ECLI:NL:RBROT:2022:5251

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
29 juni 2022
Zaaknummer
9613030 CV EXPL 22-2
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. E. van Schouten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming bedrijfsruimte wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonbron en een gedaagde die een bedrijfsruimte huurt. De eiseres, Woonbron, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de bedrijfsruimte vanwege een huurachterstand. De gedaagde, die zelf procedeerde, was niet verschenen op de mondelinge behandeling en had verweer gevoerd tegen de vordering van Woonbron. De huurachterstand was op het moment van dagvaarding opgelopen tot vijf maanden, en de gedaagde had erkend dat hij een bedrag van € 2.716,19 verschuldigd was, maar stelde voor een betalingsregeling te treffen.

De kantonrechter overwoog dat de huurachterstand van meer dan twee maanden voldoende grond vormde voor ontbinding van de huurovereenkomst. De rechter weegt daarbij de omstandigheden van het geval, zoals het feit dat de gedaagde niet was verschenen en geen overtuigende argumenten had aangedragen die zijn huurrecht zouden rechtvaardigen. De kantonrechter oordeelde dat de belangen van Woonbron bij het beschikken over de bedrijfsruimte zwaarder wogen dan de belangen van de gedaagde.

Uiteindelijk werd de vordering van Woonbron toegewezen. De kantonrechter ontbond de huurovereenkomst, veroordeelde de gedaagde tot betaling van het verschuldigde bedrag en bepaalde dat de ontruiming binnen veertien dagen na betekening van het vonnis moest plaatsvinden. Tevens werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de gedaagde aan het vonnis moet voldoen, ook als hij in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9613030 CV EXPL 22-2
uitspraak: 24 juni 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonbron,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: H.A.M. Over de Vest,
tegen:
[gedaagde],die handelt onder de naam [handelsnaam],
woonplaats: [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
die zelf procedeert,
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Woonbron’ en ‘[gedaagde]’.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 22 december 2021, met bijlagen;
  • het schriftelijke antwoord van [gedaagde];
  • het vonnis waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
Op 13 april 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met Woonbron en haar gemachtigde besproken. [gedaagde] is, hoewel goed opgeroepen, niet op de zitting verschenen.

2..De feiten

2.1
[gedaagde] huurt van Woonbron een bedrijfsruimte gelegen aan het adres [adres]. De huurprijs bedraagt op dit moment € 314,60 per maand. Partijen zijn overeengekomen dat de huur bij vooruitbetaling moet worden voldaan.
2.2
Op deze overeenkomst zijn de “Algemene bepalingen huurovereenkomst kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW” van toepassing.
2.3
In de betaling van de huur is een achterstand ontstaan.

3..Het geschil

3.1
Woonbron vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen om het gehuurde te ontruimen en te verlaten met alle zaken en personen die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden, onder afgifte van de sleutels aan Woonbron;
II. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 2.716,19, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 1.573,- vanaf 22 december 2021 tot aan de dag van algehele voldoening;
III. [gedaagde] te veroordelen om vanaf 1 januari 2022 tot aan het moment van de ontruiming € 314,60 per maand te betalen, een gedeeltelijke maand voor een volle gerekend;
IV. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2
Woonbron legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. [gedaagde] is zijn verplichting om tijdig de huur te betalen niet nagekomen. Het bedrag van € 2.716,19 is gebaseerd op € 1.573,- aan huurachterstand tot en met december 2021, € 900,- aan verbeurde boetes (conform artikel 23.2 van de algemene bepalingen heeft [gedaagde] reeds € 1.500,- aan boetes verbeurd, maar Woonbron heeft haar vordering ten aanzien hiervan gematigd tot een bedrag van € 900,-), € 235,95 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 7,24 aan vervallen rente. De hoogte van de huurachterstand rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst, aldus Woonbron.
3.3
[gedaagde] voert verweer. Hierop zal – voor zover in deze zaak van belang – hierna worden ingegaan.

4..De beoordeling

4.1
[gedaagde] heeft bij antwoord het gevorderde bedrag van € 2.716,19 erkend. Hij is bereid dit bedrag te betalen, op voorwaarde dat er een betalingsregeling komt. [gedaagde] heeft niet weersproken dat de huurachterstand op het moment van dagvaarding € 1.573,- bedroeg. Dit bedrag heeft betrekking op de huur tot en met de maand december 2021. [gedaagde] zal daarom worden veroordeeld om dit bedrag aan Woonbron te betalen. De wettelijke handelsrente zal ook worden toegewezen, omdat vaststaat dat [gedaagde] met betaling van de huur in verzuim was.
4.2
Woonbron heeft recht op een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten als hij [gedaagde] op correcte wijze heeft aangemaand om het verschuldigde bedrag alsnog te betalen. Door [gedaagde] wordt niet betwist dat aan deze eis door Woonbron is voldaan. Door [gedaagde] wordt ook niet betwist dat de hoogte van de gevorderde vergoeding overeenkomt met de daarvoor overeengekomen tarieven. Ook dit bedrag zal daarom worden toegewezen.
4.3
De gevorderde boete zal eveneens worden toegewezen, nu daartegen geen nader verweer is gevoerd.
4.4
Als de huurder zijn verplichting om tijdig de huur betalen niet nakomt, mag de verhuurder de rechter vragen om de huurovereenkomst te beëindigen (ontbinden). De rechter kan deze vordering alleen toewijzen als de huurachterstand een beëindiging van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Bij de huur van bedrijfsruimte wordt als uitgangspunt genomen dat een huurachterstand van meer dan twee maanden ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen. De rechter moet echter ook dan alle omstandigheden afwegen. Zo is van belang of de lopende huur wordt betaald en of de huurder (een deel van) de achterstand alsnog heeft voldaan (zie HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR: 2018:1810).
4.5
In het kader van de gevorderde ontbinding en ontruiming weegt de kantonrechter de volgende omstandigheden af. Op het moment van dagvaarden was de huurachterstand van [gedaagde] gelijk aan 5 maanden. [gedaagde] voert allereerst aan dat hij bij het opstarten van zijn kledingzaak een aantal afspraken had met bedrijven, die uiteindelijk niet zijn afgerond. Hierdoor is hij financieel in de problemen gekomen. [gedaagde] geeft aan dat deze problemen in inmiddels (eind januari 2022) volledig zijn opgelost. Dit blijkt echter niet uit zijn betaalgedrag. Zo heeft [gedaagde] volgens Woonbron ook na dagvaarding slechts twee van de vier huurtermijnen betaald, waardoor de huurachterstand is toegenomen in plaats van afgenomen. [gedaagde] heeft aangegeven dat hij een betalingsregeling zou willen met Woonbron. [gedaagde] heeft echter nagelaten te verschijnen op de mondelinge behandeling om deze wens nader toe te lichten en te reageren op de stelling van Woonbron omtrent de opgelopen huurachterstand. Woonbron heeft ter zitting aan de kantonrechter medegedeeld dat zij dan ook geen regeling wenst te sluiten. [gedaagde] heeft verder geen omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat zijn huurrecht op de bedrijfsruimte zwaarder weegt dan het belang dat Woonbron heeft bij het (weer) beschikken over het gehuurde. De kantonrechter zal [gedaagde]’ verweer dan ook afwijzen.
4.6
Gelet op het bovenstaande staat voldoende vast dat [gedaagde] een huurachterstand heeft die ontbinding en ontruiming rechtvaardigt. De vordering zal daarom worden toegewezen. De ontruimingstermijn wordtbepaald op veertien dagen na betekening van het vonnis.
4.7
[gedaagde] moet de huur blijven betalen tot het moment dat hij het gehuurde met al zijn spullen heeft verlaten. Dit deel van de vordering wordt daarom ook toegewezen.
4.8
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
4.9
Dit vonnis wordt ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaard. Dit betekent dat [gedaagde] aan dit vonnis moet voldoen, ook als daartegen in hoger beroep wordt gegaan.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
veroordeelt [gedaagde] aan Woonbron te betalen € 2.716,19, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over het saldo dat vanaf 22 december 2021 aan hoofdsom, exclusief kosten, telkens, na elke credit- en debetmutatie, heeft uitgestaan, tot de dag van de algehele voldoening;
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis de bedrijfsruimte aan het adres [adres] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en het gehuurde onder overgave van de sleutels ter beschikking van Woonbron te stellen;
veroordeelt [gedaagde] aan Woonbron te betalen € 314,60 per maand, met ingang van de maand januari 2022 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt, een gedeeltelijke maand voor een volle gerekend;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Woonbron vastgesteld op € 487,- aan griffierecht, € 104,93 aan dagvaardingskosten en € 436,- (2 punten keer € 218,- per punt) aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E. van Schouten en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44236