ECLI:NL:RBROT:2022:5376

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
4 juli 2022
Zaaknummer
10-015568-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van voorbereiden van uitvoer van heroïne uit Nederland met een voertuig

Op 25 mei 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het voorbereiden van de uitvoer van heroïne uit Nederland. De verdachte was op het moment van de zitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam. De zaak kwam aan het licht na een politiecontrole op 17 januari 2022, waarbij een witte Volkswagen Crafter met Belgisch kenteken werd aangetroffen. In het voertuig werden bijna 500 gram heroïne en versnijdingsmiddelen aangetroffen, verborgen in een opbergvak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, in samenwerking met een andere man, heroïne voorhanden had ter voorbereiding van een Opiumwetdelict. De verdachte ontkende op de hoogte te zijn van de drugs, maar de rechtbank achtte deze verklaring niet aannemelijk, gezien de omstandigheden van het contact tussen de mannen en de waarde van de aangetroffen middelen.

De rechtbank oordeelde dat het subsidiair ten laste gelegde feit bewezen was, terwijl het primair ten laste gelegde feit niet bewezen kon worden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit was begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had geen strafblad voor soortgelijke feiten, maar de rechtbank vond de ernst van het delict en de maatschappelijke schade die het met zich meebracht, zwaarwegend. De rechtbank besloot dat de gevangenisstraf passend was en dat de verdachte de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht, in mindering zou kunnen brengen op de opgelegde straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-015568-22
Datum uitspraak: 25 mei 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsvrouw mr. K. Kuster, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 mei 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.H.A. de Bruijne heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest;
  • verbeurdverklaring van twee in beslag genomen telefoons.

4..Waardering van het bewijs

Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd dat het bewijs ontbreekt van wetenschap aan de zijde van de verdachte. Hij heeft niet opzettelijk de aangetroffen middelen voorhanden gehad en ook niet de intentie gehad om deze te gaan vervoeren dan wel buiten het grondgebied van Nederland te brengen of anderszins voorbereidingshandelingen te verrichten.
Beoordeling
Uit het onderzoek op de terechtzitting en de inhoud van de processtukken zijn naar het oordeel van de rechtbank de volgende relevante feiten en omstandigheden naar voren gekomen.
Op 17 januari 2022 rijdt een witte Volkswagen Crafter met Belgisch kenteken op de Rijksweg A16 uit de richting van grensovergang Hazeldonk naar Rotterdam. Het voertuig wordt geparkeerd op de Vuurplaat in Rotterdam. De bestuurder stapt uit, loopt om het voertuig heen naar de bijrijderszijde, opent het portier van de bijrijderszijde, is daar dan enkele seconden bezig met iets in de auto, waarna hij de bijrijderszijde afsluit en bij het voertuig vandaan loopt. Vervolgens heeft hij contact met een andere man. Het contact duurt minder dan dertig seconden en beide mannen geven elkaar een vriendschappelijke boks. Hierna gaan de mannen uit elkaar.
De andere man loopt direct naar de Volkswagen Crafter. Hij draagt een blauwe plastic tas van Albert Heijn en een zwarte rugtas bij zich. Gezien de vorm van de tas en de manier van dragen, lijkt de tas redelijk gevuld. De man opent het bijrijdersportier, stapt in het voertuig en sluit het portier. Vervolgens wordt gezien dat hij volledig gebukt enkele minuten bezig is aan het voeteneind aan de bijrijderszijde van het voertuig. Hij reikt daarbij herhaaldelijk naar beneden. De politie opent het bijrijdersportier en spreekt de man aan.
De politie ziet dat er bij het voetengedeelte aan de bijrijderszijde een luik zit waarachter normaal gesproken de krik van het voertuig is opgeborgen. In een opening van het luik, waar met een schroevendraaier het luik kan worden geopend, zit een muntstuk. Op verzoek van de politie stapt de man vervolgens uit het voertuig.
In de ruimte achter het luik worden vervolgens twee bruine pakketten en een witte bol aangetroffen. Bij later onderzoek blijken de pakketten heroïne te bevatten en de bol bevat paracetamol. Van paracetamol is bekend dat het wordt gebruikt als versnijdingsmiddel voor heroïne. De blauwe plastic tas ligt op de voorstoel en blijkt nagenoeg leeg te zijn.
Behoudens een onderbouwde en aannemelijke andere uitleg van de zijde van de verdachte, is de rechtbank van oordeel dat uit de hiervoor beschreven gang van zaken niet anders kan worden afgeleid dan dat de verdachte, in samenwerking met degene die uiteindelijk in zijn voertuig is aangetroffen, heroïne voorhanden heeft gehad ter voorbereiding van een Opiumwetdelict, te weten het buiten het grondgebied van Nederland brengen van dat verdovend middel.
De verdachte geeft een uitleg, namelijk dat hij niks af wist van de drugs en dat hij de andere man per toeval tegen is gekomen. Dit is naar het oordeel van de rechtbank, gezien de hiervoor beschreven gang van zaken geenszins aannemelijk. De middelen vertegenwoordigen immers een dusdanige waarde dat het niet waarschijnlijk is dat iemand deze zomaar onbeheerd zou achterlaten in zijn voertuig. In dat licht wijst het korte contact tussen beide mannen voorts op een wederzijdse afspraak dan wel wetenschap van wat er gaat gebeuren.
Dat betekent dat het subsidiair ten laste gelegde feit bewezen wordt geacht. Voor het primair ten laste gelegde feit bevat het dossier te weinig bewijs, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
(subsidiair)
hij op 17 januari 2022 te Rotterdam, tezamen en
in vereniging met een ander , om een feit, bedoeld in het
vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk
buiten het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid heroïne, zijnde heroïne een
middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden
een hoeveelheid (ongeveer 478,1 gram) heroïne (achter
een luik/in een opbergvak/in een (fabrieksmatige) ruimte) in een voertuig (voorzien
van een Belgisch kenteken) voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en
verdachtes mededader wisten , dat
die bestemd was tot het plegen van dat feit.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
(subsidiair)
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van bijna vijfhonderd gram heroïne ter voorbereiding van het uitvoeren van die heroïne uit Nederland. Gelet op die hoeveelheid neemt de rechtbank aan dat deze heroïne niet alleen bestemd was voor eigen gebruik. Ook de aangetroffen hoeveelheid versnijdingsmiddelen wijst op de verdere verspreiding van en handel in heroïne. Het is algemeen bekend dat deze drugs ernstige gezondheidsrisico’s opleveren voor gebruikers en dat de handel daarin gepaard gaat met diverse andere vormen van ondermijnende criminaliteit. Uit niets blijkt dat de verdachte zich heeft bekommerd om deze maatschappelijke schade. De exacte beweegredenen van de verdachte zijn onbekend gebleven. Hij heeft geen openheid van zaken willen geven. Kennelijk was de verdachte, naar mag worden aangenomen, enkel uit op eigen financieel gewin.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel justitiële documentatie van 23 maart 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Van strafverminderende factoren is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om rekening te houden met de regelgeving omtrent strafonderbreking zoals verzocht door de verdediging. De verdachte heeft er welbewust voor gekozen naar Nederland af te reizen en hier een strafbaar feit te plegen. De gevolgen daarvan komen dan geheel voor eigen rekening.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering aan de orde is.

8..In beslag genomen voorwerpen

Ten aanzien van de in beslag genomen telefoons zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte zijnde degene bij wie deze voorwerpen in beslag zijn genomen en die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. Niet is gebleken van een samenhang tussen de telefoons en het bewezenverklaarde feit.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan de verdachte van:
- een telefoon, merk/type Apple Iphone (goednummer 6332137)
- een telefoon, merk Samsung (goednummer 6332154);
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. K. Bakker en H. Wielhouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
(primair)
hij op of omstreeks 17 januari 2022 te Breda en/of Rotterdam en/of elders in
Nederland en/of in België
opzettelijk
buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 478,1 gram, in
elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, immers hij,
verdachte,
- is met een voertuig (voorzien van een Belgisch kenteken) vanuit België naar
Rotterdam, althans Nederland, gereden/gereisd met het voornemen heroïne en/of
versnijdingsmiddel(en) te kopen/in ontvangst te nemen en/of (vervolgens) met dat
voertuig met die heroïne en/of versnijdingsmiddel(en) (terug) naar België, althans
het buitenland, te rijden/reizen en/of
- heeft (vervolgens) (daarbij) een voertuig (voorzien van een Belgisch kenteken)
onafgesloten in Rotterdam, althans in Nederland, (op een parkeerplaats aldaar)
achtergelaten en/of
- heeft (vervolgens) aan een persoon, te weten [naam medeverdachte], althans een ander dan de
verdachte, de opdracht en/of het teken en/of de mogelijkheid gegeven om die
heroïne en/of versnijdingsmiddel(en) (achter een luik/in een opbergvak/in een
(fabrieksmatige) ruimte) in het voertuig te verbergen, althans te plaatsen, ten einde
die heroïne en/of versnijdingsmiddel(en) met dat voertuig naar België, althans het
buitenland, te kunnen vervoeren;
(subsidiair)
hij op of omstreeks 17 januari 2022 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het
vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk
bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of
buiten het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid heroïne, in elk
geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een
middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te
bevorderen
een hoeveelheid (ongeveer 478,1 gram) heroïne en/of versnijdingsmiddel(en)
(ongeveer 607,0 gram (van een mengsel van) paracetamol en/of coffeïne) (achter
een luik/in een opbergvak/in een (fabrieksmatige) ruimte) in een voertuig (voorzien
van een Belgisch kenteken), voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of
verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat
dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
(meer subsidiair)
hij op of omstreeks 17 januari 2022 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 478,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne, zijnde heroïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.