ECLI:NL:RBROT:2022:5337

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 juli 2022
Publicatiedatum
1 juli 2022
Zaaknummer
C/10/638700 / KG ZA 22-410
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Familiegeschil over bedrijfsovername en persoonsgegevens in kort geding

In deze zaak, die op 1 juli 2022 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben ouders en broers een kort geding aangespannen tegen hun dochter en haar echtgenoot. De vorderingen zijn voortgekomen uit geschillen over een bedrijfsovername en de gevolgen daarvan voor de erfrechtelijke positie van de dochter. De eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. Verhoeven, vorderden onder andere dat de gedaagden zich zouden onthouden van het verwerken van persoonsgegevens van de eisers en dat zij contact met derden zouden vermijden. De gedaagden, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.A. Ray, hebben verweer gevoerd en de vorderingen afgewezen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de partijen familie van elkaar zijn en dat er een complexe relatie bestaat door de bedrijfsovername van het familiebedrijf. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers gedeeltelijk toegewezen, met name de vordering om de gedaagden te verbieden persoonsgegevens van de eisers te verwerken. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden in strijd met een eerder vonnis persoonsgegevens van de eisers hadden verwerkt. De vordering tot contactverbod en de vordering tot geheimhouding van de mediationovereenkomst zijn afgewezen, omdat niet is aangetoond dat de gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld.

De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. P. de Bruin.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/638700 / KG ZA 22-410
Vonnis in kort geding van 1 juli 2022
in de zaak van

1..[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
3.
[eiser 3](‘ [roepnaam eiser 3] ’),
wonende te [woonplaats 2] ,
4.
[eiser 4](‘ [roepnaam eiser 4] ’),
wonende te [woonplaats 3] ,
eisers,
advocaat mr. J. Verhoeven te Alphen aan den Rijn,
tegen

1..[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats 4] ,
gedaagden,
advocaat mr. S.A. Ray te Rotterdam.
Partijen worden hierna [eiser 1] c.s. respectievelijk [gedaagde 1] c.s. genoemd. Afzonderlijk
worden eisers aangeduid als [voornaam eiser 1] , [voornaam eiser 2] , [roepnaam eiser 3] en [roepnaam eiser 4] . Gedaagden worden afzonderlijk
aangeduid als [voornaam gedaagde 1] en [voornaam gedaagde 2] .

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 8 juni 2022, met producties 1-22;
  • de conclusie van antwoord, met productie 1;
  • de brief van mr. Verhoeven van 16 juni 2022, tevens wijziging van eis;
  • de brief van mr. Ray van 16 juni 2022;
  • de mondelinge behandeling op 3 juni 2022 en de ter gelegenheid daarvan overgelegde pleitaantekeningen van mr. Verhoeven;
  • de intrekking ter zitting van (de gewijzigde) vordering 2 voor zover het [voornaam eiser 1] en [voornaam eiser 2] betreft.
1.2.
In zijn brief van 16 juni 2022 heeft mr. Verhoeven onder verwijzing naar artikel 11.8 van het ‘Landelijk procesreglement kort gedingen rechtbanken handel/familie’ verzocht om de zaak met gesloten deuren te behandelen. Mr. Ray heeft daartegen bezwaar aangetekend per brief van dezelfde datum. Het verzoek van mr. Verhoeven is bij aanvang van de mondelinge behandeling achter gesloten deuren behandeld en afgewezen. De mondelinge behandeling is daarna in het openbaar voortgezet.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Partijen zijn familie van elkaar. [voornaam eiser 1] en [voornaam eiser 2] zijn de ouders van [roepnaam eiser 3] en van de tweeling [roepnaam eiser 4] en [voornaam gedaagde 1] . [voornaam gedaagde 2] is de echtgenoot van [voornaam gedaagde 1] .
2.2.
Tot 1989 waren [voornaam eiser 1] en zijn broer, [persoon A] (hierna: [persoon A] ), de (indirect) aandeelhouders in het familiebedrijf [naam bedrijf] . In 1989 heeft [persoon A] zijn aandelen verkocht aan [roepnaam eiser 3] . In 1991 heeft [voornaam eiser 1] zijn aandelen verkocht aan [roepnaam eiser 4] . [roepnaam eiser 3] en [roepnaam eiser 4] zijn sindsdien ieder voor 50% indirect aandeelhouder in [naam bedrijf] . In oktober 2021 is [naam bedrijf] overgenomen door Argos Wityu, een internationale investeringsmaatschappij. Sindsdien is Argos Wityu meerderheidsaandeelhouder. [roepnaam eiser 3] en [roepnaam eiser 4] zijn thans nog als CEO aan de onderneming verbonden.
2.3.
[naam bedrijf] legt zich toe op het (internationaal) transport van brandstoffen, smeeroliën, LPG, industriële gassen en chemicaliën. Zij heeft vestigingen in Nederland, België, Luxemburg en Duitsland.
2.4.
Tussen partijen is na de overdracht van de aandelen in [naam bedrijf] aan [roepnaam eiser 3] en [roepnaam eiser 4] geschil ontstaan over de wijze waarop de bedrijfsovername is vormgegeven en of dit benadeling van [voornaam gedaagde 1] tot gevolg heeft (gehad). Voorts bestaat geschil over de vraag of de vermogenspositie van [voornaam eiser 1] en [voornaam eiser 2] ten voordele van [roepnaam eiser 3] en [roepnaam eiser 4] , en daarmee ten nadele van (de erfrechtelijke positie van) [voornaam gedaagde 1] , is gewijzigd (door het op naam van [roepnaam eiser 3] en [roepnaam eiser 4] zetten van bezittingen van [voornaam eiser 1] en [voornaam eiser 2] ). [voornaam gedaagde 1] stelt zich op het standpunt dat haar erfrechtelijke positie door een en ander is benadeeld en dat zij daarom recht heeft op compensatie.
2.5.
Op 23 september 2020 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden in een door [eiser 1] c.s. aangespannen kort geding met zaak-/rolnummer C/10/603827 / KG ZA 20-816. Bij vonnis van 21 april 2021 heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam [gedaagde 1] c.s. onder meer veroordeeld om zich te onthouden van het verwerken (waaronder is begrepen het verspreiden via e-mail, internet, telefoon, Sms-berichten, de (social) media of anderszins) van op [eiser 1] c.s. betrekking hebbende persoonsgegevens.
2.6.
Per e-mail van 30 september 2021 met als onderwerp ‘Overname [naam bedrijf] ’ schrijft [voornaam gedaagde 1] aan de heer [persoon B] van Argos Wityu (hierna: [persoon B] ):
“ [persoon B] ,
Gaarne verwijs ik naar jullie recente persbericht [naam bestand persbericht] .
Ik ben de enige zus van de verkopende partijen en ben reeds 4 jaar in een juridische strijd gewikkeld met hen. Dit betreft o.a. nakoming van gemaakte afspraken, benadeling en beslaglegging. Alle zaken dienen bij de Rechtbank Rotterdam. De advocaat van de verkopende partijen (Wille Donker Advocaten) en de accountant (EY) zijn hier uitgebreid van op de hoogte.
Het is daarom merkwaardig dat tijdens deze nog lopende strijd, met een reeds aangekondigde bodemprocedure, de verkopende partijen hebben verkocht. Nota bene is bij de laatste juridische procedure aanbevolen om verder forensisch onderzoek te plegen. Mijn vraag is dan ook of hiermede wel rekening is gehouden tijdens jullie due diligence onderzoek?
Altijd beschikbaar voor verdere informatie en met vriendelijke groeten,
[gedaagde 1]
Tel: [gsm-nummer] ”
2.7.
Op 16 september 2021 is in het tijdschrift Quote een artikel gepubliceerd over het tussen partijen ontstane geschil. Op 10 oktober 2021 en 19 mei 2022 zijn er artikelen op de website van Quotenet geplaatst.

3..Het geschil

3.1.
[eiser 1] c.s. vordert, na wijziging van eis, dat de voorzieningenrechter [gedaagde 1] c.s. bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. veroordeelt om zich te onthouden van het verwerken (waaronder is begrepen het verspreiden via geschrift, e-mail, internet, telefoon, SMS-berichten, de (sociale) media of anderszins) van op [eiser 1] c.s. (of een of meer van hen) betrekking hebbende persoonsgegevens,
met bepaling dat indien [voornaam gedaagde 1] of [voornaam gedaagde 2] deze veroordeling schendt, diegene een dwangsom verbeurt van € 50.000,00 per overtreding en, indien de overtreding een voortdurend karakter heeft, te vermeerderen met € 10.000,00 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt.
[roepnaam eiser 3] en [roepnaam eiser 4] vorderen voorts dat de voorzieningenrechter [gedaagde 1] c.s. bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
2. verbiedt om personen die werkzaam zijn bij of voor de ondernemingen [naam bedrijf] en/of Argos Wityu te benaderen en/of daarmee contact te hebben (in welke vorm dan ook),
met bepaling dat indien [voornaam gedaagde 1] of [voornaam gedaagde 2] deze veroordeling schendt, diegene een dwangsom verbeurt van € 50.000,00 per overtreding en, indien de overtreding een voortdurend karakter heeft, te vermeerderen met € 10.000,00 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt;
3. veroordeelt tot nakoming van de geheimhoudingsbepaling als vermeld in artikel 12 van de mediationovereenkomst d.d. 13 november 2020,
met bepaling dat indien [voornaam gedaagde 1] of [voornaam gedaagde 2] deze veroordeling schendt, diegene een dwangsom verbeurt van € 50.000,00 per overtreding en, indien de overtreding een voortdurend karakter heeft, te vermeerderen met € 10.000,00 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt;
een en ander met veroordeling van [gedaagde 1] c.s. in de kosten van deze procedure, met bepaling dat [gedaagde 1] c.s. het bedrag van de proceskostenveroordeling binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis aan [eiser 1] c.s. dient te hebben voldaan, bij gebreke waarvan [gedaagde 1] c.s. vanaf de vijftiende dag de wettelijke rente over de proceskostenveroordeling alsmede nakosten verschuldigd wordt.
3.2.
[gedaagde 1] c.s. voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

Vordering 1: verwerken persoonsgegevens

4.1.
Door stukken te delen met Quote en in contact te treden met Argos Wityu, heeft [gedaagde 1] c.s. volgens [eiser 1] c.s. op onrechtmatige wijze persoonsgegevens verwerkt als bedoeld in artikel 4 in combinatie met artikel 6 van de AVG. Daarmee heeft [gedaagde 1] c.s., zo stelt [eiser 1] c.s., het in het vonnis van 21 april 2021 aan haar opgelegde verbod overtreden om persoonsgegevens van [eiser 1] c.s. te verwerken.
4.2.
Ter onderbouwing van haar stelling dat [gedaagde 1] c.s. stukken heeft gedeeld met Quote, wijst [eiser 1] c.s. als eerste op de publicatie van 10 september 2021 op Quotenet. Daarin wordt gemeld dat er ‘een tas met documenten aan de deur van de Quote-redactie’ was gehangen. [gedaagde 1] c.s. betwist dat zij contact heeft opgenomen met Quote om stukken te laten publiceren. De publicatie is niet van de hand van [gedaagde 1] c.s. en ook niet aan haar toe te schrijven. Voor zover er al persoonsgegevens van [eiser 1] c.s. in de publicaties van Quote en Quotenet staan, zijn deze niet door [gedaagde 1] c.s. verwerkt, aldus [gedaagde 1] c.s..
4.3.
Dit verweer van [gedaagde 1] c.s. slaagt. Nog afgezien van de vraag of dit letterlijk moet worden opgevat, is er geen enkel concreet aanknopingspunt voor de stelling dat [gedaagde 1] c.s. ‘de tas met documenten aan de deur van de Quote-redactie’ heeft gehangen. De inhoud van de publicaties is ook eerder een contra-argument voor de stelling dat [gedaagde 1] c.s. Quote heeft benaderd. De zinnen en zinsneden als ‘leeft [voornaam gedaagde 1] in de hardnekkige overtuiging’, ‘Desondanks kwakten [voornaam gedaagde 1] en haar eega eind 2020 een eis van bijna 9 miljoen euro aan genoegdoening op de onderhandelingstafel’, ‘iedereen die ze aan het vermeende tekenmoment in Rotterdam koppelt’ en ‘Geld is waar de [gedaagde 1] telkens weer op uitkomen’, zijn immers niet erg positief over [gedaagde 1] c.s. Dat Quote de dagvaarding uit de door [voornaam gedaagde 1] aangespannen exhibitieprocedure heeft ingezien, kan zonder nadere onderbouwing – die ontbreekt – evenmin tot de conclusie leiden dat [voornaam gedaagde 1] en [voornaam gedaagde 2] deze dagvaarding naar Quote hebben toegestuurd.
4.4.
Ten aanzien van de contacten met Argos Wityu, dient het vonnis van 21 april 2021, waarin [gedaagde 1] c.s. is veroordeeld om zich te onthouden van het verwerken van op [eiser 1] c.s. betrekking hebbende persoonsgegevens, als uitgangspunt. Zoals in dat vonnis is overwogen, worden in artikel 4 onder 1 AVG onder persoonsgegevens verstaan alle informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon (“de betrokkene”); als identificeerbaar wordt beschouwd een natuurlijke persoon die direct of indirect kan worden geïdentificeerd, met name aan de hand van een identificator zoals een naam, een identificatienummer, locatiegegevens, een online identificator of van een of meer elementen die kenmerkend zijn voor de fysieke, fysiologische, genetische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit van die natuurlijke persoon.
4.5.
Gelet op voormeld toetsingskader kunnen ‘de verkopende partijen’ waaraan [voornaam gedaagde 1] refereert in haar e-mail van 30 augustus 2021 aan [persoon B] worden geïdentificeerd. Voorafgaand aan de overname door Argos Wityu waren [roepnaam eiser 3] en [roepnaam eiser 4] immers ieder voor 50% indirect aandeelhouder in [naam bedrijf] . ‘De verkopende partijen’ is dan ook terug te voeren op [roepnaam eiser 3] en [roepnaam eiser 4] en in die zin heeft [voornaam gedaagde 1] met haar e-mail aan Argos Wityu het in het vonnis van 21 april 2021 opgelegde verbod om persoonsgegevens van [roepnaam eiser 3] en [roepnaam eiser 4] te verwerken, overtreden. Daarmee is het spoedeisend belang van [roepnaam eiser 3] en [roepnaam eiser 4] bij hun vordering voldoende gegeven. Het betreft echter geen persoonsgegevens van [voornaam eiser 1] en [voornaam eiser 2] zodat deze vordering, die ook door hen is ingesteld, voor zover het hen betreft, wordt afgewezen. Voorts volgt uit de e-mail aan [persoon B] dat [voornaam gedaagde 1] deze heeft verstuurd. De vordering jegens [voornaam gedaagde 2] wordt om die reden eveneens afgewezen. Dit betekent dat alleen de vordering om [voornaam gedaagde 1] te veroordelen zich te onthouden van het verwerken van op [roepnaam eiser 3] en [roepnaam eiser 4] betrekking hebbende persoonsgegevens, wordt toegewezen.
4.6.
Omdat [voornaam gedaagde 1] in strijd met de veroordeling in het vonnis van 21 april 2021 persoonsgegevens van [roepnaam eiser 3] en [roepnaam eiser 4] heeft verwerkt, verbindt de voorzieningenrechter aan de veroordeling in dit vonnis een dwangsom. De gevorderde hoogte daarvan acht de voorzieningenrechter echter disproportioneel, mede gelet op het ontbreken van onderbouwde stellingen over concrete schade. De op te leggen dwangsom wordt dan ook beperkt tot een bedrag van € 1.000,00 per overtreding, met een maximum van € 25.000,00.
Vordering 2: contactverbod
4.7.
Een contactverbod maakt inbreuk op het fundamentele recht van iemand om zich vrijelijk te bewegen en contacten te leggen. Voor toewijzing van een dergelijke maatregel moet voldoende aannemelijk zijn dat zich feiten en omstandigheden hebben voorgedaan en/of zich dreigen voor te doen die een zodanige inbreuk op dit recht rechtvaardigen.
4.8.
Het contact dat [gedaagde 1] c.s. met [naam bedrijf] en/of Argos Wityu heeft opgenomen, bestaat volgens [roepnaam eiser 3] en [roepnaam eiser 4] uit de e-mail van [voornaam gedaagde 1] van 30 augustus 2021 aan [persoon B] , het tweemaal telefonisch contact opnemen door [voornaam gedaagde 1] met [persoon B] in april 2022 en het op 23 mei 2022 opnieuw telefonisch contact opnemen met [persoon B] en het achterlaten van een voicemailbericht. [roepnaam eiser 3] en [roepnaam eiser 4] stellen zich op het standpunt dat het sturen van e-mails naar en het telefonisch benaderen van Argos Wityu geen enkel redelijk doel dient, terwijl het wel tot schade leidt. [gedaagde 1] c.s. stelt zich op het standpunt dat zij ter voorbereiding op een op te starten bodemprocedure contact heeft opgenomen met Argos Wityu. [gedaagde 1] c.s. heeft daar een rechtmatig belang bij.
4.9.
Het door [voornaam gedaagde 1] opgenomen contact met [persoon B] rechtvaardigt naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen inbreuk op haar recht zich vrijelijk te bewegen en contacten te leggen en wordt bij gebrek aan belang afgewezen. [roepnaam eiser 3] en [roepnaam eiser 4] hebben niet concreet gemaakt welke schade zij lijden als gevolg van het contact dat [voornaam gedaagde 1] met [persoon B] heeft opgenomen. Slechts de tekst van de e-mail van [voornaam gedaagde 1] van 30 augustus 2021 bevindt zich bij de processtukken. Niet is gebleken dat [roepnaam eiser 3] en [roepnaam eiser 4] als gevolg van deze e-mail schade hebben geleden.
Voor zover Argos Wityu of [naam bedrijf] hiervan schade hebben ondervonden, of zullen ondervinden, geldt dat zij geen partij in deze procedure zijn. Ter zake het telefonisch contact en het achtergelaten voicemailbericht geldt eveneens dat niet is gebleken dat [roepnaam eiser 3] en [roepnaam eiser 4] hiervan schade hebben ondervonden of zullen ondervinden, nog daargelaten dat de precieze inhoud van het telefonisch contact en het voicemailbericht niet bekend zijn. De vordering om [gedaagde 1] c.s. te verbieden om personen die werkzaam zijn bij of voor de ondernemingen [naam bedrijf] en/of Argos Wityu te benaderen en/of daarmee contact te hebben wordt daarom afgewezen.
Vordering 3: geheimhouding mediationovereenkomst
4.10.
[roepnaam eiser 3] en [roepnaam eiser 4] stellen dat uit het op 16 september 2021 verschenen artikel blijkt dat Quote kennis heeft genomen van het mediationtraject en het in dat verband door de mediator uitgebrachte – vertrouwelijke – verslag. In het artikel wordt namelijk uit het verslag geciteerd.
4.11.
Deze vordering impliceert dat [gedaagde 1] c.s. het mediationverslag met Quote heeft gedeeld. Zoals reeds hiervoor ten aanzien van vordering sub 1 is overwogen, valt niet vast te stellen dat [gedaagde 1] c.s. de ‘tas met documenten’ aan de deur van de Quote-redactie heeft gehangen. En herhaald wordt dat het beeld dat in het artikel van [gedaagde 1] c.s. wordt geschetst niet onverdeeld positief is. Dat [gedaagde 1] c.s. de geheimhoudingsbepaling uit de mediationovereenkomst heeft geschonden, is niet aannemelijk. Dit leidt tot afwijzing van vordering 3.
Proceskosten
4.12.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, worden de proceskosten worden gecompenseerd. Dat betekent dat iedere partij de eigen proceskosten moet dragen.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [voornaam gedaagde 1] om zich na betekening van dit vonnis te onthouden van het verwerken (waaronder is begrepen het verspreiden via geschrift, e-mail, internet, telefoon, SMS-berichten, de (sociale) media of anderszins) van op [roepnaam eiser 3] en [roepnaam eiser 4] betrekking hebbende persoonsgegevens, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor elke keer dat [voornaam gedaagde 1] deze veroordeling schendt, met een maximum van € 25.000,00,
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2022.
3078/2009