ECLI:NL:RBROT:2022:5334

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
1 juli 2022
Zaaknummer
C/10/625326 / HA ZA 21-815
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot inzage ex artikel 843a Rv in verband met proceseconomie en informatiebehoefte

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 juni 2022 uitspraak gedaan in een incident waarbij [naam eiseres] een vordering tot inzage heeft ingesteld op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. van Loo, vordert inzage in bescheiden van de gedaagde, MAAS EN KLEIBERG SUBSIDIEADVIES ROTTERDAM B.V., om te kunnen beoordelen of zij nog meer opeisbare vorderingen heeft. De gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.T. Poot, voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de vorderingen.

De rechtbank overweegt dat de vordering tot inzage geen voorlopig karakter heeft en als incidentele vordering moet worden opgevat. De rechtbank stelt vast dat de eiseres voldoende heeft gespecificeerd welke bescheiden zij verlangt, maar dat het aan haar is om te onderbouwen waarom zij een dringend belang heeft bij de gevorderde inzage. De rechtbank houdt iedere beslissing aan en bepaalt dat de zaak op 13 juli 2022 weer op de rol zal komen voor beraad over de mondelinge behandeling.

De rechtbank benadrukt dat de eiseres moet aantonen dat zij zonder de gevraagde bescheiden niet in staat is om haar vorderingen te onderbouwen. De gedaagde heeft niet gesteld dat zij niet in het bezit is van de gevraagde bescheiden, wat betekent dat aan de vereisten van artikel 843a Rv is voldaan. De beslissing over de gevorderde inzage en de proceskosten in het incident wordt aangehouden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/625326 / HA ZA 21-815
Vonnis in incident van 29 juni 2022
in de zaak van
[naam eiseres] H.O.D.N. [handelsnaam],
wonende te [woonplaats eiseres],
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. M. van Loo te Breda,
tegen
MAAS EN KLEIBERG SUBSIDIEADVIES ROTTERDAM B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. G.T. Poot te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [naam eiseres] en MK Rotterdam genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in het (eerdere) incident tot zekerheidsstelling van 19 januari 2022 en de daarin vermelde processtukken, waaronder de dagvaarding van 2 september 2021, ‘tevens inhoudende provisionele vordering ex artikel 223 Rv’, met producties 1 tot en met 13;
  • de akte zijdens [naam eiseres] van 14 februari 2022 inzake de zekerheidsstelling;
  • de conclusie van antwoord inzake het door [naam eiseres] begonnen incident, alsmede conclusie van antwoord ten principale, tevens houdende eis in reconventie, met producties 1 tot en met 14.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2..Het geschil in de hoofdzaak

2.1.
[naam eiseres] vordert, uitvoerbaar bij voorraad, MK Rotterdam te veroordelen:
I. tot betaling aan [naam eiseres] van een bedrag ad € 69.046,57, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover vanaf de factuurdata tot aan de dag van algehele voldoening, binnen twee weken na het te dezen te wijzen vonnis, tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
II. tot betaling aan [naam eiseres] van alle door haar gemaakte beslagkosten in verband met de conservatoire beslagen;
III. tot betaling aan [naam eiseres] van de buitengerechtelijk incassokosten ad € 1.773,22 (incl. btw);
IV. om na betekening van het in deze te wijzen vonnis, steeds vóór het verstrijken van iedere opvolgende maand, inzage te verlenen aan [naam eiseres] in alle bescheiden die betrekking hebben op de projecten waarin [naam eiseres] nog onderhanden werk heeft openstaan zoals bepaald in het overzicht onder productie 10, zolang daarin nog geen eindrapportages hebben plaatsgevonden. Meer specifiek in die bescheiden die a) toezien op de toekenning c.q. afwijzing van de door [naam eiseres] ingediende subsidieaanvragen en b) betrekking hebben op alle debet- en creditfacturen en betaalbewijzen tussen MK Rotterdam en haar opdrachtgevers aangaande de projecten als benoemd onder de categorieën onder B t/m E in het overzicht onder productie 10, waarvoor [naam eiseres] haar werkzaamheden heeft verricht;
V. tot betaling aan [naam eiseres] van een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte van een dag daaronder begrepen, zolang MK Rotterdam weigert aan de vordering onder IV te voldoen;
VI. tot betaling aan [naam eiseres] van de kosten van deze procedure, waaronder begrepen het griffierecht, de kosten van de dagvaarding, het salaris van de gemachtigde en het na salaris van € 163,- ingeval van niet betekening van het vonnis en € 248,- aan nasalaris ingeval van betekening van het vonnis.
2.2.
MK Rotterdam voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid dan wel afwijzing van de vorderingen in conventie, met veroordeling van [naam eiseres] in de proceskosten en de nakosten.
2.3.
MK Rotterdam vordert in reconventie, uitvoerbaar bij voorraad, [naam eiseres]:
I. te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 17.885.60, althans een schadevergoeding nader op te maken bij staat, althans een door de rechtbank te bepalen schadevergoeding met het oog op de schade die is ontstaan in verband met de gelegde beslagen;
II. Althans, subsidiair, indien en voor zover de rechtbank zou menen dat er een vordering zou bestaan op MK Rotterdam (en, conform die visie, aan MK Rotterdam dus ook een recht op verrekening toekomt), [naam eiseres] te veroordelen tot betaling van de volgende bedragen:
a. Een hoofdsom van € 41.006,45,
b. De daarover verschuldigde incassokosten ter hoogte van € 1.185,06;
III. Alle voormelde bedragen, voor zover mogelijk, te vermeerderen met wettelijke handelsrente, althans wettelijke rente vanaf het moment van verzuim, althans subsidiair vanaf het moment van dagvaarden tot de dag der algehele voldoening;
IV. onder veroordeling van [naam eiseres] in de kosten van het geding, inclusief de nakosten ten bedrage van respectievelijk €131,00 zonder betekening en € 199,00 in geval van betekening, indien en voor zover er niet binnen de wettelijk vereiste termijn van twee dagen althans binnen een te bepalen redelijke termijn na betekening van het ten deze te wijzen vonnis, is voldaan.

3..Het geschil in het incident

3.1.
[naam eiseres] vordert in het incident, uitvoerbaar bij voorraad:
I. MK Rotterdam te veroordelen om binnen twee dagen na het in deze te wijzen vonnis, aan [naam eiseres] inzage en afschrift te verstrekken van alle bescheiden van MK Rotterdam aangaande de projecten als benoemd onder de categorieën onder B t/m E in het overzicht onder productie 10, meer specifiek:
a. in de volledige financiële administratie van MK Rotterdam, voor zover die betrekking heeft op alle debet- en creditfacturen en betalingsbewijzen, aangaande de opdrachtgevers zoals benoemd bij de voornoemde categorieën; en,
b. in alle op de hier bepaalde subsidieaanvragen betrekking hebbende bescheiden ter beoordeling van de vraag of een subsidieaanvraag nog in behandeling is, dan wel is toegekend c.q. is afgewezen;
een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte van een dag daaronder begrepen, zolang MK Rotterdam weigert hieraan te voldoen.
3.2.
MK Rotterdam voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid dan wel afwijzing van de vorderingen in het incident, met veroordeling van [naam eiseres] in de proceskosten in het incident, vermeerderd met de wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis in dit incident zijn voldaan.

4..De beoordeling in het incident

4.1.
[naam eiseres] heeft haar vordering ex artikel 843a Rv tot inzage in stukken bij voorlopige voorziening ingesteld. Een vordering ex artikel 843a Rv heeft echter naar haar aard geen voorlopig karakter. De vordering zal dan ook worden opgevat als een incidentele vordering.
4.2.
Artikel 843a Rv bepaalt dat degene die daarbij rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel kan vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft.
4.3.
De voorwaarden ‘rechtmatig belang’ en ‘bepaalde bescheiden’ moeten in samenhang worden beoordeeld: eiser moet de bescheiden zo concreet mogelijk omschrijven, zodat duidelijk is waarop hij aanspraak maakt en getoetst kan worden of hij een rechtmatig belang bij die bescheiden heeft. Het is niet nodig dat de stukken waarvan afgifte wordt gevorderd stuk voor stuk omschreven worden, maar wel dat deze voldoende concreet in de vordering aangewezen worden (ECLI:NL:HR:2012:BW9244). Ook als aan deze vereisten is voldaan, kan de vordering worden afgewezen wegens gewichtige redenen of omdat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat ook zonder de gevorderde gegevens een behoorlijke rechtsbedeling is gewaarborgd, met andere woorden: dat de rechten van de eiser ook zonder de stukken voldoende zijn gewaarborgd.
4.4.
[naam eiseres] vordert inzage in en afschriften van alle debet- en creditfacturen en betalingsbewijzen van MK Rotterdam van de opdrachtgevers die zijn opgenomen in de categorieën B t/m E van productie 10 van [naam eiseres]. Ook vordert zij inzage in en afschriften van de bescheiden ter beoordeling van de vraag of een subsidieaanvraag nog in behandeling is, dan wel is toegekend c.q. is afgewezen van alle onder de categorieën B t/m E in het overzicht van productie 10 genoemde opdrachtgevers.
4.5.
[naam eiseres] legt aan haar incidentele vordering ten grondslag dat zij, om te kunnen beoordelen of zij nog meer opeisbare vorderingen op MK Rotterdam heeft (dan alleen de facturen waarvan zij de betaling in de hoofdzaak vordert), afhankelijk is van de gevorderde inzage in de administratie c.q. systemen van MK Rotterdam, nu haar, anders dan voorheen, daartoe de toegang is ontzegd.
4.6.
Zoals MK Rotterdam terecht heeft opgemerkt was het aan [naam eiseres], en heeft zij dit nagelaten, om te stellen en te onderbouwen waarom zij een zodanig dringend belang heeft bij de gevorderde inzage dat de behandeling in de hoofdzaak niet kan worden afgewacht. Uit de stellingen van [naam eiseres] volgt dat na de verkregen inzage, [naam eiseres] nog wenst te beoordelen of sprake is van (nog meer) opeisbare vorderingen (en door haar te verzenden facturen) jegens MK Rotterdam. [naam eiseres] is kennelijk voornemens in dat geval – zo nodig – haar eis te vermeerderen. Aan een dergelijke eisvermeerdering staat in een later stadium van de procedure niets in de weg, mits aan de eisen van een goede procesorde wordt voldaan.
4.7.
In de hoofdzaak heeft MK Rotterdam onder meer aangevoerd dat [naam eiseres] de verkeerde partij heeft gedagvaard. Volgens MK Rotterdam vordert [naam eiseres] betaling van facturen die aan een zustermaatschappij van MK Rotterdam, namelijk MKSA, waren gericht. MK Rotterdam zou met [naam eiseres] in het geheel geen contractuele relatie hebben. De op 14 maart 2020 ondertekende samenwerkingsovereenkomst waarop [naam eiseres] zich beroept zou gesloten zijn met MKSA en niet met MK Rotterdam. MK Rotterdam voert ook aan dat op 5 augustus 2021 reeds een Excelbestand aan [naam eiseres] is verstrekt waaruit volgt wat de stand van zaken was op dat moment ten aanzien van de projecten. [naam eiseres] heeft hierop nog niet kunnen reageren.
4.8.
In dit stadium van de procedure is het dus nog de vraag wie de wederpartij van [naam eiseres] is. Ook zal de overeenkomst waarop [naam eiseres] zich in het kader van de betaling van de facturen op beroept, uitgelegd moeten worden, waarbij het in het bijzonder lijkt te gaan over de betekenis van artikel 3.3. van die overeenkomst. Voorts is niet duidelijk of het Excelbestand voldoende duidelijkheid aan [naam eiseres] verschaft, en of dus [naam eiseres] voldoende aannemelijk maakt dat zij zonder de gevorderde bescheiden niet in staat is om de totale nakomingsvordering op MK Rotterdam uit hoofde van de samenwerkingsovereenkomst in kaart te brengen. Het komt dan ook de rechtbank met het oog op de proceseconomie en in verband met de wens om nader geïnformeerd te worden, geraden voor dat in de hoofdzaak eerst een mondelinge behandeling plaatsvindt, waarbij ook de 843a vordering zo nodig besproken kan worden.
4.9.
Thans wordt wel reeds het navolgende overwogen. MK Rotterdam heeft als verweer aangevoerd dat de door [naam eiseres] gevorderde bescheiden niet voldoende bepaalbaar zijn. [naam eiseres] heeft echter voldoende gespecificeerd en afgebakend waarvan zij afgifte vordert. Dat [naam eiseres] niet heeft aangegeven op welke periode de bescheiden betrekking hebben - zoals MK Rotterdam stelt - maakt dat niet anders. [naam eiseres] vordert immers bij beide vorderingen bescheiden die betrekking hebben op specifieke subsidieaanvragen van opdrachtgevers waar [naam eiseres] werkzaamheden voor heeft verricht. In het als productie 10 overgelegde overzicht heeft [naam eiseres] gespecificeerd om welke opdrachten met daarbij behorende omschrijvingen en/of factuurnummers het gaat. Uit de vordering blijkt dus genoegzaam om welke bescheiden het [naam eiseres] concreet te doen is.
4.10.
Ook wordt thans reeds vastgesteld dat MK Rotterdam niet heeft gesteld dat zij niet in het bezit is van de door [naam eiseres] gevraagde bescheiden. Daarmee is voldaan aan de vereisten dat het gaat om bepaalde bescheiden waarover MK Rotterdam beschikt of die zij onder hun berusting heeft.
4.11.
Iedere verdere beslissing omtrent de gevorderde inzage en de gevorderde dwangsom zal worden aangehouden evenals de beslissing omtrent de proceskosten in het incident.

5..De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
houdt iedere beslissing aan;
in het incident en in de hoofdzaak
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
13 juli 2022voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een mondelinge behandeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. de Geus. Het is door de rolrechter ondertekend en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2022.
3608/1861/638