ECLI:NL:RBROT:2022:5329

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 juli 2022
Publicatiedatum
1 juli 2022
Zaaknummer
C/10/639123 / KG ZA 22-440
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van beveiligingscamera's op perceel buren in kort geding

In deze zaak heeft eiseres, wonende te Vlaardingen, een kort geding aangespannen tegen haar buurman, gedaagde, met de vordering om de beveiligingscamera's die door gedaagde aan zijn woning zijn geplaatst te verwijderen. Eiseres stelt dat deze camera's inbreuk maken op haar privacy, omdat ze zicht bieden op haar perceel en haar slaapkamerraam. Gedaagde heeft de camera's laten installeren door een bedrijf dat heeft bevestigd dat de camera's voldoen aan de AVG-richtlijnen en dat de privacy van buren is gewaarborgd. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 juni 2022 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen de reconventionele vordering van gedaagde, maar dit bezwaar werd verworpen door de voorzieningenrechter.

De voorzieningenrechter heeft vervolgens de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld. Eiseres heeft gesteld dat de camera's zicht hebben op haar tuin en dat ze gefilmd wordt wanneer ze zich daar bevindt. Gedaagde heeft echter betwist dat de camera's zicht hebben op het perceel van eiseres en heeft bewijsstukken overgelegd die deze stelling ondersteunen. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is dat de camera's daadwerkelijk inbreuk maken op de privacy van eiseres. De vordering van eiseres is afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn begroot op € 1.692,-. Het vonnis is uitgesproken op 1 juli 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/639123 / KG ZA 22-440
Vonnis in kort geding van 1 juli 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. M.J. de Vries te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. M.H. de Lange te Vlaardingen.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 9 juni 2022, met producties 0 t/m 8
  • de aanvullende producties 9 en 10 van [eiseres]
  • de conclusie van antwoord, tevens voorwaardelijke eis van reconventie van [gedaagde] , met producties 1 t/m 8
  • de mondelinge behandeling gehouden op 27 juni 2022.
1.2.
Op de zitting heeft [eiseres] bezwaar gemaakt tegen de indiening van de reconventionele vordering, omdat zij pas op de dag van de zitting daarvan kennis heeft kunnen nemen. De voorzieningenrechter heeft dit bezwaar gelet op de omstandigheden verworpen en heeft [eiseres] in de gelegenheid gesteld de zitting uit te stellen dan wel om de conclusie van antwoord / eis in reconventie mondeling te laten voordragen. [eiseres] heeft vervolgens gekozen voor de tweede optie, waarna mr. De Lange de conclusie van antwoord / eis in reconventie heeft voorgedragen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
[eiseres] is eigenaresse van het perceel gelegen aan de [straatnaam] 151 te Vlaardingen. [gedaagde] is eigenaresse van het naastgelegen perceel aan de [straatnaam] 149.
2.2.
Tussen partijen is een geschil ontstaan met betrekking tot de eigendomsrechten en de erfgrens tussen beide percelen. In verband hiermee is inmiddels een bodemprocedure aanhangig. Daarnaast heeft [gedaagde] [eiseres] in kort geding gedagvaard. Bij vonnis van 14 juni 2022 is [eiseres] veroordeeld om alle werkzaamheden rondom de erfgrens te staken totdat in de bodemprocedure is geoordeeld over de locatie van de erfgrens en de (on)rechtmatigheid van de uitgevoerde werkzaamheden.
2.3.
[gedaagde] heeft in en aan haar woning een aantal beveiligingscamera’s laten plaatsen door het in Vlaardingen gevestigde bedrijf ‘van der Pijl Techniek’.
2.4.
Dhr. [naam persoon] , werkzaam bij van der Pijl Techniek, heeft in een e-mail van 23 juni 2022 aan [gedaagde] geschreven:
‘Het camerasysteem is door ons geïnstalleerd en uitgevoerd conform de AVG richtlijnen. Privaat terrein van derden en eigendommen van buren zijn in de beelden zo goed mogelijk afgeschermd, alsmede beperking van opnames van de openbare weg voor zover mogelijk.
(…) Verder heeft het een bewegingsdetectie, enkel en alleen bewegingen in de zichtbare gebieden worden vastgelegd. De afgedekte gebieden worden niet waargenomen en dus ook niet gefilmd. De camera’s hebben verder geen gezichtsherkenning of overige detecties.
De opgenomen beelden worden na max 4 weken automatisch overschreven.
Als eindgebruiker kunt u niet zomaar iemand toevoegen om toegang te verlenen tot de camerabeelden. Dit kan enkel alleen de beheerder, uw installateur.
Ook als eindgebruiker heeft u geen toegang om de afgedekte gebieden (b.v. terrein en eigendom van buren) zichtbaar te maken dan wel aan te passen. Voor aanpassingen hiervoor is uw installateur noodzakelijk. Wij zullen pas aanpassingen maken indien er ook schriftelijke goedkeuring is van de buren. (…)’
2.5.
[eiseres] heeft bij haar voordeur een deurbelsysteem met camera.

3..Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert samengevat – de veroordeling van [gedaagde] om de geplaatste camera’s een de voor- en achterzijde van de woning te verwijderen, alsmede [gedaagde] te verbieden de voor- en achtertuin van [eiseres] te filmen met andere camera’s, één en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag, met een maximum van € 10.000,- en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] met de geplaatste camera’s inbreuk maakt op de privacy van [eiseres] en daarmee jegens haar onrechtmatig handelt. Gelet op de specificaties van de camera’s en de locaties waar de camera’s geplaatst zijn, bieden de camera’s zicht op de voor- en achtertuin van [eiseres] en daarnaast ook op het slaapkamerraam van [eiseres] en haar partner. Zowel [eiseres] zelf, als haar bezoek, worden gefilmd als zij zich in de tuin van [eiseres] bevinden. De camerabeelden kunnen door [gedaagde] , maar ook door kwaadwillende derden op ieder moment live worden bekeken. Van een rechtvaardigingsgrond voor deze ernstige inbreuk is geen sprake.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] . In het geval in conventie een veroordeling ten laste van [gedaagde] wordt uitgesproken, vordert [gedaagde] [eiseres] te veroordelen het door [eiseres] geplaatste deurbelsysteem met camera te verwijderen althans om dezelfde beperkende maatregelen te gelasten als die aan [gedaagde] zouden worden opgelegd, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van € 10.000,-.
3.4.
[eiseres] concludeert tot afwijzing van de vordering in reconventie.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang van [eiseres] vloeit voldoende voort uit de vordering en de stellingen van [eiseres] en is overigens niet weersproken door [gedaagde] .
4.2.
In deze procedure dient beoordeeld te worden of de vordering van [eiseres] in een eventuele bodemprocedure naar verwachting een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopend daarop een onmiddellijke voorziening getroffen moet worden. Daartoe moet de vraag worden beantwoord of de door [gedaagde] geplaatste camera’s inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van [eiseres] en zo ja, of sprake is van een rechtvaardigingsgrond die het onrechtmatige karakter aan de inbreuk ontneemt. Als dit het geval is moeten de belangen van partijen nog tegen elkaar afgewogen worden.
4.3.
Anders dan [eiseres] heeft betoogd, staat naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende vast dat (onrechtmatig) inbreuk wordt gemaakt op de privacy van [eiseres] . Daartoe wordt het navolgende overwogen.
4.4.
De vordering van [eiseres] richt zich tegen de aanwezigheid van een tweetal camera’s aan de woning van [gedaagde] . De eerste camera bevindt zich aan de voorzijde van het perceel van [gedaagde] , bij de voordeur, en biedt zicht op de oprit van [gedaagde] . Uit de overgelegde camerabeelden (producties 3 en 4 bij conclusie van antwoord) blijkt dat een gedeelte van de voortuin / oprit van [eiseres] ook binnen het bereik van de camera valt. Aan de linkerzijde van de oprit (vanuit de woning van [gedaagde] bezien) grenzen de percelen van partijen aan elkaar en worden deze langs/op die grens afgescheiden door een lage heg. Deze heg is grotendeels zichtbaar op de overgelegde afdruk. Het gedeelte dat zich achter de heg bevindt, en dus behoort tot het perceel van [eiseres] , is op de overgelegde afdruk niet zichtbaar, omdat er digitaal zwarte blokken zijn aangebracht. Het zwartgemaakte deel betreft naar schatting 15% van het totale beeld.
4.5.
De camera die zich aan de achterzijde van het perceel van [gedaagde] bevindt, biedt zicht op de achtertuin van [gedaagde] . De achtertuin van [gedaagde] grenst (vanuit de woning van [gedaagde] bezien) aan de rechterkant aan het perceel van [eiseres] . De percelen worden langs/op die grens afgescheiden door een schutting. Een klein gedeelte van de schutting is te zien op de overgelegde afdruk van de camera aan de achterzijde. Het overgrote deel van de schutting is niet te zien vanwege aanwezige hoge beplanting in de tuin van [gedaagde] . Het gedeelte dat zich achter het zichtbare deel van de schutting bevindt, en aldus behoort tot het perceel van [eiseres] , is ook op deze afdruk niet zichtbaar vanwege de aangebrachte digitale zwarte blokken. Bij deze camera betreft het zwartgemaakte deel naar schatting 5% van het totale beeld.
4.6.
De hiervoor omschreven afdrukken van de camerabeelden en het e-mailbericht van van der Pijl Techniek onderbouwen het verweer van [gedaagde] (1) dat zij via de camera’s geen zicht heeft op het perceel en/of eigendommen van [eiseres] en (2) dat het voor [gedaagde] , haar dochters en/of derden niet mogelijk is om dusdanige aanpassingen aan de camera’s en/of de camera-instellingen te doen dat het perceel en/of de eigendommen van [gedaagde] wel in beeld worden gebracht. Het had, gelet op die onderbouwing, op de weg van [eiseres] gelegen om haar stelling dat haar perceel en/of eigendommen wél zichtbaar zijn dan wel gemakkelijk zichtbaar gemaakt kunnen worden nader te onderbouwen. Het enkele gevoel van [eiseres] dat zij bespied wordt en de niet concreet gemaakte vrees voor het hacken van het systeem door [gedaagde] , haar dochters en/of derden, is daartoe onvoldoende. Daarbij tekent de voorzieningenrechter aan dat de in de dagvaarding aangevoerde stelling dat een camera op het slaapkamerraam van [eiseres] gericht is geweest, gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan tijdens de zitting, onvoldoende aannemelijk is geworden. Ter zitting is ook nog ter sprake gekomen dat een (losse) camera zou hebben gestaan ín een slaapkamer van [gedaagde] , voor het raam van die kamer en mogelijk gericht op het perceel van [eiseres] . [eiseres] heeft echter erkend dat deze camera is verwijderd. Verdere bespreking van dit punt kan daarom achterwege blijven. Op basis van het voorgaande staat naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter vast dat de aan de voor- en achterzijde van de woning van [gedaagde] aangebrachte camera’s niet het perceel en/of eigendommen van [eiseres] in beeld brengen. Daarmee is van een inbreuk op enig recht van [eiseres] geen sprake. Ook bestaat, gelet op het voorgaande, onvoldoende concrete aanleiding dat op korte termijn alsnog een dergelijke inbreuk zal worden gemaakt.
4.7.
Aan partijen wordt nog wel meegegeven dat het voor de goede verstandhouding tussen partijen, die voorlopig nog elkaars buren zullen zijn, aan te raden is om te bezien of de camera’s op zodanige wijze verplaatst kunnen worden, dat alsnog in enige mate tegemoet wordt gekomen aan de bezwaren van [eiseres] . Met name de camera aan de voorzijde lijkt relatief eenvoudig te verplaatsen naar de andere hoek van de garage (tegen het perceel van [eiseres] aan), waarmee de kijkhoek zodanig wordt dat zicht op het perceel van [eiseres] niet meer mogelijk is en zonder dat afbreuk wordt gedaan op het zicht dat [gedaagde] heeft op haar eigen perceel. Aan het hierboven gegeven oordeel doet dit echter niet af.
4.8.
Het voorgaande leidt tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met veroordeling in de kosten van de procedure. Nu geen veroordeling ten laste van [gedaagde] wordt uitgesproken, is aan de voorwaarde voor de reconventionele vordering niet voldaan, zodat deze geen verdere bespreking behoeft.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 676,- aan griffierecht en € 1.016,- aan salaris advocaat,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2022.3144/1980