ECLI:NL:RBROT:2022:5245

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 mei 2022
Publicatiedatum
29 juni 2022
Zaaknummer
9573101 CV EXPL 21-40033
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. E. van Schouten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht - Vaststelling schikking en voorwaardelijke veroordeling bij niet-nakoming door gedaagde

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 27 mei 2022, staat de huurachterstand van gedaagde centraal. Gedaagde huurt sinds mei 2021 een woning van eiser, maar heeft een aanzienlijke huurachterstand opgebouwd. Eiser vordert ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, evenals betaling van achterstallige huur en kosten. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 april 2022 werd vastgesteld dat de huurachterstand op dat moment € 17.940,- bedroeg. De kantonrechter overweegt dat de huurachterstand ernstig genoeg is om ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen, maar partijen hebben ook gesproken over een mogelijke schikking. Er is overeenstemming bereikt dat gedaagde de lopende huurtermijnen vanaf 1 mei 2022 tijdig zal betalen en dat een totaalbedrag van € 18.440,- uiterlijk op 1 juni 2022 voldaan moet worden. Indien gedaagde deze verplichtingen niet nakomt, kan eiser de ontbinding en ontruiming vorderen. De kantonrechter heeft de ontruimingstermijn vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis, en gedaagde moet de huur blijven betalen tot de ontruiming heeft plaatsgevonden. De proceskosten zijn voor gedaagde, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9573101 CV EXPL 21-40033
datum uitspraak: 27 mei 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: [woonplaats eiser],
eiser,
gemachtigde: [naam],
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
gemachtigde: mr. R.J. Michielsen.
De partijen worden hierna ‘[eiser]’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 23 november 2021, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlage;
  • het vonnis waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de akte van [eiser].
1.2.
Op 20 april 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en de gemachtigden besproken.

2..De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt vanaf mei 2021 een woning aan de [adres] van [eiser]. De huurprijs bedraagt op dit moment € 1.495,- per maand en moet bij vooruitbetaling worden betaald.
2.2.
In de betaling van de huur is een achterstand ontstaan.

3..Het geschil

3.1.
[eiser] eist samengevat:
  • voor recht te verklaren dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de naleving van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst;
  • de huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen om het gehuurde te ontruimen;
  • [gedaagde] te veroordelen aan hem te betalen € 11.158,94 met rente over een bedrag van € 10.465,-, en de lopende maandelijkse huur vanaf december 2021;
  • [gedaagde] te veroordelen in de ontruimingskosten;
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten met nakosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit € 10.465,- aan achterstallige huur tot en met de maand november 2021 en buitengerechtelijke kosten van € 693,94.
3.2.
[eiser] baseert de eis op het volgende. [gedaagde] heeft een huurachterstand laten ontstaan. Deze huurachterstand rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Hierop zal – voor zover in deze zaak van belang – hierna worden ingegaan.

4..De beoordeling

huurachterstand, buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.1.
Partijen zijn het er op de zitting over eens geworden dat de huurachterstand op het moment van de mondelinge behandeling € 17.940,- was. Dit bedrag is gebaseerd op de huur tot en met de maand april 2022. [gedaagde] wordt veroordeeld om dit bedrag aan [eiser] te betalen.
4.2.
De gevorderde wettelijke handelsrente zal worden afgewezen, omdat [eiser] niet heeft gesteld dat [gedaagde] handelt in de uitoefening van een beroep, bedrijf of rechtspersoon, en zodoende niet gebleken is dat er sprake is van een handelstransactie. De gevorderde wettelijke rente wordt wel toegewezen, omdat vast staat dat [gedaagde] in verzuim is.
4.3.
[eiser] maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering dient beoordeeld te worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu niet gebleken is dat in de aanmaning aan [gedaagde] een betalingstermijn van veertien dagen is gegeven ingaande de dag na ontvangst daarvan, zoals vereist door artikel 6:96 lid 6 BW. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704.
ontbinding huurovereenkomst
4.4.
Als de huurder zijn verplichting om tijdig de huur betalen niet nakomt, mag de verhuurder de rechter vragen om de huurovereenkomst te ontbinden. De rechter wijst deze vordering alleen toe als de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen. Meestal zal een achterstand van meer dan drie maanden voldoende zijn, maar de rechter moet alle omstandigheden afwegen. Van belang is bijvoorbeeld ook of de huur weer wordt betaald en of de achterstand (deels) is ingelopen [1] .
4.5.
In het kader van de in deze zaak gevorderde ontbinding en ontruiming weegt de kantonrechter de volgende omstandigheden af. Op het moment van dagvaarden was de huurachterstand van [gedaagde] gelijk aan 7 maanden. Inmiddels is de huurachterstand zelfs opgelopen tot exact één jaar. [gedaagde] voert aan dat zij in de veronderstelling was dat de huur betaald werd door een derde. Dit bleek niet zo te zijn. [gedaagde] heeft hierop de betreffende persoon aangesproken en heeft er vertrouwen in dat de huur in de toekomst netjes betaald wordt. Hoe onfortuinlijk ook, komt het onbetaald laten van de huur toch voor rekening en risico van [gedaagde]. Een dergelijke omstandigheid maakt, met andere woorden, niet dat [eiser] geen recht meer heeft om ontbinding te vorderen. [gedaagde] heeft verder geen omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat haar huurrecht op de woning zwaarder zou wegen dan het belang dat [eiser] heeft bij het (opnieuw) beschikken over de woning. De kantonrechter zal [gedaagde] verweer dan ook passeren.
4.6.
Gelet op het bovenstaande staat voldoende vast dat [gedaagde] een huurachterstand heeft die ontbinding en ontruiming rechtvaardigt. Deze vordering ligt daarom in beginsel voor toewijzing gereed. Daarbij wordt echter het volgende overwogen.
schikking
4.7.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen gesproken over een schikking en is hierover overeenstemming bereikt. Afgesproken is dat de lopende huurtermijnen strikt betaald worden vanaf 1 mei 2022. Daarnaast dienen de hoofdsom, de rente en de proceskosten, in totaal à € 18.440,-, worden voldaan op uiterlijk 1 juni 2022. De vordering van [eiser] tot ontbinding en ontruiming komen, op basis van dit vonnis, pas in beeld, voor zover [gedaagde] niet aan voornoemde betalingsverplichting op grond van de schikking voldoet.
ontruiming
4.8.
De ontruimingstermijn, voor zover het tot ontruiming komt (gezien het bovenstaande), wordt, gelet op de omstandigheden van [gedaagde], bepaald op veertien dagen na betekening van het vonnis.
4.9.
[gedaagde] moet de huur blijven betalen tot en met de maand waarin zij de woning met al haar spullen heeft verlaten [2] . Dit deel van de vordering wordt daarom ook (onder de bovenstaande voorwaarde) toegewezen.
proceskosten
4.10.
Voor zover [gedaagde] niet aan voornoemde betalingsverplichting op grond van de schikking voldoet (zie hierboven onder 4.7). zal [gedaagde] als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd en moet zij daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten in dit geval aan de kant van [eiser] tot vandaag vast op € 123,60 aan dagvaardingskosten, € 240,- aan griffierecht en € 373,- aan salaris voor de gemachtigde ( 1 punt x € 373,- tarief). Dit is totaal € 736,60. Ook de gevorderde nakosten worden toegewezen. De vordering tot vergoeding van de eventueel te maken ontruimingskosten is onvoldoende bepaalbaar en wordt om die reden afgewezen.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.11.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om vanaf 1 mei 2022 tijdig de lopende huurtermijnen te voldoen, en daarnaast een bedrag van in totaal € 18.440,-, aan hoofdsom, rente en proceskosten aan [eiser] te betalen, uiterlijk op 1 juni 2022;
of, slechts indien [gedaagde] haar betalingsverplichtingen op grond van het bovenstaande niet nakomt:
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen € 17.940,- met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over het saldo vanaf 1 juli 2021 dat aan hoofdsom, exclusief kosten, telkens heeft uitgestaan;
5.3.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van [eiser] te stellen;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] aan [eiser] te betalen € 1.495,- met ingang van de maand mei 2022 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van [eiser] tot vandaag vastgesteld op € 736,60;
5.6.
veroordeelt [gedaagde] in de na vandaag te maken proceskosten, begroot op € 124,- aan salaris voor de gemachtigde;
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E. van Schouten en in het openbaar uitgesproken.
44236

Voetnoten

1.Zie Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810.
2.Na ontbinding van de huurovereenkomst is op grond van artikel 7:225 BW een vergoeding gelijk aan de huurprijs verschuldigd.