ECLI:NL:RBROT:2022:5234

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
29 juni 2022
Zaaknummer
10/303559-21 TUL: 09/177006-20; 16/220623-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzetheling en afpersing in vereniging met vrijspraak van een tweede afpersing

Op 22 juni 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van opzetheling en afpersing in vereniging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet voldoende had bijgedragen aan de afpersing, wat leidde tot vrijspraak van een tweede afpersing. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing in vereniging, waarbij hij samen met anderen twee slachtoffers heeft bedreigd en gedwongen tot de afgifte van geld en goederen. De feiten vonden plaats op 12 oktober 2021 en 31 oktober 2021 in Hoek van Holland. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 100 dagen, waarvan 84 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. Daarnaast zijn vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde straffen toegewezen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, evenals het advies van de reclassering, en heeft besloten het volwassenenstrafrecht toe te passen. De verdachte moet zich melden bij de reclassering en zich laten behandelen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/303559-21
Parketnummers TUL: 09/177006-20; 16/220623-19
Datum uitspraak: 22 juni 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
raadsvrouw mr. W.M. Shreki, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 8 juni 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.B. Wooldrik heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en onder 2 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 84 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich meldt bij de reclassering, dat de verdachte zich ambulant laat behandelen, dat de verdachte verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang en dat de verdachte een opleiding volgt;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 uren;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 09/177006-20;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 16/220623-19.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering feit 1 primair (afpersing)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak feit 1 subsidiair (medeplichtigheid tot afpersing)
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid tot afpersing.
4.2.2.
Beoordeling
In de aangifte verklaart aangever [naam aangever 1] dat hij op 12 oktober 2021 werd aangesproken door de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte]. De medeverdachte zei vervolgens dat de aangever zijn zijtas af moest staan, omdat de medeverdachte hem anders naar de grond zou halen en neer zou steken. De aangever heeft verklaard dat de medeverdachte meermaals met zijn handen in de zijtas van de aangever ging en daar spullen uit pakte. De aangever heeft de verdachte daarop gezegd dat de verdachte niet aan zijn spullen moest zitten. Ook getuige [naam getuige] heeft verklaard dat de medeverdachte in de tas van de aangever graaide en daaruit de ten laste gelegde spullen pakte.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het dossier niet dat de aangever is gedwongen tot afgifte van zijn tas met inhoud of dat hij het wegnemen van zijn spullen heeft gedoogd. De rechtbank acht daarom de onder 1 subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid bij afpersing niet wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank merkt daarbij op dat - gelet op de handelingen en feiten die uit het dossier naar voren komen - het wegnemen van de goederen en daarmee het (mede)plegen van een diefstal met geweld mogelijk bewezen had kunnen worden. Omdat dat echter niet aan de verdachte is ten laste gelegd, dient hij van het onder 1 ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
4.2.3.
Conclusie
Het 1 subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering feit 2 primair (afpersing)
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor het onder 2 primair ten laste gelegde, nu de verdachte zich afzijdig heeft gehouden en zijn bijdrage aan het delict onvoldoende is om medeplegen of medeplichtigheid aan de afpersing bewezen te verklaren.
4.3.2.
Beoordeling
Aangever [naam aangever 2] heeft verklaard dat op 31 oktober 2021 te Hoek van Holland zijn telefoon is afgepakt door de medeverdachte. De aangever kon zijn telefoon terugkopen als hij 200 euro zou betalen. Hij heeft toen twee ‘Tikkies’ overgemaakt van 150 euro en van 75 euro. Daarna kreeg hij zijn telefoon weer terug. Vervolgens bedreigde de medeverdachte hem en moest de aangever zijn jas en (opnieuw) zijn telefoon afgeven. De medeverdachte heeft hem vervolgens in zijn gezicht geslagen. Aangever [naam aangever 3] heeft eveneens verklaard dat de medeverdachte de telefoon van zijn broer [naam aangever 2] had en dat er geld moest worden overgemaakt om de telefoon terug te krijgen. Nadat het geld was overgemaakt, werd de telefoon teruggegeven. Eén van de jongens die erbij was is vervolgens dat geld gaan pinnen. Aangever [naam aangever 3] moest onder bedreiging zijn jas uitdoen en afgeven. Ook hij heeft verklaard dat de medeverdachte zijn broer een klap in het gezicht gaf.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bij dit alles aanwezig was. De verdachte heeft voorts verklaard dat het geld dat aangever [naam aangever 2] in ruil voor zijn telefoon overmaakte, via ‘Tikkies’ op zijn rekening is gestort en dat hij degene was die met [naam aangever 2] naar de pinautomaat is gegaan om dat geldbedrag contant op te nemen. Daarbij bleef een (klein) bedrag op zijn rekening over. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat [naam aangever 2] dit bedrag zelf moest afgeven.
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaringen van de aangevers. Gelet op het bovenstaande is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte(n) en heeft de verdachte aan de afpersing een wezenlijke bijdrage geleverd. Op grond van de bewijsmiddelen is daarmee wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing in vereniging.
4.3.3.
Conclusie
Het onder 2 primair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 12 oktober 2021 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam,
een bankpas heeft verworven
envoorhanden heeft gehad , terwijl hij ten tijde van de verwerving
enhet voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2
hij op 31 oktober 2021 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam
tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [naam aangever 2] en [naam aangever 3] heeft gedwongen tot de afgifte van meerdere geldbedragen, meerdere jassen en een telefoon, geheel toebehorende aan die [naam aangever 2] of [naam aangever 3], door
- een telefoon
doordie [naam aangever 2] af te laten geven en tegen hem te zeggen dat hij de telefoon voor 200 euro terug kon kopen en
- te zeggen: 'Je gaat nu je jas afgeven, en je gaat nu geld overmaken, anders steek ik je neer' en 'Je gaat nu je telefoon afgeven' en 'Als je naar de politie gaat maken we je af, je gaat kogels vangen en je familie ook', althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
- tegen die [naam aangever 3] te zeggen: 'doe die kankerjas uit' en
- die [naam aangever 2] een
keerin het gezicht te slaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1..opzetheling;

2.
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan afpersing. Hij heeft samen met anderen twee slachtoffers door bedreiging met geweld gedwongen tot de afgifte van een telefoon, jassen en geld. Een dergelijk gewelddadig en intimiderend feit versterkt de gevoelens van angst en onveiligheid. Niet alleen bij het slachtoffer, maar ook bij mensen in het algemeen die direct of indirect geconfronteerd worden met dit soort feiten. De verdachte heeft zich bovendien schuldig gemaakt aan opzetheling van een bankpas.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 8 maart 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor vermogens- en geweldsdelicten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 mei 2022. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De reclassering ziet bij de verdachte vooral risicofactoren op het gebied van zijn psychosociaal functioneren, het sociale netwerk, zijn woonomgeving en dagbesteding. Uit de afname van de SCIL blijken aanwijzingen voor een licht verstandelijke beperking. De verdachte beschikt over gebrekkige probleemoplossende vaardigheden en is impulsief. Hij laat passief gedrag zien. De reclassering ziet dit terug in het functioneren van de verdachte op alle leefgebieden. Hulp van anderen wordt niet gezocht of niet nodig gevonden. Er zijn zorgen om het sociale netwerk en daarmee samenhangend de woonomgeving van de verdachte. Hij heeft vrienden die criminele activiteiten uitvoeren en hij laat zich gemakkelijk meeslepen. Verder heeft de verdachte geen zinvolle dagbesteding en toont hij weinig initiatief of daadkracht om daar verandering in te brengen. Daarnaast ziet de reclassering een risico op de leefgebieden financiën, relatie gezin en houding. De verdachte heeft geen inkomsten. De ontstane schulden zijn voldaan door zijn moeder. De schulden dienen terugbetaald te worden. Hoewel de familie van de verdachte de delicten sterk afkeurt, lijken zij onvermogend in sociale, emotionele of praktische ondersteuning of beïnvloeding aan de verdachte om het risico op recidive te verminderen.
De verdachte neemt zelf geen verantwoordelijkheid voor het delict, toont begrip voor de dader en legt de schuld bij het slachtoffer. De kans op recidive wordt hoog ingeschat.
Gezien de leeftijd van de verdachte heeft de reclassering het wegingskader adolescentenstrafrecht toegepast. Op het gebied van handelingsvaardigheden zien zij indicaties voor het toepassen van het jeugdstrafrecht. Er zijn aanwijzingen voor een licht verstandelijke beperking. De verdachte heeft enigszins gebrekkige plannings- en organisatievaardigheden in vergelijking met zijn leeftijdsgenoten, heeft problemen op het gebied van impulscontrole, schat de risico’s van zijn handelen niet goed in en is beïnvloedbaar. Op het gebied van pedagogische mogelijkheden ziet de reclassering geen indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht. De verdachte lijkt niet ontvankelijk voor sociale, emotionele of praktische ondersteuning of beïnvloeding door volwassenen. Een gezinsgerichte aanpak is al eerder ingezet en is daarmee een gepasseerd station. De verdachte heeft geen interventie of maatregel nodig die alleen via het jeugdstrafrecht beschikbaar is. Alles overziend adviseert de reclassering het volwassenenstrafrecht toe te passen en hem te laten begeleiden door Reclassering Nederland.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank zal, in tegenstelling tot hetgeen de verdediging heeft verzocht, het volwassenenstrafrecht toepassen. De reclassering heeft uitgebreid gemotiveerd uiteen gezet dat voor de verdachte geen interventie of maatregel nodig is die alleen via het jeugdstrafrecht beschikbaar is en dat zij om die reden adviseren het volwassenenstrafrecht toe te passen. De rechtbank sluit zich aan bij dit advies van de reclassering.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van enige duur. Met de officier van justitie is de rechtbank evenwel - alles afwegend - van oordeel dat (mede gelet op het reclasseringsadvies) in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die langer is dan het voorarrest achterwege kan blijven. De rechtbank zal voorts een taakstraf van na te noemen duur opleggen.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal hieraan een proeftijd van drie jaar verbinden. Dit acht de rechtbank passend gelet op de aard en de ernst van de feiten, die bovendien lijken samen te hangen met het sociale netwerk van de verdachte en op de houding van de verdachte ter zitting, waarbij hij nauwelijks inzicht geeft in zijn handelen, de ernst daarvan inziet, of enige empathie toont voor de slachtoffers.
De rechtbank legt een lagere straf op dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank - anders dan de officier van justitie - de onder 1 subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan afpersing niet bewezen acht.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 12 januari 2021 van de politierechter in de rechtbank Den Haag is de verdachte ter zake van diefstal veroordeeld voor zover van belang tot een taakstraf van 100 uren, waarvan een gedeelte groot 60 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 27 januari 2021.
Bij vonnis van 6 februari 2020 van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland is de verdachte ter zake van openlijke geweldpleging veroordeeld voor zover van belang tot een taakstraf van 40 uren, waarvan een gedeelte groot 20 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 21 februari 2020.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de vorderingen tenuitvoerlegging af te wijzen, dan wel de proeftijd te verlengen met één jaar.
8.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van deze vonnissen en voor het einde van de proeftijden gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan de vonnissen verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Bovendien is thans sprake van een veroordeling voor soortgelijke feiten.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij die vonnissen aan de verdachte opgelegde straffen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 312, 317 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 meer subsidiair en 2 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 100 (honderd) dagen ;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 84 (vierentachtig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de verdachte zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal met de verdachte contact opnemen voor de eerste afspraak;
2. dat de verdachte zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra er plaats is. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot
60 (zestig) uren, van de bij vonnis van 12 januari 2021 van de politierechter in de rechtbank Den Haag aan de veroordeelde opgelegde taakstraf;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot
20 (twintig) uren, van de bij vonnis van 6 februari 2020 van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland aan de veroordeelde opgelegde taakstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. Brand, voorzitter,
en mrs. L. Stevens en A. Kortrijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 12 oktober 2021 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam aangever 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een tas met inhoud (schroevendraaiers, sigaretten en/of een bankpas) in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [naam aangever 1] en/of een derde toebehoorde(n) door
- die [naam aangever 1] aan zijn kleding te trekken en/of een kopstoot te geven en/of
- tegen die [naam aangever 1] te zeggen dat hij zijn tas moest afstaan omdat hij, verdachte, hem anders naar de grond zou brengen en/of zou neersteken en/of zou neerschieten;
subsidiair:
[naam medeverdachte] op of omstreeks 12 oktober 2021 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam aangever 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een tas met inhoud (schroevendraaiers, sigaretten en/of een bankpas), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [naam aangever 1], in elk geval aan een derde toebehoorde(n), door
- die [naam aangever 1] aan zijn kleding te trekken en/of een kopstoot te geven en/of
- tegen die [naam aangever 1] te zeggen dat hij zijn tas moest afstaan omdat hij, verdachte, hem anders naar de grond zou brengen en/of zou neersteken en/of zou neerschieten,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 12 oktober 2021 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door de door [naam medeverdachte] afhandig gemaakte bankpas van die [naam medeverdachte] aan te nemen en in zijn, verdachtes, zak te stoppen;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 12 oktober 2021 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam,
een bankpas, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2
hij op of omstreeks 31 oktober 2021 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam aangever 2] en/of [naam aangever 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meerdere pincodes, een of meerdere geldbedragen, een of meerdere jassen en/of een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [naam aangever 2] en/of [naam aangever 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen, een of meerdere pincodes, een of meerdere geldbedragen, een of meerdere jassen en/of een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam aangever 2] en/of [naam aangever 3], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam aangever 2] en/of [naam aangever 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een telefoon van die [naam aangever 2] af te pakken en/of af te laten geven en/of tegen hem te zeggen dat hij de telefoon voor 200 euro terug kon kopen en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op het lichaam van die [naam aangever 2] te richten en/of aan hem te tonen en/of (daarbij) te zeggen: 'Je gaat nu je jas afgeven, en je gaat nu geld overmaken, anders steek ik je neer' en/of 'Je gaat nu je telefoon afgeven' en/of 'Als je naar de politie gaat maken we je af, je gaat kogels vangen en je familie ook', althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- tegen die [naam aangever 3] te zeggen: 'doe die kankerjas uit' en/of
- een of meerdere slaande bewegingen in de richting van het lichaam van die [naam aangever 2] te maken en/of
- die [naam aangever 2] een of meerdere keren in het gezicht te slaan en/of te stompen;
subsidiair:
[naam medeverdachte] en/of [naam] op of omstreeks 31 oktober 2021 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam aangever 2] en/of [naam aangever 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meerdere pincodes, een of meerdere geldbedragen, een of meerdere jassen en/of een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [naam aangever 2] en/of [naam aangever 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen, een of meerdere pincodes, een of meerdere geldbedragen, een of meerdere jassen en/of een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam aangever 2] en/of [naam aangever 3], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam aangever 2] en/of [naam aangever 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een telefoon van die [naam aangever 2] af te pakken en/of af te laten geven en/of tegen hem te zeggen dat hij de telefoon voor 200 euro terug kon kopen en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op het lichaam van die [naam aangever 2] te richten en/of aan hem te tonen en/of (daarbij) te zeggen: 'Je gaat nu je jas afgeven, en je gaat nu geld overmaken, anders steek ik je neer' en/of 'Je gaat nu je telefoon afgeven' en/of 'Als je naar de politie gaat maken we je af, je gaat kogels vangen en je familie ook', althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- tegen die [naam aangever 3] te zeggen: 'doe die kankerjas uit' en/of
- een of meerdere slaande bewegingen in de richting van het lichaam van die [naam aangever 2] te maken en/of
- die [naam aangever 2] een of meerdere keren in het gezicht te slaan en/of te stompen;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 31 oktober 2021 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door een betaalverzoek van 225 euro, althans enig geldbedrag, aan die [naam aangever 2] te versturen, teneinde dat bedrag op zijn, verdachtes, rekening gestort te krijgen en/of (vervolgens) dit bedrag, althans een deel daarvan, contant op te nemen bij een pinautomaat en/of (vervolgens) voornoemd bedrag, althans een deel daarvan, aan die [naam aangever 2] en/of aan zijn medeverdachten te overhandigen.