Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- het verzoekschrift met producties;
- het verweerschrift met producties;
- de bij brief van 19 mei 2022 in het geding gebrachte producties van [verweerster] ;
- de bij brief van 20 mei 2022 in het geding gebrachte producties van de Staat;
- de bij brief van 22 mei 2022 in het geding gebrachte productie van de Staat;
- de mondelinge behandeling op 25 mei 2022;
- de pleitnota van de Staat;
- de pleitaantekeningen van [verweerster] .
2..De feiten
Dit ligt héél gevoelig.
3..Het verzoek
4..Het verweer
5..De beoordeling
opzegverbod
Stcrt 2015/12685/ 2015-0000102290)tot vaststelling van regels met betrekking tot ontslag en transitievergoeding (de Ontslagregeling) staat wat onder redelijke termijn in de zin van artikel 7:669 lid 1 BW moet worden verstaan. Die redelijke termijn is gelijk aan de wettelijke opzegtermijn (artikel 10 lid 1 Ontslagregeling), in het onderhavige geval 4 maanden, en vangt aan op de dag van de ontbindingsbeschikking (artikel 10 lid 4 Ontslagregeling). Dit laatste brengt mee dat een werkgever op het moment van indienen van het ontbindingsverzoek een inschatting moet hebben gemaakt van de vrij te komen passende functies in de periode na de ontbindingsbeschikking, aan de hand van bestaande en te verwachten vacatures. Volgens [verweerster] zijn de herplaatsingsmogelijkheden onvoldoende benut en onderzocht door de rechtbank Den Haag en heeft het herplaatsingsonderzoek maar zes weken, en daarmee te kort, geduurd.
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34). In dit geval is geen sprake van dergelijk ernstig verwijtbaar handelen of nalaten. De kantonrechter volgt [verweerster] niet in haar standpunt dat de Staat bewust een onwerkbare situatie heeft gecreëerd en heeft aangestuurd op een einde van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter overweegt hiertoe allereerst dat [verweerster] middels de overhandiging van de brief van Juvox, nadat de mediation was afgerond en partijen in principe tot afspraken met elkaar waren gekomen, er mede debet aan is geweest dat de verhoudingen tussen partijen verder op scherp kwamen te staan en dat er een definitieve vertrouwensbreuk ontstond.
ernstigverwijt kan worden gemaakt. [verweerster] heeft ook benadrukt dat zij door [naam] is “geïsoleerd”. Hiermee bedoelt [verweerster] onder meer dat zij op een andere afdeling in een eigen werkkamer is geplaatst. Deze wijziging was ten opzichte van het werken op de griffie, een kantoortuin. Ter zitting is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende duidelijk geworden dat dit op advies van de bedrijfsarts is gebeurd, omdat [verweerster] kampte met concentratieproblemen en een rustige werkplek nodig had om haar werk zonder afleiding te kunnen doen. Hiertegen heeft [verweerster] niet geprotesteerd. De kantonrechter acht aannemelijk dat [naam] hier geen kwade bedoelingen bij had. [verweerster] heeft verder gesteld dat het haar verboden werd door [naam] om contact te hebben met collega’s en deel te nemen aan sociale gelegenheden op het werk. Dit heeft [naam] gemotiveerd betwist door de in dit kader door [verweerster] genoemde voorbeelden te weerspreken én [verweerster] heeft vervolgens op haar beurt dit verwijt aan [naam] onvoldoende concreet onderbouwd. Weliswaar is gebleken dat [naam] van [verweerster] verwachtte dat zij de werkgerelateerde communicatie via [naam] zou laten lopen, maar uit niets blijkt dat [naam] [verweerster] verboden heeft om (informeel) contact met collega’s te hebben.