ECLI:NL:RBROT:2022:5285

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 juli 2022
Publicatiedatum
29 juni 2022
Zaaknummer
9669984
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in vrijwaringsprocedure met betrekking tot huurachterstand en echtscheiding

In deze vrijwaringsprocedure, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, zijn [eiseres] en [gedaagde] verwikkeld in een geschil over huurbetalingen en de gevolgen van hun echtscheiding. De zaak betreft een huurachterstand van € 1.659,59 die is ontstaan tijdens de periode dat [gedaagde] tijdelijk niet in de woning woonde. De procedure is gestart door Stichting Woonplus Schiedam, die beide partijen heeft aangeklaagd voor de huurachterstand. De kantonrechter heeft vastgesteld dat beide partijen hun stellingen niet hebben onderbouwd met bewijsstukken, waardoor het moeilijk is om te bepalen wat de afspraken zijn geweest over de huurbetalingen. Om deze reden heeft de kantonrechter besloten om een mondelinge behandeling te plannen, waarin beide partijen hun standpunten verder kunnen toelichten en bewijs kunnen leveren. De mondelinge behandeling zal plaatsvinden op een nader te bepalen datum, waarbij partijen in persoon of vertegenwoordigd moeten verschijnen. De kantonrechter heeft alle verdere beslissingen aangehouden totdat er meer duidelijkheid is over de feiten en de afspraken tussen de partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9669984 CV EXPL 22-3703
datum uitspraak: 1 juli 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de vrijwaringszaak van
[eiseres]
woonplaats: [woonplaats eiseres],
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. P.J.L.J. Duijsens,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats gedaagde],
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. C.M. van Ommeren.
De partijen worden hierna ‘[eiseres]’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 31 januari 2022, met bijlagen;
  • de rolbeslissing van 29 april 2022;
  • het antwoord met eis in reconventie (tegeneis).

2..De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt van Stichting Woonplus Schiedam (hierna: Woonplus) de woning gelegen op het adres [adres] (hierna: de woning). Hij woonde hier voorheen samen met [eiseres], zijn echtgenoot.
2.2.
Partijen zijn op enig moment verwikkeld geraakt in een echtscheidingsprocedure. [gedaagde] heeft vervolgens van november 2020 tot en met 2 juni 2021 niet in de woning gewoond. In deze periode woonde [eiseres] daar. Op 2 juni 2021 is [gedaagde] teruggekeerd in de woning en heeft [eiseres] de woning verlaten.
2.3.
Woonplus is een procedure tegen [eiseres] en [gedaagde] gestart, met zaaknummer 9466857 (hierna: de hoofdzaak). In de hoofdzaak vordert Woonplus (na vermindering van eis) onder andere hoofdelijke veroordeling van [eiseres] en [gedaagde] tot betaling van een huurachterstand van € 1.659,59, berekend tot en met 2 juni 2021, met hoofdelijke veroordeling van [eiseres] en [gedaagde] in de proceskosten.

3..Het geschil

3.1.
[eiseres] eist samengevat:
  • [gedaagde] te veroordelen aan haar datgene te betalen waartoe zij in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, met inbegrip van de kostenveroordeling, te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten, als die niet binnen veertien dagen na dit vonnis worden betaald;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiseres] baseert de eis op het volgende. Op 2 juni 2021 heeft zij de woning verlaten en is zij zonder problemen te veroorzaken bij haar ouders gaan wonen. [eiseres] is met [gedaagde] overeengekomen dat daartegenover staat dat [gedaagde] alle achterstallige huur zal betalen.
3.3.
[gedaagde] is het niet eens met de eis van [eiseres] en eist zelf samengevat:
  • [eiseres] te veroordelen aan hem datgene te betalen waartoe hij in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, althans voor zover het een veroordeling ter zake van de huurachterstand tot 2 juni 2021 betreft, met inbegrip van de kostenveroordeling, te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten, als die niet binnen veertien dagen na dat vonnis worden betaald;
  • [eiseres] te veroordelen in de proceskosten met rente en nakosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.4.
[gedaagde] baseert de tegeneis op het volgende. [gedaagde] is niet met [eiseres] overeengekomen dat hij alle achterstallige huur zou voldoen bij haar vertrek op 2 juni 2021. In tegendeel, hij is juist met [eiseres] overeengekomen dat zij de volledige huurachterstand tot en met 2 juni 2021 zou betalen. [gedaagde] verbleef in die periode zelf namelijk in een andere woning en moest de woonlasten daarvan betalen.

4..De beoordeling

4.1.
De kantonrechter oordeelt dat beide partijen slechts stellingen hebben ingenomen, maar die niet hebben onderbouwd met stukken of andere bewijzen. Daarom kan nu niet worden vastgesteld wat partijen zijn overeengekomen over de huur van november 2020 tot en met 2 juni 2021. De kantonrechter acht het gewenst om dit met partijen te bespreken. Daarom zal een mondelinge behandeling worden bepaald. Daarbij zullen onder meer de volgende vragen aan de orde komen:
  • Wat was de reden dat [gedaagde] de woning heeft verlaten in november 2020?
  • Hoe hoog was de huurachterstand op het moment dat [gedaagde] de woning verliet?
  • Waarom zijn partijen volgens [gedaagde] overeengekomen dat ook de huurachterstand van voor november 2020 volledig voor rekening van [eiseres] zou komen?
  • Waarom heeft [eiseres] het huis verlaten op 2 juni 2021?
  • Waarom heeft [eiseres] nog betalingen verricht na haar vertrek op 2 juni 2021?
Tijdens deze mondelinge behandeling kunnen partijen hun standpunten nader toelichten en zal (zo nodig) worden gesproken over eventuele bewijslevering. Ook zal worden bezien in hoeverre partijen de zaak alsnog onderling kunnen regelen.
4.2.
[eiseres] heeft nog geen gelegenheid gehad om een conclusie van antwoord in reconventie te nemen. Daartoe wordt zij in de gelegenheid gesteld, tot uiterlijk 10 dagen voorafgaand aan de mondelinge behandeling.
4.3.
Alle stukken die relevant (kunnen) zijn en die nog niet in het geding zijn gebracht, moeten door de partij die deze tijdens de mondelinge behandeling ter sprake wil brengen uiterlijk een week voor de zittingsdatum aan de kantonrechter en aan de wederpartij worden toegezonden.
4.4.
De mondelinge behandeling zal plaatsvinden aansluitend op of gelijktijdig met de mondelinge behandeling die in de hoofdzaak zal plaatsvinden.
4.5.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
bepaalt dat partijen (in persoon of behoorlijk vertegenwoordigd en desgewenst met hun gemachtigde) op een nader te bepalen datum en tijd moeten verschijnen in het Gerechtsgebouw aan het Wilhelminaplein 100/125 in Rotterdam, tijdens de mondelinge behandeling van de hierna genoemde kantonrechter;
5.2.
wijst partijen op hetgeen hiervoor over het in het geding brengen van (nadere) stukken is bepaald;
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
33394