen zijn chronisch aanwezig, ondanks de inzet van verschillende soorten zware medicatie, en beheersen in grote mate het gedrag van de verdachte. Daarnaast heeft de verdachte een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens: hij functioneert op licht verstandelijk niveau waarbij zijn sociaal-emotionele ontwikkeling op het niveau van een drie- tot zevenjarige ligt. Ook heeft de verdachte een ernstige stoornis in het cannabis- en alcoholgebruik. Dit beïnvloedt op een negatieve manier de door de schizofrenie reeds sterk ondergraven realiteitstoetsing en impulscontrole, zorgt dat de verdachte zich in het verleden meermaals aan begeleiding of behandeling heeft onttrokken, vermindert de impulscontrole en heeft geleid tot verwervingscriminaliteit.
Er is een duidelijke invloed van de psychische stoornissen op de gedragingen van de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde steekincident. Het is niet uit te sluiten dat hij in zeer beperkte mate zijn gedragingen kon reguleren. De gedragsdeskundigen adviseren daarom de verdachte het steekincident in sterk verminderde mate toe te rekenen.
Gezien de ernst, chroniciteit en complexiteit van de psychische stoornissen, waardoor het gedrag van de verdachte in grote mate wordt bepaald, gaan de deskundigen met betrekking tot de ten laste gelegde aanrandingen en mishandelingen uit van tenminste enige doorwerking van voormelde stoornissen. Over de mate waarin deze ten laste gelegde feiten aan de verdachte zijn toe te rekenen, kunnen de gedragsdeskundigen echter geen goed onderbouwde uitspraken doen.
De klinische inschatting van het recidiverisico op ernstige geweldpleging is hoog en onvoorspelbaar. De psychische problematiek is chronisch, bij de verdachte ontbreekt ziektebesef en -inzicht en hij heeft een lage ontvankelijkheid voor behandeling. De desorganisatie maakt dat het onvoorspelbaar is wanneer de verdachte zal recidiveren in geweld. Er zijn nauwelijks beschermende factoren aanwezig die beschermen tegen geweld.
Verder is al langere tijd sprake van seksueel grensoverschrijdend gedrag dat mede tot stand lijkt te komen door verminderde impulsbeheersing en desorganisatie van het gedrag. Daarbij is het normbesef op seksueel gebied afwijkend als gevolg van de omgeving waarin de verdachte is opgegroeid. De klinische inschatting van het risico op herhaling van seksueel geweld is statistisch hoog vanwege voornoemde gestoorde impulscontrole en zijn afwijkende seksuele moraal.
De deskundigen concluderen dat de verdachte een langdurige klinische behandeling
nodig heeft met een combinatie van antipsychotische medicatie, een structuur in een prikkelarme omgeving, abstinentie, psycho-educatie en mogelijk een aanvullende psychologische behandeling op de psychotische symptomen. De kliniek dient expertise te beschikken op het gebied van LVB-problematiek. In een dergelijke klinische situatie is de kans aanzienlijk dat het recidivegevaar ten positieve kan worden beïnvloed. Het gedwongen en langdurig klinisch verblijf is noodzakelijk in een kliniek met een hoog beveiligingsniveau, omdat te verwachten is dat de verdachte zich anders fysiek aan de behandeling zal onttrekken. De deskundigen achten een behandeling in een voorwaardelijk kader niet haalbaar, omdat betrokkene niet in staat is zich aan de voorwaarden te houden ten gevolge van de pathologie.
Gelet op het bovenstaande adviseren de deskundigen de TBS-maatregel met bevel tot dwangverpleging op te leggen. Zij geven in overweging om deze behandeling te laten plaatsvinden bij Trajectum, locatie Hoeve Boschoord, dan wel bij een vergelijkbare andere instelling met expertise op het grensvlak van verstandelijke beperking en psychiatrische stoornissen.
Reclasseringsrapportage:
De reclassering adviseert – kort samengevat – negatief over de TBS-maatregel met voorwaarden, omdat zij geen mogelijkheden ziet om met voorwaarden de risico's te beperken of het gedrag van de verdachte te veranderen. De reclassering vindt dat het afbreukrisico onverantwoord hoog is met de maatregel TBS met voorwaarden. De verdachte heeft geen ziekte-inzicht of probleembesef, staat niet open voor toezicht en behandelingen, en kan zich niet aan de voorwaarden houden ten gevolge van zijn pathologie. Ook de reclassering schat het risico op recidive en onttrekking aan voorwaarden hoog in.
De maatregel terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege
Nu de bovenstaande conclusies van de gedragsdeskundigen en de reclassering worden gedragen door hun bevindingen neemt de rechtbank deze over.
Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van álle bewezenverklaarde feiten een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, zodat de rechtbank hem álle feiten in sterk verminderde mate zal toerekenen. De rechtbank weegt hierbij mee dat de bewezen verklaarde feiten die zien op de aanrandingen en de mishandelingen in een tijdsbestek van enkele weken voor het steekincident en op de dag van het steekincident hebben plaatsvonden zodat ook die feiten hem in sterk verminderde mate zijn toe te rekenen.
De rechtbank komt op grond van het bovenstaande in combinatie met de ernst en de aard van de bewezenverklaarde strafbare feiten tot het oordeel dat de oplegging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege noodzakelijk en proportioneel is om langdurig de veiligheid van personen te kunnen waarborgen. Het verzoek van de verdediging om de TBS-maatregel met voorwaarden op te leggen, wordt dan ook afgewezen.
De rechtbank stelt vast dat de bewezenverklaarde strafbare feiten, ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd, misdrijven betreffen als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2, Sr die tevens gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Daartoe zijn de aard en de kwalificatie van de bewezenverklaarde strafbare feiten redengevend. De totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Met betrekking tot de door de gedragsdeskundige geadviseerde plaatsing van de verdachte bij Trajectum, locatie Hoeve Boschoord, aan welke locatie, naar de rechtbank bekend is, beveiligingsniveau 3 is verbonden, merkt de rechtbank op dat de op te leggen terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege niet in de weg staat aan plaatsing van de verdachte in deze instelling.
Onvoorwaardelijke gevangenisstraf
Naast de oplegging van de bovengenoemde TBS-maatregel met dwangverpleging acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, maar vooral ook naar de mate van toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. Dat heeft tot gevolg dat de opgelegde straf – sterk – afwijkt van de eis van de officier van de justitie. Een onvoorwaardelijke straf van de geëiste duur acht de rechtbank in deze zaak allesbehalve opportuun. Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één jaar passend en geboden is.
Wettelijke voorschriften
Gelet is op de artikelen 37a, 37b, 45, 57, 246, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.