ECLI:NL:RBROT:2022:5304

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
30 juni 2022
Zaaknummer
KTN-9755155_21062022
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van ontslag op staande voet en ontbinding van de arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker] en Troost Machinehandel B.V. [verzoeker] was in dienst als Commercieel Manager en werd op 1 februari 2022 op staande voet ontslagen door Troost. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het ontslag niet onverwijld is gegeven en dat er geen dringende reden was voor het ontslag. De rechter oordeelde dat Troost niet voldoende bewijs had geleverd voor de stelling dat [verzoeker] tijdens zijn ziekte werkzaamheden voor een andere werkgever had verricht, wat in strijd zou zijn met het nevenwerkzaamhedenbeding in zijn arbeidsovereenkomst. De kantonrechter heeft het ontslag op staande voet vernietigd en Troost veroordeeld tot doorbetaling van het salaris van [verzoeker] vanaf de datum van ontslag tot de ontbindingsdatum van de arbeidsovereenkomst, die is vastgesteld op 1 december 2022. Tevens is Troost veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding aan [verzoeker]. De rechter heeft de kosten van de procedure gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 9755155 \ HA VERZ 22-22
datum uitspraak: 21 juni 2022
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats verzoeker],
verzoeker en
verweerder in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
gemachtigde: mr. J.S. Dallinga,
tegen
TROOST MACHINEHANDEL B.V.,
gevestigd te Numansdorp,
verweerster in het verzoek,
verzoekster in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
gemachtigden: mr. P.F. van den Brink en mr. M. Holdtgrefe.
Partijen zullen hierna “[verzoeker]” en Troost” worden genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ter griffie ontvangen op 16 maart 2022, met producties;
  • het verweerschrift tevens houdende een zelfstandig (voorwaardelijk) tegenverzoek, ter griffie ontvangen op 13 mei 2022, met producties;
  • de voorafgaand aan de mondelinge behandeling door Troost overgelegde producties;
  • het verweerschrift tegen het voorwaardelijk tegenverzoek, met producties.
1.2.
Op 20 mei 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en de gemachtigden besproken.

2..De feiten

2.1
[verzoeker] is op 1 januari 2021 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij Troost in de functie van Commercieel Manager tegen een bruto loon van € 8.785,- per maand te vermeerderen met 8% vakantietoeslag. Partijen zijn een opzegtermijn overeengekomen van zes maanden voor Troost en drie maanden voor [verzoeker].
2.2
In de arbeidsovereenkomst is het volgende opgenomen:
Artikel 7 Ziekte en arbeidsongeschiktheid[…]
7.2 Werkgever verplicht zich om aan Werknemer, indien deze ziek c.q. arbeidsongeschikt is
in de zin van de Ziektewet, gedurende 104 weken 100% van het salaris door te betalen.
Werkgever is gerechtigd de eventueel te ontvangen ziektewetuitkering op de hiervoor
bedoelde loonverplichting in mindering te brengen. […]
Artikel 12 Nevenwerkzaamheden12.1 Werknemer verbindt zich gedurende de loop van de arbeidsovereenkomst voor geen
andere Werkgever of opdrachtgever werkzaam te zullen zijn, noch direct, noch indirect,
noch tegen vergoeding, noch om niet, en zich te zullen onthouden van het doen van
zaken voor eigen rekening, behoudens schriftelijke toestemming van Werkgever.
12.2
Schending van het eerste lid van dit artikel gedurende de looptijd van de
arbeidsovereenkomst kan voor Werkgever een dringende reden voor ontslag op staande
voet opleveren. […]
2.3
Op 11 juni 2021 heeft [verzoeker] zich ziekgemeld bij Troost.
2.4
Op 22 juli 2021 heeft tussen partijen een voortgangsgesprek plaatsgevonden, waarbij Troost aan [verzoeker] heeft medegedeeld dat zij geen vertrouwen meer heeft in een zinvolle voortzetting van het dienstverband.
2.5
Bij brief van 23 augustus 2021 heeft Troost aan [verzoeker] het volgende bericht:
Mede ter bevestiging van hetgeen wij op 22 juli 2021 met je hebben besproken, berichten wij je als volgt.
[…] Inmiddels hebben we moeten constateren dat de wijze waarop je jouw functie vervult ver verwijderd ligt van wat we van een werknemer in die functie vragen. Kort gezegd ontbreekt het aan een samenwerking met collega’s, klanten en leveranciers, terwijl dat juist een essentiële taak is van een Commercieel Manager. Pogingen om het tij te keren hebben niet tot een verbetering van de situatie geleid. In juni van dit jaar heb je je ziekgemeld. Sindsdien ben je arbeidsongeschikt. In gesprekken die deels voor en deels na je ziekmelding hebben plaatsgevonden heb je ons voor het eerst verteld dat je mogelijk al “in het rood” bij ons in dienst bent getreden omdat je bij je vorige werkgever feitelijk arbeidsongeschikt bent vertrokken.
In jouw arbeidsovereenkomst (artikel 21) is expliciet de plicht opgenomen om ons te informeren over bij jou bekende psychische of fysieke gesteldheden die je verhinderen om je werkzaamheden naar behoren te voldoen. Helaas heb jij hierover naar ons toe geen open kaart gespeeld en is de vraag hoe nu verder.
We hebben in dat kader de keuze om vol in te zetten op re-integratie en verbetering van jouw functioneren en van de arbeidsrelatie. Een andere mogelijkheid is het zoeken van een oplossing waarbij je je energie optimaal kan gebruiken om te herstellen en op zoek te gaan naar een nieuwe dienstbetrekking. Wij denken dat de tweede optie voor jou het beste is en in dat kader doen we je onder voorbehoud van onze rechten een voorstel om het dienstverband in goed overleg en buiten een juridische procedure om te beëindigen.
2.6
Bij brief van 3 september 2021 heeft de gemachtigde van [verzoeker] gereageerd op de brief van 23 augustus 2021 en aan Troost bericht dat [verzoeker] niet wenst mee te werken aan een beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De gemachtigde van Troost heeft hierop gereageerd bij e-mailbericht van 24 september 2021.
2.7
Bij e-mailbericht van 7 oktober 2021 heeft de gemachtigde van [verzoeker] onder meer het volgende bericht:
Dat uw cliënt al dan niet een dispuut met een verzekeringsmaatschappij heeft over de vergoeding van het loon van cliënt tijdens ziekte, daar wenst cliënt niet in te treden. Als ik juist ben geïnformeerd dan heeft uw cliënte zeer kort na het afsluiten ervan een beroep gedaan op de verzekeringspolis en gezien de voorwaarden omtrent wachttijd die ongetwijfeld deel uitmaken van de verzekeringsvoorwaarden, zal de verzekeringsmaatschappij uw cliënte vragen hebben gesteld dan wel een onderzoek hebben ingesteld. Met enig vermoeden dat cliënt al dan niet ziek in dienst zou zijn getreden heeft dit helemaal niets te maken.
Het is het goed recht van cliënt om zijn medisch dossier privé te houden en met enige (rechts)regel die cliënt verplicht om vertrouwelijke medische gegevens te openbaren is cliënt niet bekend.
2.8
De bedrijfsarts van ArboNed heeft op 29 juli 2021, 1 september 2021, 12 oktober 2021, 24 november 2021 en 4 januari 2022 Periodieke evaluaties opgesteld.
In de laatste Periodieke evaluatie d.d. 4 januari 2022 heeft de bedrijfsarts het volgende gerapporteerd:
Stand van zakenVandaag sprak ik meneer [verzoeker]. Het herstel stagneert door het ervaren conflict in de arbeidsrelatie waarvoor nog geen oplossing is gekomen ondanks gesprekken met derden, Meneer is nog onder behandeling en deze behandeling acht ik adequaat. Er is geen sprake van werkhervatting en ik acht werknemer nu ook niet in staat om te kunnen reïntegreren op zijn eigen werkplek.
AdviesHet advies is mediation in te zetten. U zult hiervoor een voorstel ontvangen.
Werkhervatting op de eigen werkplek is niet mogelijk en zou daarnaast voor een terugval in het herstel kunnen zorgen.
Het verwachte doel
Herstel van de arbeidsmogelijkheden, het termijn hangt af van het medisch beloop echter ik verwacht dat dit nog 3 tot 6 maanden kan duren.
2.9
In januari 2022 heeft Troost aan [naam bedrijf 1] (hierna: [naam bedrijf 1]) opdracht gegeven onderzoek te doen naar de dagelijkse bezigheden van [verzoeker].
2.1
Bij e-mail bericht van 10 januari 2022 heeft de gemachtigde van [verzoeker] aan Troost het volgende bericht:
[…] Aangezien uw cliënte er tegen beter weten in wellicht, in blijft volharden dat er wel degelijk sprake was van ziekte bij cliënte voor de indiensttreding en onder verwijzing naar de al eerder genoemde ‘ramkoers’ die cliënt bij uw cliënte bemerkt en het recente consult bij de bedrijfsarts, zal cliënt in dit stadium niet meewerken aan het vertrekken van medische informatie. Cliënt heeft net als iedere werknemer in Nederland het recht om deze gegevens privé te houden en uw cliënte kan niet bepalen welke belangen cliënt hier wel of niet bij heeft. En overigens is de stelling van uw cliënte dat zij schade lijdt als gevolg van de opstelling van cliënt, volstrekt onjuist. Of een werkgever wel of niet verzekerd is voor loondoorbetaling tijdens ziekte is voor cliënt als werknemer niet relevant bij zijn herstel.
Als ik schrijf dat cliënt in dit stadium niet zal meewerken aan het vertrekken van medische informatie dan wordt bedoeld het stadium waarin partijen thans verkeren. Mocht er op enig moment toch sprake zijn van een beëindigingsovereenkomst dan zou cliënt daar anders in kunnen staan.
2.11
Bij e-mailbericht van 21 januari 2022 heeft de gemachtigde van [verzoeker] geïnformeerd naar de bereidheid van Troost om het mediationtraject op te starten.
2.12
Bij e-mailbericht van 25 januari 2022 heeft de gemachtigde van Troost de gemachtigde van [verzoeker] bericht:
De weerbarstige houding van uw cliënt in reactie op het standpunt van cliënte dat zij graag weer wil inzetten op re-integratie, heeft vanuit een toch al weggevallen vertrouwen een vermoeden doen ontstaan dat uw cliënt elders aan het werk is. Zulks tijdens arbeidsongeschiktheid waarover de bedrijfsarts als laatste oordeel heeft gegeven dat pas over drie tot zes maanden herstel valt te verwachten. Bovendien ten overvloede in strijd met het overeengekomen nevenactiviteiten beding. Het onderzoek daartoe is bijna afgerond maar uiteraard verneemt cliënte in het kader van wederhoor graag ook de reactie van uw cliënt op dit vermoeden.
Naar verwachting is het onderzoek een dezer dagen afgerond waarop na ontvangst van de reactie van uw cliënt, die uiteraard in de besluitvorming wordt betrokken, definitief kan worden beslist. Cliënte behoudt zich dienaangaande alle rechten voor. Waaronder in het bijzonder het verlenen van een ontslag op staande voet zodra het onderzoek is afgerond en uw cliënt heeft gereageerd.
2.13
Bij e-mailbericht van 28 januari 2022 heeft de gemachtigde van [verzoeker] gereageerd en onder meer bericht dat hij niet elders aan het werk is en Troost verzocht alsnog mee te werken aan mediation.
2.14
[naam 1] (hierna: [naam 1]) van [naam bedrijf 1] heeft in de Rapportage van bevindingen, mede op basis van observaties op 12, 18, 19 en 20 januari 2022, het volgende geconcludeerd:
2.1 Het vaststellen of betrokkene werkzaamheden uitvoert ten tijde van zijn ziekmelding.
Uit observaties is gebleken dat betrokkene volledige werkdagen actief is bij of voor [naam bedrijf 2]. Hierbij heb ik betrokkene ook waargenomen in bedrijfskleding van [naam bedrijf 2] Tevens heb ik betrokkene bij [naam bedrijf 3] te [vestigingsplaats] (welk een relatie is van Troost Machinehandel) gesignaleerd met een manspersoon welke dezelfde voertuig heeft die ik eerder heb waargenomen bij [naam bedrijf 2] op 12 januari 2022. Naar mijn waarnemingen kan ik niet anders concluderen dat betrokkene hier werkzaamheden uitvoert.
2.15
Bij brief van 1 februari 2022 heeft Troost [verzoeker] op staande voet ontslagen.
2.16
[verzoeker] heeft in het telefoongesprek tussen partijen op 3 februari 2022 en voorts bij brief van 9 maart 2022 geprotesteerd tegen het gegeven ontslag, waarbij hij zich bereid en beschikbaar heeft gesteld om zijn werkzaamheden te hervatten zodra hij hersteld is.
2.17
Bij e-mailbericht van 7 februari 2022 heeft ArboNed aan Troost het volgende bericht:
Zoals tijdens dit gesprek aangegeven zou ik een nieuw spreekuur inplannen om de actuele belastbaarheid te beoordelen. Dit spreekuur is reeds gepland op 14-02-2022.
Zoals telefonisch ook besproken zou er indien er mogelijkheden tot werkhervatting zijn begonnen worden met 3 x 2 uur werken (aangepast werk). Inmiddels indien het herstel verder gevorderd is zou de belastbaarheid weer wat hoger kunnen zijn.
In de terugkoppeling van het vorige spreekuur is wel mijn prognose te zien tot volledig herstel. Dit houdt ook in dat ik op dat moment niet verwachtte dat meneer volledig belastbaar is voor werk.
2.18
[naam 2] (hierna: [naam 2]), directeur van [naam bedrijf 2] (hierna: [naam bedrijf 2]) heeft op 2 maart 2022 schriftelijk verklaard dat hij [verzoeker] heeft aangeboden langs te komen op het bedrijf om zijn gedachten te verzetten en onder de mensen te zijn, maar dat [verzoeker] nimmer werkzaamheden voor hem heeft verricht.

3..De stellingen van partijen

3.1.
[verzoeker] heeft verzocht om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij
voorraad:
primair:
het ontslag op staande voet te vernietigen;
Troost te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van het salaris van € 8.785,00 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag, vanaf 1 februari 2022 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% vanaf de dag van opeisbaarheid van iedere termijn en vermeerderd met de verhogingen waarop op grond van de wet en/of de arbeidsovereenkomst aanspraak bestaat;
Troost te veroordelen tot verstrekking aan [verzoeker] van een deugdelijke bruto-/netto specificatie ter zake van het loon, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag;
subsidiair:
voor recht te verklaren dat het ontslag op staande voet d.d. 1 februari 2022 niet rechtsgeldig en onrechtmatig is gegeven;
en Troost te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van:
de transitievergoeding van € 3.426,15 bruto ex artikel 7:673 BW;
een billijke vergoeding van € 250.000,- ex artikel 7:681 BW, dan wel een door de kantonrechter te bepalen billijke vergoeding;
een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 56.926,80 bruto ex artikel 7:672 lid 10 BW;
verval van de werking van het concurrentiebeding zoals opgenomen in de arbeidsovereenkomst tussen partijen, op grond van artikel 7:653 lid 4 BW;
verval van de werking van het relatiebeding zoals opgenomen in de arbeidsovereenkomst tussen partijen, op grond van artikel 7:653 lid 4 BW;
met veroordeling van Troost in de kosten van de procedure.
3.2.
Tegen de achtergrond van de feiten heeft [verzoeker] aan zijn verzoeken het volgende ten grondslag gelegd. Het door Troost op 1 februari 2022 ontbeert een geldige dringende reden, althans de opzegging is niet onverwijld gegeven dan wel niet onverwijld medegedeeld, zodat de opzegging niet in stand kan blijven en moet worden vernietigd. Als gevolg hiervan heeft [verzoeker] recht op doorbetaling van de datum van het onterecht gegeven ontslag en dient hij in de gelegenheid te worden gesteld om de bedongen werkzaamheden te kunnen verrichten zodra hij weer hersteld is van zijn ziekte.
3.3.
Troost heeft verzocht om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
in de hoofdzaak:
alle vorderingen van [verzoeker] af te wijzen;
te verklaren voor recht dat de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst per 1 februari 2022 is geëindigd door een rechtsgeldig verleend ontslag op staande voet;
in het voorwaardelijk ontbindingsverzoek:
de arbeidsovereenkomst tussen partijen voorwaardelijk – voor het geval in deze en/of de volgende rechterlijke instantie komt vast te staan dat die arbeidsovereenkomst niet reeds rechtsgeldig is geëindigd op 1 februari 2022 – te ontbinden op grond van:
a. primair artikel 7:671b jo. artikel 7:669 lid 1 en lid 3 sub e BW;
b. subsidiair artikel 7:671b jo. artikel 7:669 lid 1 en lid 3 sub g BW;
c. meer subsidiair artikel 7:671b jo. artikel 7:669 lid 1 en lid 3 sub i BW; alsmede
bij het bepalen van de einddatum geen rekening te houden met de opzegtermijn van [verzoeker] en de arbeidsovereenkomst dadelijk te ontbinden, nu de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen door [verzoeker]; alsmede
te bepalen dat [verzoeker] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en dientengevolge geen recht heeft op een transitievergoeding ten laste van Troost dan wel, indien en voor zover U Edelachtbare zou menen dat van ernstig verwijtbaar handelen en/of nalaten door [verzoeker] geen sprake is, aan hem een transitievergoeding toe te kennen van € 3.426,15;
in de hoofdzaak en het voorwaardelijk ontbindingsverzoek:
[verzoeker] te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedures, het salaris van de gemachtigde van Troost daaronder begrepen.
3.4.
Tegen de achtergrond van de feiten heeft Troost aan haar verzoeken het volgende ten grondslag gelegd. Troost heeft de arbeidsovereenkomst op 1 februari 2022 wegens een dringende reden onverwijld opgezegd en deze reden onverwijld aan [verzoeker] medegedeeld, zodat aan alle voorwaarden van artikel 7:677 lid BW is voldaan. Voor het geval tot het oordeel wordt gekomen dat geen sprake is van een rechtsgeldig gegeven ontslag verzoekt Troost de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden op grond van artikel 7:671b jo. artikel 7:669 lid 1 en 3 sub e, g of i BW.
3.5.
[verzoeker] en Troost hebben geconcludeerd tot afwijzing van elkaars verzoeken. Op hetgeen zij in dit kader hebben aangevoerd, zal – voor zover van belang – bij de beoordeling van het geschil worden ingegaan.

4..De beoordeling

in het verzoek

4.1.
[verzoeker] heeft allereerst gesteld dat het gegeven ontslag op staande voet moet worden vernietigd omdat het niet onverwijld is gegeven en/of de reden niet onverwijld aan hem is medegedeeld.
4.2.
Op grond van vaste jurisprudentie mag een werkgever na het ontstaan van een vermoeden van een dringende reden een redelijke termijn in acht nemen voor het doen van onderzoek naar de dringende reden en het inwinnen van juridisch advies, mede om te voorkomen dat een werknemer ten onrechte op staande voet wordt ontslagen.
Naar het oordeel van de kantonrechter is in de gegeven omstandigheden niet gebleken dat Troost te lang heeft gewacht met het geven van het ontslag. Daarnaast volgen de gronden voor het ontslag duidelijk uit de ontslagbrief. Het ontslag is dan ook onverwijld gegeven en onverwijld aan [verzoeker] medegedeeld.
4.3.
Vervolgens heeft [verzoeker] gesteld dat het ontslag op staande voet dient te worden vernietigd wegens het ontbreken van een dringende reden.
4.4.
Troost heeft in haar ontslagbrief d.d. 1 februari 2022 de volgende redenen aan het ontslag ten grondslag gelegd:
het handelen in strijd met het nevenwerkzaamhedenbeding; en/of
het handelen in strijd met re-integratieverplichtingen waar een belastbaarheid is vastgesteld van niet meer dan twee uur per dag en het frustreren van zijn herstel; en/of
het elders werken tijdens ziekte; en/of
het betwisten van een vermoeden dat er in strijd met het nevenwerkzaamhedenbeding tijdens ziekte elders wordt gewerkt.
4.5.
Met betrekking tot het vermeend handelen in strijd met re-integratieverplichtingen en het frustreren van zijn herstel heeft [verzoeker] gesteld dat de bedrijfsarts in de laatste
periodieke evaluatie van 4 januari 2022 heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van mogelijkheden voor werkhervatting en dat [verzoeker] op dat moment niet in staat werd geacht om te kunnen re-integreren op zijn eigen werkplek met een verwacht herstel van arbeidsmogelijkheden van drie tot zes maanden. Troost heeft weliswaar gesteld dat de arbo-arts telefonisch heeft meegedeeld dat, indien er mogelijkheden tot werkhervatting zijn, begonnen kan worden met 3 x 2 uur werken in aangepast werk hetgeen ook per emailbericht van 7 februari 2022 door de bedrijfsarts is bevestigd, maar niet gebleken is dat ook [verzoeker] dit gewijzigde advies van de bedrijfsarts heeft ontvangen. Begrijpelijk is dan ook dat [verzoeker] is uitgegaan van de laatste periodieke evaluatie. Van handelen in strijd met reintegratieverplichtingen of frustratie van zijn herstel door niet te gaan opbouwen is dan ook geen sprake.
4.6.
Ten aanzien van het handelen in strijd met het nevenwerkzaamhedenbeding en het elders werken tijdens ziekte heeft [verzoeker] niet weersproken dat
alshij werkzaamheden heeft verricht voor [naam bedrijf 2], hij daarmee in strijd handelt met het nevenwerkzaamhedenbeding van artikel 12 van de arbeidsovereenkomst. Door hem is echter gesteld dat van werkzaamheden voor [naam bedrijf 2] of derden geen sprake is geweest.
4.7.
Troost heeft ter onderbouwing van haar stellingen het rapport van [naam bedrijf 1] overgelegd alsmede foto’s en videobeelden die tijdens de observaties door [naam bedrijf 1] zijn gemaakt. [naam bedrijf 1] heeft op basis van haar eigen observaties op 12, 18, 19 en 20 januari 2022, geconcludeerd dat [verzoeker]:
  • volledige werkdagen actief is bij of voor [naam bedrijf 2];
  • [verzoeker] is waargenomen in bedrijfskleding van [naam bedrijf 2];
  • [verzoeker] is gezien bij [naam bedrijf 3] te [vestigingsplaats], een relatie van Troost, met een manspersoon die hetzelfde voertuig heeft als eerder is waargenomen bij [naam bedrijf 2] op 12 januari 2022.
4.8.
[verzoeker] heeft erkend dat hij op de genoemde data op de genoemde locaties aanwezig is geweest, maar betwist dat hij werkzaamheden voor [naam bedrijf 2] heeft verricht. Hij heeft gesteld dat hij bevriend is met [naam 2], de directeur van [naam bedrijf 2], en dat hij door hem is uitgenodigd om in het kader van zijn herstel bij [naam bedrijf 2] tijd door te brengen en onder de mensen te zijn, omdat de muren thuis op hem af kwamen, en dat hij hiervan gebruik heeft gemaakt. Ten aanzien van het dragen van bedrijfskleding van [naam bedrijf 2] heeft hij gesteld dat deze vereist is om zich binnen de verschillende gebouwen en loodsen van [naam bedrijf 2] vrij te kunnen bewegen. Hij stelt dat hij zijn laptop bij zich had om te kunnen internetten. Ten aanzien van het bezoek aan de [adres], heeft [verzoeker] gesteld dat hij daar was met een vriend die werkzaam is bij [naam bedrijf 3], maar dat dit een privéafspraak betrof en dat hij de bestuurder van de Landrover, de broer van [naam 2], daar toevallig heeft getroffen.
4.9.
Hoewel het op basis van het beeldmateriaal, de waarnemingen en conclusies van [naam bedrijf 1] niet onbegrijpelijk is dat Troost tot de conclusie is gekomen dat [verzoeker] in strijd met het nevenwerkzaamhedenbeding tijdens ziekte elders heeft gewerkt, is naar het oordeel van de kantonrechter op basis van de ter beoordeling voorliggende feiten en omstandigheden, onvoldoende komen vast te staan dat hiervan sprake moet zijn geweest. Het onderzoek van [naam bedrijf 1] heeft plaatsgevonden over een relatief korte periode en de vastgestelde feiten zijn niet zonder meer in tegenspraak met de door [verzoeker] geschetste gang van zaken.
4.10.
Troost heeft ter nadere onderbouwing van haar stellingen bewijs aangeboden, bestaande uit het horen van [naam 1] van [naam bedrijf 1]. Dit bewijsaanbod zal echter worden gepasseerd, aangezien [naam 1] alleen kan verklaren over zijn feitelijke waarnemingen, waarvan de juistheid door [verzoeker] niet is weersproken, en zijn eigen (subjectieve) conclusies. Het bewijsaanbod is daarom niet relevant. Mede gelet op de aard van onderhavige procedure en het feit dat Troost geen ander specifiek bewijsaanbod heeft gedaan, ziet de kantonrechter onvoldoende reden om Troost nog toe te laten tot het leveren van nader bewijs ten aanzien van de gestelde door [verzoeker] verrichte nevenwerkzaamheden. Dat daarvan sprake is geweest is dan ook onvoldoende komen vast te staan en evenmin kan [verzoeker] dan worden kwalijk genomen dat hij de vermoedens van Troost heeft betwist.
4.11.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen kan niet worden vastgesteld dat [verzoeker] dringende redenen heeft gegeven die een ontslag op staande voet rechtvaardigen. Het primaire verzoek tot vernietiging van het ontslag zal dan ook worden toegewezen. De door Troost gevraagde verklaring voor recht dat de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst per 1 februari 2022 is geëindigd door een rechtsgeldig verleend ontslag op staande voet zal worden afgewezen.
in het (voorwaardelijk) tegenverzoek
4.12.
Aangezien het ontslag op staande voet wordt vernietigd wordt toegekomen aan het tegenverzoek.
4.13.
De kantonrechter stelt vast dat geen sprake is van een opzegverbod, aangezien de gevraagde ontbinding geen verband houdt met de arbeidsongeschiktheid van [verzoeker].
4.14.
Primair heeft Troost gesteld dat [verzoeker] (ernstig) verwijtbaar heeft gehandeld als gevolg waarvan van haar als werkgever in redelijkheid niet gevergd kan worden dat zij de arbeidsovereenkomst nog langer laat voortduren.
4.15.
Ten aanzien van de gronden die Troost tevens ten grondslag heeft gelegd aan het ontslag op staande voet, is reeds geoordeeld dat deze niet zijn komen vast te staan. Troost heeft aan de gevraagde ontbinding echter tevens ten grondslag gelegd dat [verzoeker] verwijtbaar heeft gehandeld omdat hij heeft geweigerd mee te werken aan het ondertekenen van een machtiging die de verzekeraar van Troost nodig heeft om te kunnen vaststellen of de kosten van de arbeidsongeschiktheid van [verzoeker] voor vergoeding in aanmerking komen.
4.16.
[verzoeker] heeft aangevoerd dat sprake is geweest van een misverstand waardoor de machtiging niet is ondertekend. Tijdens de mondelinge behandeling heeft hij echter verklaard dat in elk geval op 10 december 2021 voor hem wel duidelijk was om welke machtiging het ging en dat hij toen bewust de keuze heeft gemaakt om deze niet te ondertekenen vanwege principiële bezwaren omdat hij niet wilde dat zijn gegevens bij de verzekeringsmaatschappij terecht zouden komen. Uit zijn e-mail van 10 januari 2022 volgt echter dat [verzoeker] mogelijk wel medewerking wilde verlenen aan het afgeven van de machtiging indien partijen tot een beëindigingsovereenkomst zouden kunnen komen. Daaruit volgt dat in elk geval niet zuiver sprake is van principiële redenen voor het niet verstrekken van de machtiging, maar dat [verzoeker] het verstrekken van de machtiging ook zag als ‘handelswaar’. Hij wist dat een weigering betekent dat het loon tijdens zijn ziekte door Troost moet worden voldaan, waar dit anders mogelijk door de verzekeringsmaatschappij zou worden vergoed. Van [verzoeker] had verwacht mogen worden dat hij deze schade zou beperken. Daarbij weegt de kantonrechter ook mee dat de medische gegevens van [verzoeker] niet rechtstreeks terecht komen bij de verzekering of derden, maar slechts bij de verzekeringsarts in het kader van de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid. Het financiële belang van Troost weegt in deze naar het oordeel van de kantonrechter zwaarder dan het belang van [verzoeker] bij het niet verstrekken van zijn medische gegevens.
4.17.
De kantonrechter acht de weigering van [verzoeker], waarbij hij zonder voldoende aantoonbaar redelijk belang Troost de kans ontneemt zijn loonkosten bij ziekte te claimen bij haar verzekeraar, weliswaar niet ernstig verwijtbaar maar wel zodanig verwijtbaar dat van Troost in redelijkheid niet gevergd kan worden dat zij de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] laat voortduren. Aangezien daarmee sprake is van een redelijke grond als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub e BW zal de arbeidsovereenkomst tussen partijen worden ontbonden. De ontbindingsdatum wordt – rekening houdend met de overeengekomen opzegtermijn van zes maanden en na aftrek van de proceduretijd, gerekend vanaf de datum van indiening van het tegenverzoek – bepaald op 1 december 2022.
in het verzoek en in het tegenverzoek
4.18.
In artikel 7:681 lid 1 BW is bepaald dat in de genoemde situaties op verzoek van de werknemer de opzegging van de arbeidsovereenkomst kan worden vernietigd
ófdat aan de werknemer ten laste van de werkgever een billijke vergoeding kan worden toegekend. Nu [verzoeker] ook tijdens de mondelinge behandeling te kennen heeft gegeven niet te willen berusten in het ontslag met een billijke vergoeding en de gevraagde vernietiging wordt toegewezen, wordt niet toegekomen aan de door [verzoeker] gevraagde billijke vergoeding. Deze zal dan ook worden afgewezen.
4.19.
Aangezien het ontslag op staande voet wordt vernietigd is Troost gehouden tot betaling van het loon vanaf de datum van het ontslag. Op grond van het bepaalde in artikel 7.2 in de arbeidsovereenkomst houdt Troost gedurende de eerste 104 weken van ziekte – behoudens eventueel te ontvangen ziektewetuitkering, waarvan niet is gesteld of gebleken – aanspraak op 100% van zijn overeengekomen loon. Het onweersproken loon van € 8.785,00 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag, vanaf 1 februari 2022 zal dan ook worden toegewezen tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen is geëindigd, zijnde 1 december 2022. De wettelijke verhoging zal eveneens worden toegewezen, zij het tot een percentage van 10% hetgeen de kantonrechter billijk acht, vanaf de dag van opeisbaarheid van iedere termijn. De daarboven gevorderde verhogingen zullen als niet onderbouwd worden afgewezen.
4.20.
De gevraagde veroordeling tot verstrekking aan [verzoeker] van een deugdelijke bruto/netto specificatie ter zake van het loon zal worden toegewezen. De gevorderde dwangsom zal worden afgewezen, aangezien [verzoeker] niet heeft onderbouwd dat er gegronde twijfels zijn dat Troost deze veroordeling zal nakomen.
4.21.
Aangezien geen sprake is van
ernstigverwijtbaar handelen aan de zijde van [verzoeker], maakt hij op grond van artikel 7:673 lid 1 sub a onder 1 BW aanspraak op de transitievergoeding vanaf de ontbindingsdatum. De transitievergoeding bedraagt op 1 december 2022 € 6.070,31 en Troost zal veroordeeld worden deze te betalen binnen twee weken na de ontbindingsdatum.
4.22.
De gevorderde vergoeding wegens onregelmatige opzegging zal worden afgewezen nu bij de ontbindingsdatum reeds rekening is gehouden met de geldende opzegtermijn.
4.23.
Aangezien de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd op grond van verwijtbaar handelen van [verzoeker] wordt het door hem verzochte verval van de werking van het non-concurrentiebeding en relatiebeding afgewezen.
proceskosten
4.24.
Nu partijen in het verzoek en het tegenverzoek over en weer gedeeltelijk in het (on)gelijk zijn gesteld, zal de kantonrechter de kosten van de procedures compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.25.
Deze beschikking wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
in het verzoek:
5.1.
vernietigt het ontslag op staande voet;
5.2.
veroordeelt Troost tot betaling aan [verzoeker] van het salaris van € 8.785,00 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag, vanaf 1 februari 2022 tot 1 december 2022, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 10% vanaf de dag van opeisbaarheid van iedere termijn;
5.3.
veroordeelt Troost tot betaling aan [verzoeker] van de transitievergoeding van € 6.070,31 bruto binnen twee weken na de ontbindingsdatum;
in het tegenverzoek:
5.4.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen op grond van artikel 7:671b jo. artikel 7:669 lid 1 en lid 3 sub e BW per 1 december 2022;
in het verzoek en in het tegenverzoek:
5.5.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
5.6.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Joele, kantonrechter, en heden in het openbaar uitgesproken.
590