ECLI:NL:RBROT:2022:5382

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
4 juli 2022
Zaaknummer
10/253800-21 en 10/332148-21 vordering TUL: 16/026873-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag, mishandeling en aanranding in trein en openbaar vervoer

Op 29 juni 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van een poging tot doodslag, twee mishandelingen en vier aanrandingen. De verdachte heeft op 20 september 2021 in een rijdende trein een medereiziger met een keukenmes in het gezicht gesneden, wat resulteerde in een ernstige snijwond. Gedurende een periode van zeven weken heeft de verdachte ook twee personen mishandeld en vier personen in het openbaar onzedelijk betast. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar en terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn psychische stoornissen, in staat was om de gevolgen van zijn daden te begrijpen. De vorderingen van de benadeelde partijen tot schadevergoeding zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de schadevergoeding voor de slachtoffers heeft vastgesteld op verschillende bedragen, afhankelijk van de ernst van de geleden schade. De rechtbank heeft ook beslist over de inbeslagname van een mes dat bij de verdachte is aangetroffen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10/253800-21 en 10/332148-21
Parketnummer vordering TUL: 16/026873-21
Datum uitspraak: 29 juni 2022
Tegenspraak
Vonnis van meervoudige kamer in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres verdachte], gedetineerd in de PPC van de penitentiaire inrichting Vught.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 15 juni 2022.
Raadsvrouw van de verdachte: mr. J.J. Boelaars, advocaat te Rotterdam.
Officier van justitie: mr. N. Linnenbank.
Inhoudsopgave van dit vonnis
De verdachte wordt onder parketnummer 10/253800-21 beschuldigd van een poging doodslag door met een mes in iemands gezicht te snijden. Ook wordt hij onder dit parketnummer beschuldigd van bedreiging van diezelfde persoon. Daarnaast wordt de verdachte onder parketnummer 10/332148-21vier maal beschuldigd van een feitelijke aanranding en van twee mishandelingen. De volledige tekst van de tenlasteleggingen is opgenomen in hoofdstuk 1 van dit vonnis.
De rechtbank vindt dat de beschuldigingen, met uitzondering van de bedreiging, zijn bewezen. De vrijspraak, de bewezenverklaringen en de bewijsmotiveringen worden in hoofdstuk 2 van dit vonnis besproken.
Een overzicht van de bewijsmiddelen is in hoofdstuk 3 van dit vonnis uiteengezet.
De bewezenverklaarde feiten zijn volgens de wet verboden gedragingen. Welke dat zijn, is omschreven in hoofdstuk 4 van dit vonnis. In dat hoofdstuk worden ook de strafbaarheid van de feiten en de strafbaarheid van de verdachte besproken.
Aan de verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van één jaar, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast legt de rechtbank aan de verdachte de maatregel op van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Hoofdstuk 5 van dit vonnis vermeldt alle onderdelen van de straf, de maatregel en de motivering daarvan. De rechtbank gaat daarbij ook in op de vraag of, en zo ja, in welke mate, het strafbare handelen de verdachte kan worden toegerekend gelet op zijn psychische stoornissen.
De benadeelde partijen hebben een vordering tot schadevergoeding ingediend. In hoofdstuk 6 is deze beslissing uitgewerkt.
Hoofdstuk 7 van dit vonnis bevat de beslissing over de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf die eerder aan de verdachte is opgelegd.
In hoofdstuk 8 wordt de beslissing over het in beslag genomen mes uiteengezet.
Hoofdstuk 9 sluit dit vonnis af met een korte weergave van alle beslissingen en de ondertekening door de rechters en de griffier.

1..De beschuldigingen in de tenlasteleggingen

10/253800-21
1.
hij op of omstreeks 20 september 2021 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, een of meerdere keren met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de nek, de wang en/of het gezicht, althans het hoofd, van die [naam slachtoffer 1] heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 20 september 2021 te Rotterdam aan [naam slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (steek-/snij) verwondingen (mogelijk resulterend in een blijvend litteken) in/op de nek, de wang en/of het gezicht, heeft toegebracht door een of meerdere keren met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de nek, de wang en/of het gezicht, althans het hoofd, te steken/snijden;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 20 september 2021 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen een of meerdere keren met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de nek, de wang en/of het gezicht, althans het hoofd, van die [naam slachtoffer 1] heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 20 september 2021 te Rotterdam [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen ‘Ik maak je dood’ en/of ‘Ik ga je vermoorden’, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
10/332148-21
1.
hij op of omstreeks 7 augustus 2021 te Haarlem, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam slachtoffer 2], heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het (met kracht) duwen met zijn, verdachtes, met kleding bedekte schaamstreek tegen de billen van die [naam slachtoffer 2], het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het (onverhoeds) (van achteren) benaderen en/of (vervolgens) duwen/botsen tegen die [naam slachtoffer 2];
2.
hij op of omstreeks 14 augustus 2021 te Rotterdam [naam slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 3] (met kracht) in/op/tegen het gezicht te slaan en/of (vervolgens) in het gezicht van die [naam slachtoffer 3] te spugen (waardoor speeksel op en/of in het gezicht van die [naam slachtoffer 3] is gekomen);
3.
hij op of omstreeks 16 augustus 2021 te Rotterdam, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam slachtoffer 4], heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het grijpen van en/of vastpakken van en/of duwen op de met ondergoed bedekte vagina, althans (in de) schaamstreek, van die [naam slachtoffer 4], het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de
bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het (onverhoeds) (van achteren) benaderen van die [naam slachtoffer 4] en/of (vervolgens) brengen van zijn, verdachtes, hand(en) onder de jurk van die [naam slachtoffer 4];
4.
hij op of omstreeks 6 september 2021 te Rotterdam, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam slachtoffer 5], heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het grijpen van en/of vastpakken van en/of duwen op de met ondergoed bedekte vagina en/of clitoris, althans (in de) schaamstreek, van die [naam slachtoffer 5], het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het (onverhoeds) (van achteren) benaderen van die [naam slachtoffer 5] en/of (vervolgens) brengen van zijn, verdachtes, hand(en) naar de (voetbal)broek ter hoogte van de schaamstreek van die [naam slachtoffer 5];
5.
hij op of omstreeks 20 september 2021 te ‘s-Gravenhage, althans in Nederland, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam slachtoffer 6], heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het betasten van de borst van die [naam slachtoffer 6], het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het vastpakken van de keel/nek/hals van die [naam slachtoffer 6];
6.
hij op of omstreeks 20 september 2021 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, [naam slachtoffer 6] heeft mishandeld door (met kracht) in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 6] te slaan/stompen, als gevolg waarvan die [naam slachtoffer 6] met haar hoofd tegen een (ijzeren) buis aan kwam en (vervolgens) ten val is gekomen.

2..De beslissingen over het bewijs

Bewezenverklaring
De rechtbank vindt dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte ten aanzien van parketnummer 10/253800-21 feit 1 en ten aanzien van de ten laste gelegde feiten onder parketnummer 10/332148-21 heeft begaan op de volgende manier:
10/253800-21
1.
hij op 20 september 2021 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met een mes in de wang van die [naam slachtoffer 1] heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
10/332148-21
1.
hij op 7 augustus 2021 te Haarlem, door feitelijkheden [naam slachtoffer 2], heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, namelijk het met kracht duwen met zijn met kleding bedekte schaamstreek tegen de billen van die [naam slachtoffer 2],
waarbijde feitelijkheden hebben bestaan uit het onverhoeds van achteren benaderen en vervolgens duwen/botsen tegen die [naam slachtoffer 2].
2.
hij op 14 augustus 2021 te Rotterdam [naam slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 3] met kracht tegen het gezicht te slaan.
3.
hij op 16 augustus 2021 te Rotterdam, door feitelijkheden [naam slachtoffer 4], heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, namelijk het vastpakken van en duwen op de met ondergoed bedekte vagina van die [naam slachtoffer 4],
waarbijde feitelijkheden hebben bestaan uit het onverhoeds van achteren benaderen van die [naam slachtoffer 4] en vervolgens brengen van zijn, verdachtes, handen onder de jurk van die [naam slachtoffer 4].
4.
hij op 6 september 2021 te Rotterdam, door feitelijkheden [naam slachtoffer 5], heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, namelijk het vastpakken van de met ondergoed bedekte vagina en/of clitoris van die [naam slachtoffer 5],
waarbijde feitelijkheden hebben bestaan uit het onverhoeds van achteren benaderen van die [naam slachtoffer 5] en vervolgens brengen van zijn, verdachtes, handen naar de voetbalbroek ter hoogte van de schaamstreek van die [naam slachtoffer 5].
5.
hij op 20 september 2021 in Nederland door geweld [naam slachtoffer 6], heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, namelijk het betasten van de borst van die [naam slachtoffer 6],
waarbijhet geweld heeft bestaan uit het vastpakken van de keel van die [naam slachtoffer 6].
6.
hij op 20 september 2021 in Nederland [naam slachtoffer 6] heeft mishandeld door met kracht tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 6] te slaan, als gevolg waarvan die [naam slachtoffer 6] met haar hoofd tegen een ijzeren buis aan kwam en vervolgens ten val is gekomen.
Bewijsmotivering
De bewezenverklaringen zijn gegrond op de in hoofdstuk 3 van dit vonnis opgenomen inhoud van de bewijsmiddelen. Die bewijsmiddelen vormen ook de basis voor de hierna volgende vaststellingen, gevolgtrekkingen en conclusies die bij de bewezenverklaringen zijn betrokken.
Standpunt van de verdediging
Feit 1 onder parketnummer 10/253800-21:
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de tenlastegelegde poging doodslag vanwege het ontbreken van (voorwaardelijk) opzet. De verdachte was in de war, hoorde stemmen in zijn hoofd en dacht dat de aangever iemand was die hij kende en die zijn zoon zou hebben misbruikt. De verdachte wilde alleen een sneetje in de wang van de aangever maken.
Feiten 1, 3, 4 en 5 onder parketnummer 10/332148-21:
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde onder 1, 3, 4 en 5 wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs en heeft daartoe - kort zakelijk samengevat -aangevoerd ten aanzien van:
 feit 1: er kan niet worden vastgesteld dat de verdachte tegen de aangeefster [naam slachtoffer 2] is gebotst en een dergelijke botsing kan niet worden gekwalificeerd als feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
 feit 3: de door de aangeefster [naam slachtoffer 4] genoemde handelingen zijn niet zichtbaar op de camerabeelden en ook de verdachte is hierop niet duidelijk herkenbaar. Daarnaast is het DNA van de verdachte niet aanwezig in de bemonstering van het ondergoed van de aangeefster;
  • feit 4: de door de aangeefster [naam slachtoffer 5] genoemde handelingen zijn niet zichtbaar op de camerabeelden en het DNA van de verdachte is niet aanwezig in de bemonstering van het ondergoed van de aangeefster;
  • feit 5: uit de camerabeelden blijkt niet waar de verdachte de aangeefster [naam slachtoffer 6] precies heeft aangeraakt.
Bewijsoverweging Feit 1 onder parketnummer 10/253800-21
Uit de bewijsmiddelen kan het volgende worden afgeleid. Terwijl de aangever nietsvermoedend in de trein zat, is hij door de verdachte uit het niets op agressieve wijze met een keukenmes met een maaiende/snijdende beweging en met kracht in het gezicht gesneden. Het gevolg was een forse snijwond over de gehele wang, door alle lagen heen, verlopend vanaf de oorlel tot aan de neusvleugel met een beschadigde kaakspier en een doorgesneden kaakzenuw. De verdachte is dezelfde dag door een plastisch chirurg geopereerd. De snijwond zat een halve centimeter vanaf de halsslagader. Bij de handelingen schreeuwde de verdachte tegen de aangever onder andere: ‘kinderverkrachter’.
Door op die manier met een keukenmes te snijden in het gezicht van de aangever, heeft de verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij de aangever daarbij zou raken in vitale delen van het lichaam met dodelijk letsel tot gevolg en heeft hij die kans bewust aanvaard. Het gezicht is een kwetsbaar gedeelte van het lichaam waarin zich de luchtpijp en halsslagaderen bevinden en de verdachte heeft de halsslagader aan de rechterkant ook bijna geraakt. Er is daarom sprake van voorwaardelijk opzet op de dood van de aangever.
Verwerping bewijsverweer Feit 1 onder parketnummer 10/253800-21
Uit de hiervoor beschreven handelingen leidt de rechtbank af dat de stoornis die bij de verdachte door de deskundigen is vastgesteld (waarover hierna meer) een bewezenverklaring van het opzet niet in de weg staat. Ten tijde van zijn handelen ontbrak het de verdachte niet aan ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan. Het samenstel van handelingen en de uitlatingen daarbij geven de rechtbank het beeld van een zekere bewustheid van handelen. Daarbij kan nog worden opgemerkt dat de verdachte kort na de gebeurtenissen ook zeer open en bewust spreekt over zijn handelen en het verkeerde daarvan.
Vrijspraak feit 2 onder parketnummer 10/253800-21
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de bedreiging niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Verwerping bewijsverweer feiten 1, 3, 4 en 5 onder parketnummer 10/332148-21
Ten aanzien van feit 1
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte aangeefster [naam slachtoffer 2] op 7 augustus 2021 in de Barteljorisstraat in Haarlem rond 3:30 uur heeft gevolgd en vervolgens uit het niets met kracht met zijn schaamstreek tegen haar billen heeft gestoten waardoor de aangeefster pijn had aan haar rechter bil. Dat is een aanranding van haar eerbaarheid.
Van belang bij de vaststelling dat het de verdachte is geweest die deze aanranding pleegde, is dat de verdachte naar aanleiding van het door de aangeefster opgegeven signalement een uur na het incident is aangetroffen bij het station in Haarlem. Hij wordt bovendien op camerabeelden herkend als de man die op het genoemde tijdstip van het incident in de Barteljorisstraat in dezelfde richting loopt als de aangeefster.
Ten aanzien van feit 3
Uit de bewijsmiddelen volgt dat het de verdachte is geweest die de aangeefster [naam slachtoffer 4] op 16 augustus 2021 op het station Blaak in Rotterdam rond 21:00 uur heeft beetgepakt bij haar vagina toen zij door de verdachte op de trap werd geduwd en daarbij voorover viel. De verdachte is op camerabeelden herkend en daarbij is te zien dat op een trap de groene jurk van de aangeefster over de rechterarm van de verdachte zit en dat de verdachte dus met zijn arm onder haar jurk zit. Dat het DNA van de verdachte niet op de kleding van de aangeefster is aangetroffen maakt het bovenstaande niet anders.
Ten aanzien van feit 4
Uit de bewijsmiddelen volgt dat het de verdachte is geweest die op 6 september 2021 op het station Blaak te Rotterdam rond 19:40 uur de aangeefster [naam slachtoffer 5] met drie vingers bij haar vagina ter hoogte van haar clitoris heeft vastgepakt terwijl zij aan het inchecken was bij een toegangspoortje. Op camerabeelden is te zien dat een man op het moment dat de aangeefster de toegangspoort passeert met zijn linkerhand in de richting van haar billen beweegt en dat op het moment dat zijn hand op de billen van de aangeefster lijkt te komen, zij met een versnelde pas naar voren loopt en zich omdraait naar deze man. De persoon die de hiervoor beschreven handelingen uitvoert en duidelijk in beeld komt als een persoon met een donkere huidskleur met een zwart T-shirt met witte opdruk en een donkere broek aan, wordt door de rechtbank herkend als de verdachte aan zijn uiterlijk en zijn manier van lopen. Dat het DNA van de verdachte niet op de kleding van de aangeefster is aangetroffen maakt dit niet anders.
Ten aanzien van feit 5
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte op 20 september 2021 aanwezig was in een treincoupé waar hij de aangeefster [naam slachtoffer 6] bij haar keel en linkerborst heeft vastgepakt.
De verweren worden verworpen.

3..De bewijsmiddelen

Parketnummer 10/253800-21 [1]
1.
De verklaring van de verdachte [2]
Ik loop buiten altijd met een mes. Ik weet niet waarom ik op 20 september 2021 in de trein in het gezicht van [naam slachtoffer 1] heb gestoken. Ik heb dat gewoon gedaan. Ik dacht niet veel toen ik dit deed. Ik had veel rumoer in mijn hoofd.
2.
De verklaring van [naam slachtoffer 1] [3]
Op 20 september 2021 omstreeks 5:45 uur zat ik in de trein vanaf het Station Zuid in Rotterdam. Ik wilde richting Rotterdam CS reizen voor mijn werk. Ik zag een man lopen in de trein. Plotseling voelde ik een branderig gevoel in mijn gezicht. Dit gevoel kwam vanaf de rechterzijde van mijn gezicht en was afkomstig van achter mijn oor tot aan mijn neus.
Nadat ik aan mijn gezicht had gevoeld op de brandende plek zag ik dat er allemaal bloed op mijn handen en kleding zat. Ik zag dat de man die schreeuwde de dader was van hetgeen mij overkomen is. Hij had mij vanachteren aangevallen nadat hij mij gepasseerd was in het looppad van de treincoupé waarin ik op dat moment zat.
3.
De medische verklaring van het Erasmus MC [4]
Patiënt [naam slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum slachtoffer 1], werd op 20 september 2021 beoordeeld op de afdeling Spoedeisende Hulp van het Erasmus MC. Hieronder volgen onze bevindingen:
Forse snijwond gelaat rechts: snijwond van oorlel tot bijna aan neusvleugel door alle lagen. Oa M Masseter is door.
Beleid: Icc plastische chirurgie. indicatie voor hechten op OK.
4.
De medische verklaring van het Erams MC [5]
Wij zagen patiënt [naam slachtoffer 1] op 20-09-2021 op de spoedeisende hulp in verband met een snijverwonding in het gezicht. Patiënt was onderweg naar zijn werk en in de trein aangevallen door een man met een mes en in zijn wang gesneden.
Lichamelijk onderzoek:
Snijverwonding over gehele wang vanuit oor lobule doorlopend tot ala nasi rechts.
Masseter spier is gelaedeerd en de ramus buccalis van de nervus facialis was door.
5.
Onderzoek politie [6]
Ik zag dat [naam slachtoffer 1] een grote snijwond had aan de rechterkant van zijn gezicht. Ik zag dat deze snijwond begon achter het rechteroor en doorliep over de rechterwang naar de rechter neusvleugel. Ik hoorde later in het Erasmus MC dat de snijwond een halve centimeter van de halsslagader was begonnen.
6.
De verklaring van [naam 1] [7]
Ik ben aspirant-hoofdconducteur bij de NS. Ik zag dat man 1 met een maaiende beweging naar man 2, het slachtoffer, uithaalde met een wit keukenmesje. Hij werd geraakt aan de rechterkant van zijn nek en had een diepe snede over zijn wang tot bijna zijn neus aan toe. Het bloed spoot uit zijn gezicht en de hele trein zat onder.
Parketnummer 10/332148-21
Zaaksdossier Kuifduiker [8]
Feit 1:
1. De verklaring van aangeefster [naam slachtoffer 2] [9]
Ik liep op 7 augustus 2021 omstreeks 3:30 uur in de Barteljorisstraat te Haarlem. Ik zag in weerspiegeling van een winkelruit dat een man mij volgde en dat hij steeds dichterbij kwam. Ik stak de straat schuin over en midden op de weg stootte de man uit het niets met veel kracht met zijn schaamstreek tegen mijn billen aan. Ik had hierdoor pijn aan mijn rechterbil.
Ik kan de man als volgt omschrijven:
man, slank, met een licht getinte huid, heel zonnebankbruin, lengte 1,95 meter, een spits gezicht, grote ogen, hoge jukbeenderen en kort donker haar. Hij droeg een jas met capuchon die hij niet ophad, grijze spijkerbroek en had sportschoenen aan.
2. Onderzoek politie [10] :
Op 7 augustus 2021 omstreeks 3:30 uur hebben wij [naam slachtoffer 2] aangesproken. [naam slachtoffer 2] verklaarde ons als volgt:
Zij liep in de Barteljorissstraat en zag in de weerspiegeling van de winkelruiten dat er een man achter haar aan liep. Op dat moment zag zij in haar ooghoek dat de man heel dicht bij haar kwam en met kracht tegen haar aan liep. [naam slachtoffer 2] gaf aan dat zij meteen pijn voelde aan haar billen. [naam slachtoffer 2] draaide zich om, om de man aan te kijken. [naam slachtoffer 2] kon de man als volgt omschrijven:
Man, lichtgetint/heel zonnebankbruin, 1.95 meter lang, slank postuur, donker kort haar, spits gezicht met veel rimpels op de wangen, jas/vest met hoodie, grijze spijkerbroek.
Wij reden rond 04.30 uur over het Stationsplein in Haarlem en zagen dat er onder de
overkapping van het station op een van de bankjes een man zat. Wij zagen dat dit de
enige persoon was op het stationsplein. Wij zagen dat de man gekleed was in een
zwarte hoody en een grijze spijkerbroek. Wij zagen verder dat het een getinte man
betrof met kort donker haar. Hierop zijn wij naar de man toe gelopen om een gesprek
aan te gaan. Toen wij bij de man kwamen zagen wij dat de man putjes en groeven in
zijn wangen had. Wij vroegen de man om zijn identiteitskaart omdat hij overeenkwam met het eerder genoemde signalement. Hierop identificeerde de man zich als zijnde: [naam verdachte], geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats] (hierna te noemen [naam verdachte]). [naam verdachte] gaf aan dat hij uit Dordrecht kwam.
3. Onderzoek politie [11]
Wij hebben de op zaterdag 7 augustus 2021 de door ons bij cameratoezicht opgevraagde beelden met betrekking tot de aanranding bekeken.
Op de beelden van camera 02 Zijlstraat zien wij een man de Barteljorisstraat uitlopen
de Zijlstraat in. Terwijl de man de Zijlstraat inloopt zien wij het slachtoffer de
Barteljorisstraat uitlopen de Grotemarkt op.
De man op de beelden herkennen wij als de man die wij op 7 augustus 2021, omstreeks
4.3
uur, gecontroleerd hebben bij het centraal station te Haarlem. Wij herkennen de
man aan zijn kleding kapsel en gezicht.
Deze man is tevens te zien op de beelden van camera 15. Te zien is dat hij het
slachtoffer aan de andere kant van de weg tegemoet loopt en nadat het slachtoffer
gepasseerd is draait de man om en loopt in dezelfde richting als het slachtoffer.
Feit 2:
1. De verklaring van aangeefster [naam slachtoffer 3] [12]
Op 14 augustus 2021 omstreeks 17.45 uur stond ik bij het metrostation Beurs te Rotterdam, ik stapte in de metro richting de Terp.
Ik nam plaats aan de linkerkant. Een man sprak mij aan. Ik voelde mij onprettig en geïntimideerd door de man. Ik besloot ergens anders te gaan zitten. Ik zag dat de man mij sloeg. Ik voelde een harde klap tegen de linker zijkant van mijn hoofd. Ik voelde een stekende pijn aan de linker zijkant van mij hoofd. Ik heb die dag erg last gehad van hoofdpijn door de klap.
2. De verklaring van de verdachte [13]
U houdt mij de aangifte voor van een mishandeling op 14 augustus 2021 om 17:45 uur ’s avonds. U toont mij Foto #13 uit fotobijlage bij proces-verbaal [procesverbaalnummer 1]. U ziet een meneer wijzen naar de kont van een mevrouw en vraagt wie dit is? Dat ben ik.
Feit 3:
1. De verklaring van aangeefster [naam slachtoffer 4] [14]
Op 16 augustus 2021 tegen 21.00 uur had een getinte man, lengte ongeveer 1.80 meter met heel kort stoppelhaar en een stoppelbaard, dun postuur, in een donkerkleurige broek en een donkerkleurig oversized t-shirt, mij geholpen bij het openen van de toegangspoortjes op Station Blaak in Rotterdam. Ik liep richting de uitgang. De man liep achter mij aan. Ik liep naar de trap en rende deze op. Toen ik de trap op rende, voelde ik dat de man mij duwde, waardoor ik voorover viel op de trap. Hierna voelde ik dat de man zijn hand onder mijn jurk deed. Ik voelde zijn hand tussen mijn benen gaan en merkte dat hij mijn vagina aanraakte. Dit was over mijn slip heen maar ik merkte dat hij met zijn vingers op zoek was naar de ingang van mijn vagina. Ik kreeg het gevoel dat hij zijn vingers er in wilde stoppen. Ik voelde een grote druk op mijn vagina, zodat hij meteen met zijn vingers door mijn slip naar binnen zou kunnen gaan als dat gelukt was. Hij pakte met een paar vingers mijn vagina vast, deed mijn schaamlippen uit elkaar met zijn vingers. Hij probeerde toen met een andere vinger om in mijn vagina te komen. Zijn vinger ging wel een klein stukje, ik denk 1 a 2 centimeter mijn vagina binnen. Dit was met mijn onderbroek er tussen. Het ging allemaal heel erg snel. Ik schrok erg toen hij me bij mijn genitaliën aanraakte.
Ik ben 40 jaar oud en 1,65 lang. Ik heb blond lang haar, blauwe ogen, blanke huid en een normaal bouw.
2. Onderzoek politie [15]
Ik heb de aan mij door Pro Rail beschikbaar gestelde camerabeelden (kenmerk: RTB-109 Hal thv Spl/2/3/4 ri OVCP en RTB-112 Hal ri Trap Vpl) van 16 augustus 2021 tussen 20:55 uur en 21:05 uur uitgekeken. De camera met kenmerk RTB-109 geeft een beeld op de centrale hal van het station en geeft de voor publiek toegankelijke hal van het metrostation en het treinstation weer. Aan de linkerzijde van het beeld is een trap te zien die naar het treinperron beneden leidt.
Om 21:00:02 uur zie ik een persoon aan de linkerzijde van de centrale hal staan. Deze
persoon is licht getint, heeft kort, zwart haar, draagt een donkere trui en donkerblauwe broek. De persoon draagt zwarte schoenen met witte zool. Aan het postuur lijkt deze persoon te zijn een man te zijn. Ik noem deze persoon: [persoon]
Ik zie dat er een persoon de trap op komt lopen in de richting van de voor publiek toegankelijke hal. Deze persoon is blank, heeft lang, blond haar in een knot. Draagt een groene jurk met daarover een donker vest en heeft een roze schoudertas om. Aan het postuur te zien lijkt deze persoon een vrouw te zijn. Deze persoon voldoet aan het signalement waarmee het slachtoffer c.q. aangeefster zichzelf heeft beschreven. Ik noem deze persoon: aangeefster.
Om 21:00: zie ik dat aangeefster bij de toegangspoort staat. [persoon] loopt naar aangeefster en opent de toegangsport. Aangeefster loopt voorbij [persoon] en loopt richting uitgang. Ik zie dat [persoon] haar op ongeveer 2 meter volgt in de richting van de uitgang. Aangeefster en [persoon] lopen beiden richting van de trap. Aangeefster loopt de trap op. [persoon] versnelt zijn pas en rent per 2 treden achter aangeefster aan. Zij passeren beiden met hun bovenlijven het plafond en is dit niet meer zichtbaar op het beeld. Ik zie aan de benen van zowel [persoon] en aangeefster dat zij naast elkaar komen te staan op dezelfde trede. Ik zie dat [persoon] links van aangeefster staat. Ik zie dat aangeefster een aantal treden naar beneden stapt, of lijkt te vallen. Ik zie dat de groene jurk van aangeefster over de rechterarm van [persoon] zit, dus dat hij kennelijk met zijn rechterarm onder de jurk zit. Ik zie dat de groene jurk weer terug naar beneden valt. Ik zie dat [persoon] vervolgens verder de trap op rent.
3. Onderzoek politie [16]
Ik kreeg via briefing en persoonlijk een aandachtvestiging van politie ambtenaar [naam agent 1] met de vraag: wie herkent deze aanrander op het metrostation Blaak. De aandachtvestiging bevatte 3 foto’s:
- foto 1 : [bestandsnaam 1]
- foto 2 : [bestandsnaam 2]
- foto 3 : [bestandsnaam 3]
De persoon op foto 1, foto 2 en foto 3 herken ik als: [naam verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
Het Flex team Rotterdam heeft in de politiebrief de herkenning en aandacht gevraagd met
een slide met tekst: 'Wie herkent deze aanrander op metrostation Blaak'. Op deze slide waren drie foto's te zien van een donker getinte man. Zie voor een foto van de briefingsslide foto 1, foto 2, foto 3 en foto 4 van de fotobijlage bij dit proces-verbaal van herkenning
(Fotobijlage bij Proces-verbaal van bevindingen [procesverbaalnummer 2]).
Ik zag op de computer bij de dagelijkse politiebriefing een slide dat er een man werd
gezocht voor een steekincident in een trein op metrostation Blaak. Hierbij werd als verdachte vermeld: [naam verdachte], geboren op [geboortedatum] met afbeelding van een politiefoto (foto 6). Ik bekeek deze SKDB foto die van hem gemaakt was op 7-05-2021 (foto 5) van de fotobijlage bij dit proces-verbaal van herkenning. Ik bekeek foto 1 en foto 5 en zag dat dit een en dezelfde persoon betrof.
Ik herken [naam verdachte] als verdachte en zag dat zijn gelaatskenmerken overeen komen, zie
hieronder de omschrijving.
Aan zijn herkenning droegen de volgende specifieke kenmerken bij:
Ik zag dat de verdachte op beiden foto's een licht getinte man betreft, zie hiervoor
foto 7 en 8. Ik zie dat de verdachte op beiden foto's een smal gezicht heeft, en een
hoog voorhoofd heeft met dezelfde haargrens. Zijn haargrens loopt op het voorhoofd
blokvormig. Aan de zijkant van zijn hoofd loopt de haarlijn schuin naar de oren en
heeft hij een inham zie hiervoor foto 9. Ik zie dat de lijn van de zwarte wenkbrauwen
overeenkomen. Ik zie dat verdachte op beiden foto's een uitstekende smalle kin heeft.
De vorm van zijn gelaat is ovaalvormig.
Op foto 2 zag ik dat de man op zijn rechter onderarm een grote tatoeëring had. Ik bekeek het
signalement zoals door de politie vastgelegd was in Bleuspot. Ik zag dat in het signalement van 14-01-2016 was vastgelegd dat [naam verdachte] een tatoeëring op zijn onderarm had. De tatoeëring heb ik op foto 3 en 4 aangeduid met een roodkleurige ovaal.
Ik herkende hem na nadere bestudering van de foto's.
Feit 4:
1.
Verklaring van aangeefster [naam slachtoffer 5] [17]
Ik liep op 6 september 2021, omstreeks 19:40 uur, bij het metrostation Blaak de poortjes uit, omdat ik naar een voetbaltraining ging. Ik was op dat moment alleen in de hal en merkte dat er iemand met mij mee wilde lopen door de poortjes. Ik droeg een los kort voetbalbroekje zwart met een rode streep, merk Adidas.
Dit was een donkere man, donkerbruine huidskleur, van Afrikaanse afkomst, ongeveer 40 jaar, ongeveer 1, 75 meter lang, met een sigaret in zijn mond en had een beetje donker haar op zijn hoofd. Hij droeg een zwart shirt met een logo, witte schoenen en een donkere spijkerbroek. Toen ik bij het poortje was merkte ik dat hij tegen me aan kwam staan en mij bij mijn vagina pakte. Hij stond met de voorkant van zijn lichaam tegen mijn rug aan. Dit ging allemaal best snel en hij deed dat terwijl ik aan het inchecken was met mijn ov-kaart.
Ik voelde dat hij achterlangs via mijn billen mijn vagina vast pakte. Ik voelde 3 vingers op mijn vagina. Dat was ongeveer ter hoogte van mijn clitoris. Het duurde ongeveer 2 a 3 seconden. Hij duwde zijn vingers best wel hard op mijn vagina. Door het voetbalbroekje wat ik droeg kon hij goed mijn vagina voelen.
2.
Onderzoek politie [18]
Ik, verbalisant [naam agent 1], heb uitgekeken de aan mij door ProRail beschikbaar gestelde camerabeelden (kenmerk RTB-109 Hal thv Spl/2/3/4 ri OVCP en kenmerk RTB-109) die opgenomen zij op 6 september 2021.
De camera met kenmerk RTB-109 geeft beeld op de centrale hal van het station en geeft de voor publiek toegankelijke hal van het metrostation en het treinstation weer. Aan de linkerzijde van het beeld is een trap te zien die naar het treinperron beneden leidt. De ruimte tussen deze trap en de hal word begrensd door een toegangspoort die te openen is met een Ov-kaart of QR-code.
Om 19:33:15 uur zie ik een persoon aan de verre kant van de hal staan. Deze persoon
heeft lang bruin haar, een beige shirt en donkere korte broek. De persoon draagt witte schoenen en heeft een rugtas om. Aan het postuur van deze persoon is te zien dat dit waarschijnlijk een vrouw betreft (hierna aangeefster).
Ik zie halverwege de rechterzijde van de centrale hal, een persoon staan. Deze persoon heeft kort, donker haar, draagt een zwart shirt en donker blauwe spijkerbroek en witte schoenen met een gele zool. De schouders van de man zijn opvallend smal en de spijkerbroek is opvallend wijd. Aan het postuur van deze persoon is te zien dat dit waarschijnlijk een man betreft (hierna verdachte).
Om 19:34:53 uur zie ik aangeefster doorloopt aan de linkerzijde van de groen oplichtende pilaar in de richting van de toegangspoort van de treinperrons. Ik zie dat verdachte op ongeveer een (1) meter afstand in dezelfde richting als de aangeefster loopt. Op het moment dat aangeefster de toegangspoort passeert zie ik dat verdachte met zijn linkerhand in de richting van de kont van aangeefster beweegt. Op het moment dat de hand op de kont van aangeefster lijkt te komen zie ik dat aangeefster met versnelde pas naar voren loopt en zich omdraait. Verdachte blijft aan de andere zijde van de toegangspoort staan.
Om 19:26:06 uur zie ik de verdachte door het beeld lopen. Aan de hand hier van kan ik een
specifieker signalement opmaken:
man, opgeschoren zwart haar, licht getint negroïde, opvallend voorovergebogen postuur zwart T-shirt met wit rode opdruk, petrolblauwe spijkerbroek, wijd model, witte schoenen met grijze neus en hiel.
3.
Eigen waarneming van de rechtbank
De rechtbank neemt op de camerabeelden (RTB-109 Hal, kenmerk RTB-109 Hal thv Spl/2/3/4 ri OVCP met als datum en begintijdstip: 2021-09-06:18:57) het volgende waar:
33:01: de persoon (1) verschijnt in beeld.
33:23: de andere persoon (2) in een korte zwarte broek met deels blote benen komt ook in beeld.
33:57: de andere persoon (2) loopt naar de toegangspoortjes.
34:00: de persoon (1) nadert dicht de andere persoon (2).
34:01: de persoon (1) strekt zijn linkerarm uit naar het middel van de andere persoon (2) bij de toegangspoortjes.
34:03: de andere persoon (2) loopt door de poortjes en draait zich om richting van de persoon (1).
34:50: de persoon (1) loopt richting de camera en komt met zijn gezicht en kleding duidelijk in beeld van de camera. De man is een licht getinte man met een zwart T-shirt met een witte opdruk met een donkere spijkerbroek. De rechtbank herkent deze man als de verdachte aan zijn uiterlijk en aan zijn manier van lopen.
4. onderzoek politie [19]
Op 6 september 2021, tussen 19:30 uur en 19:50, uur heeft een aanranding plaatsgevonden op station Blaak te Rotterdam. Hierbij is de betrokkene [naam slachtoffer 5] bij haar kruis gegrepen.
[naam slachtoffer 5] checkt in op 6 september 2021, 19:33 uur bij de trein - NS station Blaak.
Feiten 5 en 6:
1.
Verklaring van aangeefster [naam slachtoffer 6] [20]
Ik vertrok op 20 september 2021 om 9:21 uur vanaf Den Haag met de sprinter naar Haarlem. Ik zat in een coupe waar ik altijd zit. Ik zat in een hoekje met daarnaast een gangpad. Ik zag dat een man naar mij toekwam. De man pakte met zijn hand uit het niets mijn keel vast en pakte mijn linkerborst. Hij ging van mijn keel naar beneden toe, toen zat hij aan mijn linkerborst en hij duwde daar een beetje in. Hij duwde met zijn open hand op mijn borst. Ik duwde de man weg. De man liep weg. Ik liep achter hem aan. De man sloeg mij tegen mijn rechteroor en rechterkaak. Ik viel met mijn hoofd tegen de paal. Opeens lag ik op de grond. Ik had een ruis in mijn oor. Ik had pijn.
2.
Geneeskundige verklaring [21]
Haga Ziekenhuis: medische informatie betreffende [naam slachtoffer 6]
Onderzoek persoon: 20/09/2021
Uitwendig waargenomen letsel: verkleuring links voorhoofd.
3.
Verklaring van [naam agent 2] [22]
Ik, verbalisant, was op 20 september 2021 belast met surveillance in Leiden in verband met een melding van een aanranding in de trein tussen Den Haag en Leiden. De benadeelden stonden voor het station Leiden op de politie te wachten. Ik begaf mij toen direct ter plaatse en werd daar aangesproken door een vrouw die mij daarnaar gevraagd opgaf te zijn: [naam agent 2]. Zij verklaarde mij daarnaar gevraagd:
Ik was vandaag met de trein van Den Haag Centraal van 09:21 uur naar Leiden gereisd.
Er zat links in de coupé op de eerste rij naast het raam een blond meisje. Een man liep naar dit meisje. Ik zag dat hij haar vastpakte ter hoogte van haar borsten en keel. Ik zag dat hij haar aan haar borst vastpakte. De man liep daarna weg maar ik zag dat het meisje opstond. Ik zag dat die man dit meisje een hele harde klap in haar gezicht gaf. Die klap was zo hard dat zij met haar hoofd tegen een paal klapte.
De man had een getint uiterlijk, was tussen de 20 en 30 jaar oud, was tussen de 175 en 180 cm lang, droeg een wijd grijskleurig shirt met blote armen en droeg nieuw uitziende beige
kleurige schoenen.
4.
Verklaring van de verdachte [23]
U houdt mij voor dat dit gaat om een meisje in de trein in de omgeving van Den Haag, station Laan van NOI, op 20 september 2021, rondom 09:20 uur.
U toont mij Foto#8:
Antwoord: Ja, ja, ja. Ben ik.
U toont mij Foto #9:
Antwoord: Ja, ja.
U toont mij Foto #10 en houdt mij voor dat er een meisje zit, dat beide foto’s hetzelfde zijn maar dan vanuit een ander oogpunt en vraagt mij of ik mij dat kan herinneren.
Antwoord: Ja, ben ik.
U toont mij Foto#12:
Antwoord: Ik doe stoer. Ik was opgefokt door met die gast in de ochtend.
4.
De verboden gedragingen en de strafbaarheid
Kwalificatie
De bewezen feiten leveren op:
Ten aanzien van parketnummer 10/253800-21 feit 1:
poging tot doodslag;
Ten aanzien van parketnummer 10/332148-21 feit 1:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
Ten aanzien van parketnummer 10/332148-21 feit 2:
mishandeling;
Ten aanzien van parketnummer 10/332148-21 feit 3:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
Ten aanzien van parketnummer 10/332148-21 feit 4:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
Ten aanzien van parketnummer 10/332148-21 feit 5:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
Ten aanzien van parketnummer 10/332148-21 feit 6:
mishandeling.
Strafbaarheid van het feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is strafbaar.
5.
Motivering straf en maatregel
Algemeen kader bij oplegging van straffen en een maatregel
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden.
Feiten en omstandigheden waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft in de vroege ochtendspits in een rijdende trein plotseling een willekeurige medereiziger met een keukenmes agressief in het gezicht gesneden, met een diepe en grote snijwond in de rechter wang als gevolg. De aangever moest dezelfde dag aan deze wond worden geopereerd.
De verdachte heeft door zijn handelen blijk gegeven van een ernstig gebrek aan respect voor de fysieke integriteit van de aangever. De verdachte heeft naast fysiek letsel de aangever ook psychisch leed bezorgd, hetgeen ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring gebleken is. De aangever heeft aan het incident een ontsierend en pijnlijk litteken op de rechter wang overgehouden, mist het gevoel in dit gebied en moet leven met de onzekerheid of hij volledig hiervan zal herstellen. Daarnaast heeft de aangever angstgevoelens en voelt hij zich sinds het incident met het mes geremd in het sociale verkeer. Het incident heeft ook bij de daarbij aanwezige getuigen en in de maatschappij gevoelens van onveiligheid veroorzaakt.
Daarnaast heeft de verdachte in een tijdsbestek van ongeveer zeven weken vier aangeefsters in het openbaar onzedelijk betast bij de billen, vagina en borst. Verder heeft de verdachte twee aangeefsters mishandeld in de trein, onder wie één aangeefster die hij kort daarvoor betast had. De verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de aangeefsters, zonder zich te bekommeren om de gevolgen van zijn handelen.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft gekeken naar een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 april 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor schennis van de eerbaarheid en feitelijke aanranding.
NIFP-rapportage over de verdachte
De psychiaters [naam 2] en [naam 3] en de klinisch psycholoog [naam 4] hebben een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 4 mei 2022.
De reclassering over de verdachte.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 13
juni 2022.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie acht de poging tot doodslag onder parketnummer 10/253800-21 en de strafbare feiten onder parketnummer 10/332148-21 bewezen. De oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes jaar is passend voor dergelijke ernstige feiten. Daarnaast is het, om de maatschappij te beschermen, noodzakelijk dat de maatregel terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege (hierna: TBS-maatregel) wordt opgelegd, in een kliniek met een hoog beveiligingsniveau.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om een gevangenisstraf voor de duur van niet langer dan acht tot tien maanden, in navolging van de door haar bepleite kwalificatie van (poging tot) zware mishandeling.
De verdediging heeft subsidiair verzocht de TBS-maatregel met voorwaarden op te leggen. Door de verstandelijke beperking en de jarenlange psychiatrische problematiek van de verdachte zal de TBS-maatregel vele jaren duren. De TBS-maatregel met dwangverpleging is dan ook niet proportioneel, en de verdachte is bereid om aan voorwaarden mee te werken.
Beoordeling
NIFP-rapportage over de verdachte:
De gedragsdeskundigen concluderen – samengevat – dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis, waarbij in het diagnostisch beeld schizofrenie het meest naar voren komt. Dit uit zich in paranoïde wanen, hallucinaties van auditieve en visuele aard en desorganisatie van het gedrag. De psychotische symptomen zijn chronisch aanwezig, ondanks de inzet van verschillende soorten zware medicatie, en beheersen in grote mate het gedrag van de verdachte. Daarnaast heeft de verdachte een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens: hij functioneert op licht verstandelijk niveau waarbij zijn sociaal-emotionele ontwikkeling op het niveau van een drie- tot zevenjarige ligt. Ook heeft de verdachte een ernstige stoornis in het cannabis- en alcoholgebruik. Dit beïnvloedt op een negatieve manier de door de schizofrenie reeds sterk ondergraven realiteitstoetsing en impulscontrole, zorgt dat de verdachte zich in het verleden meermaals aan begeleiding of behandeling heeft onttrokken, vermindert de impulscontrole en heeft geleid tot verwervingscriminaliteit.
Er is een duidelijke invloed van de psychische stoornissen op de gedragingen van de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde steekincident. Het is niet uit te sluiten dat hij in zeer beperkte mate zijn gedragingen kon reguleren. De gedragsdeskundigen adviseren daarom de verdachte het steekincident in sterk verminderde mate toe te rekenen.
Gezien de ernst, chroniciteit en complexiteit van de psychische stoornissen, waardoor het gedrag van de verdachte in grote mate wordt bepaald, gaan de deskundigen met betrekking tot de ten laste gelegde aanrandingen en mishandelingen uit van tenminste enige doorwerking van voormelde stoornissen. Over de mate waarin deze ten laste gelegde feiten aan de verdachte zijn toe te rekenen, kunnen de gedragsdeskundigen echter geen goed onderbouwde uitspraken doen.
De klinische inschatting van het recidiverisico op ernstige geweldpleging is hoog en onvoorspelbaar. De psychische problematiek is chronisch, bij de verdachte ontbreekt ziektebesef en -inzicht en hij heeft een lage ontvankelijkheid voor behandeling. De desorganisatie maakt dat het onvoorspelbaar is wanneer de verdachte zal recidiveren in geweld. Er zijn nauwelijks beschermende factoren aanwezig die beschermen tegen geweld.
Verder is al langere tijd sprake van seksueel grensoverschrijdend gedrag dat mede tot stand lijkt te komen door verminderde impulsbeheersing en desorganisatie van het gedrag. Daarbij is het normbesef op seksueel gebied afwijkend als gevolg van de omgeving waarin de verdachte is opgegroeid. De klinische inschatting van het risico op herhaling van seksueel geweld is statistisch hoog vanwege voornoemde gestoorde impulscontrole en zijn afwijkende seksuele moraal.
De deskundigen concluderen dat de verdachte een langdurige klinische behandeling
nodig heeft met een combinatie van antipsychotische medicatie, een structuur in een prikkelarme omgeving, abstinentie, psycho-educatie en mogelijk een aanvullende psychologische behandeling op de psychotische symptomen. De kliniek dient expertise te beschikken op het gebied van LVB-problematiek. In een dergelijke klinische situatie is de kans aanzienlijk dat het recidivegevaar ten positieve kan worden beïnvloed. Het gedwongen en langdurig klinisch verblijf is noodzakelijk in een kliniek met een hoog beveiligingsniveau, omdat te verwachten is dat de verdachte zich anders fysiek aan de behandeling zal onttrekken. De deskundigen achten een behandeling in een voorwaardelijk kader niet haalbaar, omdat betrokkene niet in staat is zich aan de voorwaarden te houden ten gevolge van de pathologie.
Gelet op het bovenstaande adviseren de deskundigen de TBS-maatregel met bevel tot dwangverpleging op te leggen. Zij geven in overweging om deze behandeling te laten plaatsvinden bij Trajectum, locatie Hoeve Boschoord, dan wel bij een vergelijkbare andere instelling met expertise op het grensvlak van verstandelijke beperking en psychiatrische stoornissen.
Reclasseringsrapportage:
De reclassering adviseert – kort samengevat – negatief over de TBS-maatregel met voorwaarden, omdat zij geen mogelijkheden ziet om met voorwaarden de risico's te beperken of het gedrag van de verdachte te veranderen. De reclassering vindt dat het afbreukrisico onverantwoord hoog is met de maatregel TBS met voorwaarden. De verdachte heeft geen ziekte-inzicht of probleembesef, staat niet open voor toezicht en behandelingen, en kan zich niet aan de voorwaarden houden ten gevolge van zijn pathologie. Ook de reclassering schat het risico op recidive en onttrekking aan voorwaarden hoog in.
De maatregel terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege
Nu de bovenstaande conclusies van de gedragsdeskundigen en de reclassering worden gedragen door hun bevindingen neemt de rechtbank deze over.
Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van álle bewezenverklaarde feiten een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, zodat de rechtbank hem álle feiten in sterk verminderde mate zal toerekenen. De rechtbank weegt hierbij mee dat de bewezen verklaarde feiten die zien op de aanrandingen en de mishandelingen in een tijdsbestek van enkele weken voor het steekincident en op de dag van het steekincident hebben plaatsvonden zodat ook die feiten hem in sterk verminderde mate zijn toe te rekenen.
De rechtbank komt op grond van het bovenstaande in combinatie met de ernst en de aard van de bewezenverklaarde strafbare feiten tot het oordeel dat de oplegging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege noodzakelijk en proportioneel is om langdurig de veiligheid van personen te kunnen waarborgen. Het verzoek van de verdediging om de TBS-maatregel met voorwaarden op te leggen, wordt dan ook afgewezen.
De rechtbank stelt vast dat de bewezenverklaarde strafbare feiten, ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd, misdrijven betreffen als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2, Sr die tevens gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Daartoe zijn de aard en de kwalificatie van de bewezenverklaarde strafbare feiten redengevend. De totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Met betrekking tot de door de gedragsdeskundige geadviseerde plaatsing van de verdachte bij Trajectum, locatie Hoeve Boschoord, aan welke locatie, naar de rechtbank bekend is, beveiligingsniveau 3 is verbonden, merkt de rechtbank op dat de op te leggen terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege niet in de weg staat aan plaatsing van de verdachte in deze instelling.
Onvoorwaardelijke gevangenisstraf
Naast de oplegging van de bovengenoemde TBS-maatregel met dwangverpleging acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, maar vooral ook naar de mate van toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. Dat heeft tot gevolg dat de opgelegde straf – sterk – afwijkt van de eis van de officier van de justitie. Een onvoorwaardelijke straf van de geëiste duur acht de rechtbank in deze zaak allesbehalve opportuun. Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één jaar passend en geboden is.
Wettelijke voorschriften
Gelet is op de artikelen 37a, 37b, 45, 57, 246, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

6..De vorderingen van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

De vordering van [naam benadeelde 1] (feit 1 onder parketnummer 10/253800-21)
De benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd en vordert een bedrag van
€ 55.250,- aan schadevergoeding. Het gaat om de volgende schadeposten:
materiële schade bestaande uit eigen risico ziektekostenverzekering 2021 en 2022 (€ 375,- + € 385,-), kosten voor het inhuren van personeel (€ 20.026,-), doorlopende kosten van de kapperszaak (€ 25.212,-), kledingkosten (€ 418,-) en reiskosten (€ 35,-);
een bedrag van € 8.799,- aan immateriële schade.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring voor een deel van de kosten van het ingehuurd personeel en de kapperszaak, en toewijzing van de overige schadeposten. De raadsvrouw heeft verzocht om matiging van de gevorderde immateriële schadevergoeding en (primair) afwijzing van de gevorderde materiële schadevergoeding, (subsidiair) gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring voor de gevorderde materiële schadevergoeding.
De rechtbank is van oordeel dat door de bewezenverklaarde poging tot doodslag is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht tot de hierna te melden bedragen. De rechtbank acht voldoende onderbouwd dat de benadeelde partij, gelet op de aard en de ernst van zijn letsel, gedurende twee maanden niet heeft kunnen werken in zijn cateringbedrijf en dat hij hiervoor één persoon heeft moeten inhuren. Uit het door de accountant van de benadeelde partij opgestelde overzicht blijkt dat voor deze schadepost een bedrag van € 3.641,14 kan worden toegewezen. Verder blijkt uit de onderbouwing van de vordering genoegzaam dat de volgende schadeposten toewijsbaar zijn: het eigen risico voor de ziektekostenverzekering 2021 en 2022 (€ 760,-), de beschadigde kleding (€ 288,-, waarbij de rechtbank de schade aan de jas begroot op een dagwaarde van € 250,-) en de gevorderde reiskosten (€ 35,-). Tot slot volgt uit de aard en de ernst van de normschending en het daardoor veroorzaakte letsel dat de benadeelde partij in lichamelijke en geestelijke zin in zijn persoon is aangetast. De rechtbank zal deze schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 7.500,-.
Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat uit de onderbouwing daarvan niet zonder meer blijkt dat de schade rechtstreeks verband houdt met het strafbare feit en deze, in het licht van de gemotiveerde betwisting, thans onvoldoende is onderbouwd. Dat betekent dat deze vordering nader onderzoek en een nadere behandeling zou vergen, wat een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Dit deel van de vordering kan daarom slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De vordering van [naam benadeelde 2] (feit 2 onder parketnummer 10/332148-21)
De benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd en vordert een bedrag van
€ 400,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering. De raadsvrouw heeft verzocht om matiging van de gevorderde schadevergoeding.
Mede gelet op de aard en de ernst van de normschending is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar billijkheid worden vastgesteld op een bedrag van € 200,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2021.
De vordering van [naam benadeelde 3] (feiten 5 en 6 onder parketnummer 10/332148-21)
De benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd en vordert een bedrag van
€ 1.763,- aan schadevergoeding. Het gaat om de volgende schadeposten:
materiële schade bestaande uit eigen risico ziektekostenverzekering 2021 en 2022 (€ 375,- + € 385,-), de kosten voor tandheelkunde (€ 12,-), gemiste inkomsten wegens verlof (€ 316,-) en reis- en parkeerkosten (€ 25,-);
een bedrag van € 650,- aan immateriële schade.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering. De raadsvrouw heeft verzocht om afwijzing van de gevorderde vergoeding van het eigen risico over 2021, niet-ontvankelijkverklaring voor de gevorderde inkomstenderving en matiging van de gevorderde immateriële schadevergoeding.
De rechtbank is van oordeel dat door de bewezenverklaarde strafbare feiten is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht tot de hierna te melden bedragen. De kosten voor het door de ziektekostenverzekeraar in rekening gebrachte eigen risico over 2022 (€ 385,-) en voor tandheelkunde (€ 12,-), evenals de gevorderde reis- en parkeerkosten (€ 25,-) zijn toewijsbaar als voldoende onderbouwd en niet of onvoldoende betwist. Verder volgt uit de aard en de ernst van de normschending dat de benadeelde partij in geestelijke zin in haar persoon is aangetast. De rechtbank zal deze schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 400,-.
Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat uit de onderbouwing daarvan niet zonder meer blijkt dat de schade rechtstreeks verband houdt met de strafbare feiten en deze, in het licht van de gemotiveerde betwisting, thans onvoldoende is onderbouwd. Dat betekent dat deze vordering nader onderzoek en een nadere behandeling zou vergen, wat een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Dit deel van de vordering kan daarom slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van alle vorderingen: proceskosten, rente en de schadevergoedingsmaatregel
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in hun kosten, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden geacht. Uit het dossier blijkt niet dat [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 3] wettelijke rente hebben gevorderd. De rechtbank kan deze rente niet ambtshalve toewijzen. Gelet op vaste jurisprudentie van de Hoge Raad zal de rechtbank echter bij het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel het te betalen bedrag vermeerderen met de wettelijke rente.
Conclusie:
  • De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 1] een schadevergoeding van € 12.224,14 betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 september 2021, en de kosten.
  • De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 1] een schadevergoeding van € 200,- betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2021 en de kosten.
  • De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 3] een schadevergoeding van 822,- betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 september 2021 en de kosten.

7..Beslissing over de vordering tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 30 maart 2021 van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland onder parketnummer 16-026873-21 is de verdachte voor een poging tot diefstal met braak veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren.
De officier van justitie vordert tenuitvoerlegging van voormeld vonnis. De raadsvrouw heeft afwijzing van de tenuitvoerlegging bepleit.
De in de onderhavige zaken bewezenverklaarde strafbare feiten zijn gepleegd na het wijzen van voormeld vonnis en voor het einde van de proeftijd. De verdachte heeft de aan dat vonnis verbonden algemene voorwaarde niet nageleefd (dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen). In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast, maar de rechtbank zal die vordering afwijzen. Toewijzing ervan dient geen redelijk doel, gelet op de hoogte van de opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf en de aansluitende TBS-maatregel.

8..De beslissing over de inbeslaggenomen goederen

Tijdens de doorzoeking van de kamer waar de verdachte verbleef in de GGZ-instelling is op 21 september 2021 een mes met een wit handvat in zijn matras aangetroffen. In het dossier bevindt zich een lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen met daarop de omschrijving [procesverbaalnummer 3]-G6277987, wit mes.
Het inbeslaggenomen mes zal worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet.
Wettelijke voorschriften
Gelet is op de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht.

9..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde onder parketnummer 10/253800-21 heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde onder parketnummer 10/253800-21 en de onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde onder parketnummer 10/332148-21, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) jaar
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld;
beveelt dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege wordt verpleegd;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
verklaart onttrokken aan het verkeer:
een mes(omschrijving: [procesverbaalnummer 3]-G6277987, wit);
ten aanzien van [naam benadeelde 1] (feit 1 onder parketnummer 10/253800-21):
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 1], te betalen een bedrag van
€ 12.224,14(zegge: twaalfduizend tweehonderd vierentwintig euro en veertien eurocent), bestaande uit € 4.724,14 aan materiële schade en € 7.500,- aan immateriële schade.
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[naam benadeelde 1]te betalen
€ 12.224,14(hoofdsom, zegge: twaalfduizend tweehonderd vierentwintig euro en veertien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 september 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 12.224,14niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
96 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
ten aanzien van [naam benadeelde 2] (feit 2 onder parketnummer 10/332148-21):
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 2], te betalen een bedrag van
€ 200,-(zegge: tweehonderd euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 14 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[naam benadeelde 2]te betalen
€ 200,-(hoofdsom, zegge:
tweehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 200,-niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
4 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
ten aanzien van [naam benadeelde 3] (feiten 5 en 6 onder parketnummer 10/332148-21):
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 3], te betalen een bedrag van
€ 822,-(zegge: achthonderd tweeëntwintig euro), bestaande uit € 422,- aan materiële schade en € 400,- aan immateriële schade;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[naam benadeelde 3]te betalen
€ 822,-(hoofdsom, zegge: achthonderd tweeëntwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 september 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 822,-niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
16 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 30 maart 2021 van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland onder parketnummer 16-026873-21 aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en I. Tillema, rechters
in tegenwoordigheid van mr. Y. Ouarssani, griffier,
en uitgesproken op de zitting van deze rechtbank op 29 juni 2022.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De documentcode die in de voetnoten worden genoemd verwijzen, tenzij anders is vermeld, naar schriftelijke stukken in het zaaksdossier van de Politie Rotterdam met proces-verbaalnummer [procesverbaalnummer 3].
2.Afgelegd op de terechtzitting van 15 juni 2022.
3.Het proces-verbaal van politie nummer [procesverbaalnummer 3].
4.Een geschrift, bevattende medische informatie betreffende [naam slachtoffer 1] op 30 september 2021, opgemaakt door [naam 5], Spoedeisende Hulp Arts.
5.Een geschrift, bevattende medische informatie betreffende [naam slachtoffer 1] op 19 mei 2022, opgemaakt door [naam 6], Plastisch Chirurg.
6.Het proces-verbaal van politie nummer [procesverbaalnummer 4].
7.Het proces-verbaal van politie nummer [procesverbaalnummer 5].
8.De paginanummers en de documentcode die in de voetnoten worden genoemd verwijzen, tenzij anders is vermeld, naar schriftelijke stukken in het zaaksdossier Kuifduiker met documentcode [documentcode].
9.Het proces-verbaal van politie nummer [procesverbaalnummer 6], p. 10 t/m 13 (
10.Het proces-verbaal van politie nummer [procesverbaalnummer 7], p. 1 t/m 7 (
11.Het proces-verbaal van politie nummer [procesverbaalnummer 8], p. 8 (
12.Het proces-verbaal van politie nummer [procesverbaalnummer 1], p. 1 t/m 3
13.Het proces-verbaal van politie nummer [procesverbaalnummer 9]. V, p. 17 t/m 41
14.Het proces-verbaal van politie nummer [procesverbaalnummer 10], p. 6 t/m 9
15.Het proces-verbaal van politie nummer [procesverbaalnummer 11], p. 10 t/m 12
16.Het proces-verbaal van politie nummer [procesverbaalnummer 12]
17.Het proces-verbaal van politie nummer [procesverbaalnummer 13]A, p. 10 t/m 12
18.Het proces-verbaal van politie nummer [procesverbaalnummer 14], p. 4 t/m 6
19.Het proces-verbaal van politie nummer [procesverbaalnummer 15], p. 7
20.Het proces-verbaal van politie nummer [procesverbaalnummer 16], p. 3 t/m 10
21.Registratienummer [procesverbaalnummer 17]-1p. 28
22.Het proces-verbaal van politie nummer [procesverbaalnummer 18], p. 1 t/m 2
23.Het proces-verbaal van politie nummer [procesverbaalnummer 19] p. 33 t/m 57