ECLI:NL:RBROT:2022:5326

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 juli 2022
Publicatiedatum
30 juni 2022
Zaaknummer
22/2750
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening bij woningsluiting op basis van de Opiumwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot de sluiting van een woning op basis van de Opiumwet. Verzoeker, die de woning huurde, was in de problemen gekomen nadat er drugsgerelateerde goederen in de woning waren aangetroffen. De burgemeester van Rotterdam had besloten de woning voor drie maanden te sluiten, wat verzoeker niet kon accepteren. Hij stelde dat de burgemeester onvoldoende rekening had gehouden met zijn belangen en dat hij geen betrokkenheid had bij de aangetroffen goederen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, gezien de ernst van de situatie en de risico's voor de openbare orde. De voorzieningenrechter benadrukte dat de sluiting noodzakelijk was voor het herstel van de openbare orde en dat de belangen van verzoeker niet zwaarder wogen dan de noodzaak om de openbare orde te handhaven. Verzoeker had weliswaar geen directe betrokkenheid bij de drugs, maar de omstandigheden in de woning waren zodanig dat de sluiting gerechtvaardigd was.

De rechter concludeerde dat de burgemeester in redelijkheid gebruik had kunnen maken van zijn bevoegdheid om de woning te sluiten. De gevolgen van de sluiting voor verzoeker, die in de vrije sector huurde, werden als minder zwaarwegend beschouwd, omdat hij relatief eenvoudig een andere woning kon vinden. De voorzieningenrechter wees het verzoek af, waardoor de sluiting van de woning kon doorgaan. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep of verzet tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/2750

uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 juli 2022 in de zaak tussen

[naam verzoeker], uit [woonplaats verzoeker], verzoeker

(gemachtigde: mr. N. Roos),
en

de burgemeester van de gemeente Rotterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Wintjes).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam 1], uit [plaatsnaam].

Inleiding

Met het bestreden besluit van 10 juni 2022 heeft verweerder bepaald dat de door verzoeker gehuurde woning moet worden gesloten voor drie maanden vanwege een overtreding van de Opiumwet. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Ook heeft hij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 27 juni 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker, de gemachtigde van verweerder en [naam 2] (namens verweerder).

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Waar gaat het in deze zaak om?
2. [naam 1] is eigenaar van de woning aan de [adres]. Hij had de woning naar eigen zeggen verhuurd aan een Portugese man. Op 11 maart 2022 heeft de politie een instap gedaan in de woning in verband met een strafrechtelijk onderzoek. Tijdens de instap zijn acht Albanese mannen aangehouden op verdenking van het vervaardigen of bewerken van harddrugs. In de woning zijn diverse goederen [1] aangetroffen die gebruikt kunnen worden voor het vervaardigen, bewerken en verpakken van harddrugs. Dit blijkt uit bestuurlijke rapportages van de politie van 26 maart en 20 april 2022.
3. Volgens verzoeker heeft hij medio april 2022 contact gehad met [naam 1] over het huren van de woning. Hij heeft de woning met terugwerkende kracht vanaf 1 april 2022 gehuurd. [naam 1] had al een deel van de woning opgeruimd en schoongemaakt en verzoeker heeft vervolgens de rest opgeruimd. Hij heeft daarom de eerste maand (april) gratis gekregen en is pas huur gaan betalen vanaf het moment dat hij er is gaan wonen (mei). Verzoeker staat sinds 2 mei 2022 ook ingeschreven op dat adres.
4. Verweerder heeft naar aanleiding van de bestuurlijke rapportages besloten om verzoekers woning te sluiten voor drie maanden. Verzoeker is het daar niet mee eens. Hij wil met het verzoek om voorlopige voorziening bereiken dat zijn woning open blijft, totdat er is beslist op zijn bezwaarschrift. Verweerder heeft toegezegd dat de woning open mag blijven tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.
Beoordelingskader
5. Op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, en artikel 10a van de Opiumwet is verweerder bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen voorwerpen of stoffen voorhanden zijn, waarvan de betrokkene weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat deze bestemd zijn voor onder meer het telen, bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs. De situatie moet zodanig zijn dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de voorhanden voorwerpen gebruikt zullen worden om strafbare voorbereidingshandelingen te plegen.
6. Verweerder voert beleid om de handel in drugs in Rotterdam tegen te gaan. Dit beleid staat in de Beleidslijn bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet Rotterdam 2022. In dit beleid staat in welke gevallen verweerder in principe overgaat tot sluiting van een woning.
Is verweerder bevoegd om de woning te sluiten?
7. Verweerder is bevoegd om de woning te sluiten als de aangetroffen situatie zo is dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de voorhanden voorwerpen gebruikt zullen worden om strafbare voorbereidingshandelingen te plegen. Dat vereist een bestuurlijke beoordeling die kan worden gebaseerd op de feitelijke omstandigheden, zoals de politie die heeft vastgesteld. Dan gaat het bijvoorbeeld om de ter plekke aangetroffen situatie, de aard en de hoeveelheid van de in beslag genomen stof, de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge combinatie en andere uit het opsporingsonderzoek blijkende feitelijkheden zoals resultaten van tapgesprekken of observaties.
8. Partijen zijn het erover eens dat verweerder in dit geval bevoegd was om de woning te sluiten.
Is er een noodzaak om de woning te sluiten?
9. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient vervolgens te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
10. Verzoeker betwist de noodzaak van de sluiting. Hij erkent dat het gaat om een ernstig geval, maar volgens hem spelen ook andere elementen een rol bij de vraag of de sluiting noodzakelijk is. Hij wijst erop dat er geen sprake was van overlastmeldingen, dat de woning niet in een kwetsbare woonwijk ligt en dat de eigenaar geen antecedenten heeft op het gebied van de Opiumwet. Daarnaast zitten er drie maanden tussen de instap van de politie (11 maart 2022) en het bestreden besluit (10 juni 2022); dit tijdverloop maakt volgens verzoeker dat er geen noodzaak meer is om de woning te sluiten.
11. Gelet op wat er in de woning is aangetroffen, is het duidelijk dat er sprake is van een zeer ernstige situatie. Het is aannemelijk dat de woning in verband kan worden gebracht met feitelijke drugshandel en dus een rol speelt in het criminele (drugs)circuit. Dit brengt risico’s met zich mee voor het pand, de bewoners en de directe omgeving. Dat ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel vanuit de woning is geconstateerd, maakt dat niet anders. De voorzieningenrechter vindt dat de sluiting noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde en dat die noodzaak niet is komen te vervallen vanwege het tijdsverloop van drie maanden [2] .
Zijn de gevolgen van de sluiting in voldoende mate meegenomen in de beoordeling?
12. Wat zijn de gevolgen van de sluiting en heeft verweerder die in voldoende mate meegenomen in zijn beoordeling?
13. Inherent aan de sluiting van een woning is dat de bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. De gevolgen van een woningsluiting kunnen echter bijzonder zwaar zijn indien de betrokkene niet kan terugkeren in de woning na de sluiting, bijvoorbeeld omdat door de sluiting zijn huurcontract wordt ontbonden. In dat kader dient ook betekenis te worden toegekend aan de vraag of de betrokkene door sluiting van de woning op een zogenoemde zwarte lijst komt te staan bij een woningbouwcorporatie als gevolg waarvan hij voor een bepaalde duur geen nieuwe sociale huurwoning kan huren in de regio. Dit hoeft zich echter niet zonder meer tegen sluiting te verzetten, bijvoorbeeld niet als de betrokkene een verwijt van de overtreding kan worden gemaakt.
14. Verzoeker vindt dat de woningsluiting niet evenredig is, omdat hij niets te maken had met wat er in de woning is aangetroffen. Het gevolg van de sluiting is dat hij op straat zal komen te staan en onderdak zal moeten zoeken bij het Leger des Heils.
15. De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit weinig aandacht heeft besteed aan de gevolgen van de woningsluiting voor verzoeker. Verweerder heeft alleen gezegd dat verzoeker bij acute dakloosheid advies kan vragen bij Centraal Onthaal van de gemeente Rotterdam. Dit is veel te kort door de bocht, zeker nu verzoeker geen verwijt kan worden gemaakt van wat er in de woning is aangetroffen.
16. Tijdens de zitting is gebleken dat verzoeker de enige bewoner is; zijn vrouw en kind verblijven in het buitenland. Daarnaast betreft het een woning in de vrije sector en betaalt verzoeker € 1.500,- per maand aan huur. Het zal voor verzoeker daarom niet moeilijk zijn om op korte termijn een andere woning te vinden. Dit blijkt ook wel uit het feit dat hij in zeer korte tijd is verhuisd van zijn vorige (huur)woning naar deze woning. Daar komt bij dat hij na de sluiting weer terug zou kunnen keren naar deze woning.
17. Onder deze omstandigheden heeft verweerder meer gewicht kunnen toekennen aan het belang van het herstel van de openbare orde en een veilig woon- en leefklimaat in de omgeving dan aan het belang van verzoeker.
18. Dit alles brengt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat verweerder in redelijkheid gebruik kon maken van zijn bevoegdheid om de woning te sluiten. De verwachting is dan ook dat het bestreden besluit in bezwaar in stand kan blijven, zodat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening.

Conclusie en gevolgen

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat heeft tot gevolg dat verweerder mag overgaan tot sluiting van de woning. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.M. Jurgens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 juli 2022.
De voorzieningenrechter is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.726 liter ethylacetaat, 14,5 liter ethanol, 42 liter isopropylalcohol, 2 liter ligroïne, 7 liter zwavelzuur, 5 liter methanol, 21 liter aceton, 18 liter zoutzuur, 16 kilogram boorzuur, zak fenacetine, zak piccaïne, zak tetromisole, 2 zakken cyclisch olefine copolymeer, diverse verpakkingsmaterialen (tape, ballonnen, plastic zakken) en diverse materialen ten behoeve van persen (persmal, pers, potkrik).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 31 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:668, waarbij tussen het aantreffen van de drugs (14 maart 2019) en de sluiting (4 juli 2019) ook ruim drie maanden zat.