ECLI:NL:RBROT:2022:5233

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
29 juni 2022
Zaaknummer
10/069143-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

ISD-maatregel voor recidivist wegens vernieling, mishandeling en belediging van een ambtenaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 juni 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan vernieling, mishandeling en belediging van een ambtenaar. De verdachte, die preventief gedetineerd was in de P.I. Rotterdam, heeft zich kort na zijn vrijlating opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. De rechtbank heeft geconstateerd dat de verdachte op 19 maart 2022 te Rotterdam opzettelijk een ruit van een winkelpand heeft vernield, de eigenaar van het pand heeft mishandeld en op 20 maart 2022 een politieagent heeft beledigd tijdens de rechtmatige uitoefening van zijn functie. De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar geëist, wat de rechtbank heeft gevolgd. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en het advies van de reclassering, die een intensief traject heeft geadviseerd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar en heeft de benadeelde partij een schadevergoeding van € 500,- toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De overige vorderingen van de benadeelde partij zijn niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/069143-22
Datum uitspraak: 22 juni 2022
Verstek
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
preventief gedetineerd in de P.I. Rotterdam, locatie Hoogvliet.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 juni 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.S.S. Heinerman heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.

4..Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij, op 19 maart 2022 te Rotterdam,
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een winkelpand, die geheel aan [naam slachtoffer] toebehoorde
heeft vernield;
2
hij, op 19 maart 2022 te Rotterdam,
[naam slachtoffer] heeft mishandeld door meerdere malen en met kracht die [naam slachtoffer] tegen het gezicht te slaan en tegen zijn bovenbeen te trappen;
3
hij op 20 maart 2022 te Rotterdam
opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam agent], hoofdagent bij de Eenheid Rotterdam gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "Kankerjong" en "Kankerflikker, kankerhomo", .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;

2..mishandeling;

3.
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de vernieling van de ruit van een winkelpand. Toen de aangever hoorde van deze vernieling en ter plaatse kwam, heeft de verdachte hem meerdere keren geslagen, waardoor de aangever op meerdere plaatsen letsel heeft opgelopen. De verdachte heeft daarmee agressief gereageerd op een situatie die hij zelf in het leven heeft geroepen en inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Ook heeft hij kennelijk geen respect voor de eigendommen van anderen. Na zijn aanhouding heeft de verdachte een verbalisant beledigd. Dit gedrag van de verdachte getuigt van een gebrek aan respect voor politieambtenaren, die hun beveiligings- en handhavingswerk doen in het algemeen belang.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 26 april 2022, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 19 mei 2022. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte heeft niet willen meewerken aan een verhoor en wil niet praten met de reclassering. De verdachte staat bekend als stelselmatige dader en komt in aanmerking voor de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD). Vanuit het dossieronderzoek van de reclassering komt naar voren dat bijna alle leefgebieden criminogeen lijken te zijn. De verdachte lijkt al jaren niet te kunnen voldoen aan de eisen van de maatschappij. Hij heeft al jaren praktische problemen op het gebied van huisvesting, werk, inkomen en schulden. Daarnaast is er sprake van een patroon van geweldsdelicten. Zijn psychische gesteldheid is de reclassering niet duidelijk. Het lijkt de verdachte te ontbreken aan een positief adequaat ondersteunend netwerk van familie en vrienden.
In november 2021 heeft de reclassering reeds aangegeven dat zij een klinische observatie geïndiceerd achten om nader onderzoek te doen naar de psychische gesteldheid van de verdachte en de mogelijkheden tot begeleiding en behandeling. De verdachte stond hiervoor echter niet meer open in december 2021 en hij wil nu voor de derde maal op een rij niet praten met de reclassering. Zodoende is het niet mogelijk om tot bijzondere voorwaarden te komen. De risico’s op recidive, op letselschade en op onttrekking worden als ‘hoog’ ingeschat.
Eerdere onvoorwaardelijke gevangenisstraffen hebben niet geleid tot een gedragsverandering. Tot twee keer toe is de verdachte (indien schuldig bevonden) korte tijd na zijn vrijlating gerecidiveerd. De reclassering acht een intensief traject geïndiceerd, gezien het hardnekkige delictgedrag en het feit dat het de verdachte al jaren niet lukt om te voldoen aan de eisen van de maatschappij. Zodoende adviseert de reclassering, in het belang van de verdachte en de maatschappij, een onvoorwaardelijke ISD maatregel op te leggen. Tijdens de ISD kan er diagnostisch onderzoek plaats vinden in de P.I., op basis waarvan de verdachte aangemeld kan worden voor een passende ambulante of klinische behandeling (afhankelijk van de diagnose) inzake zijn delictgedrag en kan hij (vervolgens) worden toe geleid naar een passende woonvoorziening.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank stelt vast dat aan de voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan één of meer misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 april 2022 in de vijf jaren voorafgaande aan de door hem begane feiten ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of een taakstraf veroordeeld. De desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk. De onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen . Er moet bovendien ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
De rechtbank stelt vast dat de tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd. Integendeel, hij heeft onderhavige feiten zeer kort na zijn vrijlating gepleegd. Voorts onderschrijft de rechtbank de conclusie van de reclassering dat oplegging van de ISD-maatregel thans is aangewezen.
Gelet op de door hem steeds weer veroorzaakte overlast en schade staat thans het belang van de samenleving voorop. De veiligheid van personen of goederen vereist dat aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de maatregel er mede toe strekt de maatschappij te beveiligen en de recidive van verdachte te beëindigen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen maatregel passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde], ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 5.608,- aan materiële schade en een vergoeding van € 50.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de gevorderde materiële schade ter hoogte van € 5.608,- geheel toe te wijzen, de gevorderde immateriële schade te matigen tot een bedrag van € 500,- en deze bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente van 19 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het materiële deel van de vordering van de benadeelde partij is niet onderbouwd. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. De benadeelde partij zal voor dit deel van de vordering dus niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan dan ook slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 19 maart 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 500,- vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 38m, 38n, 57, 266, 267, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in
een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde], te betalen een bedrag van
€ 500,- (zegge: vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam benadeelde] te betalen
€ 500,-(hoofdsom,
zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 500,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
10 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. Brand, voorzitter,
en mrs. F. van Buchem en L. Stevens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij, op of omstreeks 19 maart 2022 te Rotterdam,
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een winkelpand en/of een bril, in elk geval enig(e) goed(eren), die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer], in elk geval aan een ander, althans aan (een) ander(en) dan aan verdachte, toebehoorde(n)
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2
hij, op of omstreeks 19 maart 2022 te Rotterdam,
[naam slachtoffer] heeft mishandeld door één of meerdere malen en/of met kracht die [naam slachtoffer] in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of te stompen en/of op/tegen zijn (boven)been te trappen of schoppen;
3
hij op of omstreeks 20 maart 2022 te Rotterdam
opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam agent], hoofdagent bij de Eenheid Rotterdam gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: "Kankerjong" en/of "Kankerflikker, kankerhomo", althans (telkens) woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.