ECLI:NL:RBROT:2022:5219

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juni 2022
Publicatiedatum
28 juni 2022
Zaaknummer
10/196139-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door rijden onder invloed van alcohol en THC

Op 13 juni 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 21 augustus 2019 een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, onder invloed van alcohol en THC, reed met gedoofde verlichting en een snelheid van meer dan 100 km/u door een rood verkeerslicht. Hierdoor botste hij op een auto die groen licht had, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de inzittenden van die auto. De rechtbank verwierp het beroep op psychische overmacht, omdat de verdachte zelf de confrontatie had gezocht met een andere bestuurder voorafgaand aan het ongeval. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onachtzaam had gereden, wat leidde tot de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 2 jaar, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn positieve ontwikkeling na eerdere problemen en zijn spijtbetuiging tijdens de zitting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/196139-20
Datum uitspraak: 13 juni 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte],
raadsman mr. G.A.J. Purperhart, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 juni 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.J. Lindhout heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uur met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaar met een proeftijd van 2 jaar.

4..Waardering van het bewijs ten aanzien van feit 1

Vaststaande feiten en omstandigheden
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen in het dossier als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en zullen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 21 augustus 2019, omstreeks 22.45 uur, heeft een verkeersongeval plaatsgevonden waarbij twee personenauto’s waren betrokken, te weten een Fiat Punto die op dat moment werd bestuurd door de verdachte en een Citroën, bestuurd door [naam 1].
De verdachte reed, onder invloed van alcohol en een te hoge concentratie THC in zijn bloed, - terwijl het donker was - met uitgeschakelde verlichting richting het kruispunt van de Tjalklaan en Franselaan te Rotterdam. Daarbij heeft hij de kruising genaderd - binnen het circa 59 meter lange traject direct voorafgaand aan de stopstreep - met een snelheid tussen 108 en 131 km/u, terwijl de ter plaatse wettelijk toegestane maximumsnelheid 50 km/u is. De verdachte heeft het rode verkeerslicht genegeerd en is met volle vaart doorgereden.
De hiervoor beschreven gedragingen, respectievelijk verkeersovertredingen van de verdachte, in combinatie met het feit dat de verdachte op dat moment onder invloed was van alcohol en een hoge concentratie THC, zijn naar hun aard en ernst zodanig dat de rechtbank van oordeel is dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden. Daardoor heeft de verdachte een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt als gevolg waarvan twee personen zwaargewond zijn geraakt. Uit de medische letselbeschrijvingen (FARR) volgt dat het letsel van beide slachtoffers, naar algemeen spraakgebruik, kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Conclusie
Het onder 1 primair ten laste gelegde is daarom wettig en overtuigend bewezen.

5..Bewezenverklaring feit 2 zonder nadere motivering

De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit - kort gezegd: rijden onder invloed van alcohol en een ruim tweemaal te hoge concentratie THC in het bloed - gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.

6..Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 21 augustus 2019 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto
),zich zodanig heeft gedragen
dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer,
onvoorzichtig en onachtzaam te rijden
op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Tjalklaan,
welk rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-de kruising van die Tjalklaan met de Franselaan is genaderd met een snelheid van
tenminste
109 km/u, zijnde een veel hogere snelheid dan de ter plaatse geldende
maximumsnelheid van 50 km/uur en
-met een gelet op de verkeerssituatie veel te hoge snelheid heeft gereden en
-met gedoofde verlichting heeft gereden terwijl er sprake was van duisternis en
-in strijd met een rood licht uitstralend verkeerslicht die kruising is opgereden
en
-zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn voertuig tot stilstand kon
brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij
was en
-de bestuurder van een hem tegemoetkomende personenauto, genaamd [naam 1],
niet heeft laten voorgaan en
-in botsing is gekomen met die tegemoetkomende personenauto,
waardoor de inzittenden van die tegemoetkomende personenauto, genaamd
-[naam 1], zwaar lichamelijk letsel
(te weten breuken in de rechterhand
(middenhandsbeentje en een eindkootje van de pink
)en een breuk van het
borstbeen
), werd toegebracht;
-[naam 2], zwaar lichamelijk letsel
(te weten een breuk in een voetwortelbeentje, een
enkelbreuk en een gebroken rib
), werd toegebracht;
zulks terwijl hij, verdachte, dat voertuig heeft bestuurd onder invloed van alcohol
en cannabis;
2
hij op 21 augustus 2019 te Rotterdam
een motorrijtuig
(personenauto
)heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in
het verkeer, aangewezen stof en alcohol als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de
Wegenverkeerswet 1994, te weten alcohol, in combinatie met een of meer andere van deze aangewezen stoffen, te weten cannabis
terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in
zijn bloed bij iedere aangewezen stof en alcohol
0,24 milligram alcohol per milliliter bloed en 2,4 microgram cannabis per liter bloed
bedroeg,
.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

7..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten 1 primair en 2 leveren op:
eendaadse samenloop van
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van deze wet;
en
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

8..Strafbaarheid verdachte

Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte voorafgaand aan het verkeersongeval met zijn Fiat betrokken was bij een verkeersruzie met de bestuurder van een Volkswagen Transporter. Die bestuurder is uitgestapt en heeft een spiegel van de Fiat kapotgeslagen. Daarop is de verdachte met gedoofde lichten doodsbang weggereden waarna de Volkswagen Transporter met hoge snelheid achter hem aan kwam. Onder die omstandigheden heeft de verdachte zich - ondanks dat hij in het donker met gedoofde lichten, met veel te hoge snelheid en door rood licht reed - geen schuld aan het verkeersongeval dat hij heeft veroorzaakt. Immers, indien de Volkswagen Transporter niet achter de Fiat van de verdachte was aangereden, had het verkeersongeval niet plaatsgevonden. De verdachte handelde uit angst voor ernstig geweld van de zijde van de bestuurder van de Volkswagen Transporter.
De rechtbank begrijpt het verweer aldus dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat sprake was van psychische overmacht.
Van psychische overmacht is sprake indien de verdachte heeft gehandeld op grond van een van buiten komende drang waaraan hij redelijkerwijze geen weerstand kan - en ook niet behoefde - te bieden. Daarbij kan onder omstandigheden het feit dat de verdachte zich heeft gebracht in de situatie waarin die drang op hem is uitgeoefend in de weg staan aan het slagen van het beroep op psychische overmacht.
De rechtbank is uit het dossier gebleken dat de verdachte, die onder invloed was van alcohol en een hoge concentratie THC, zelf - en na een eerdere (beperkte) onenigheid met die andere bestuurder - de confrontatie met de bestuurder van de Volkswagen Transporter heeft gezocht. Dit leidde uiteindelijk tot een aanrijding, tussen de auto van de verdachte en de Volkswagen Transporter. Daarna is de bestuurder van de Volkswagen Transporter verdachte achterna gereden. Dit alles was nog geen reden, en vormde dus zeker geen noodzaak, voor de verdachte om zo extreem gevaarzettend te gaan rijden. De verdachte had anders kunnen én moeten handelen. Hij had na de eerste onenigheid niet zelf opnieuw de confrontatie moeten zoeken, maar had eenvoudig zijn weg kunnen (en moeten) vervolgen. Maar zelfs tijdens de laatste fase vóór het ongeval met de slachtoffers, toen de Volkswagen Transporter hem dus achterna reed, waren er alternatieven die geen of in elk geval veel minder gevaar zouden hebben opgeleverd voor medeweggebruikers. Bovendien had de verdachte of één van zijn medepassagiers 112 kunnen bellen.
Conclusie
Het beroep op psychische overmacht wordt verworpen.
Er is ook op andere wijze geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

9..Motivering straffen

Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft door zijn schuld als (beginnend) bestuurder van een personenauto, door zeer onvoorzichtig en onachtzaam te rijden, een verkeersongeval veroorzaakt.
De verdachte, die onder invloed was van alcohol en een hoge concentratie THC, heeft terwijl het buiten donker was, met gedoofde verlichting gereden en is met een snelheid van meer dan 100 km/uur een kruising opgereden door rood licht. Daardoor heeft de bestuurder van de Citroën geen enkele kans gehad om te kunnen reageren op het zeer gevaarzettende rijgedrag van de verdachte. De verdachte heeft door zijn zeer hoge snelheid de Citroën van het slachtoffer, die groen licht had en inmiddels de kruising was opgereden, niet tijdig opgemerkt waardoor hij in botsing is gekomen met die Citroën. De beide inzittenden van de Citroën/slachtoffers hebben als gevolg van het rijgedrag van de verdachte zwaar lichamelijk letsel opgelopen en zij zijn ook na geruime tijd niet geheel hersteld. Dit alles wordt de verdachte zwaar aangerekend.
Persoonlijke omstandigheden
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 16 mei 2022. Dit rapport houdt - samengevat en voor zover van belang - het volgende in.
De verdachte heeft een zeer belaste voorgeschiedenis doordat hij is opgegroeid in een instabiele opvoedsituatie. Hij heeft een uitgebreid behandel- en opnameverleden en een laatste reclasseringstoezicht werd in 2020 positief afgesloten. Tijdens dit reclasseringstoezicht heeft hij ook een behandeling gevolgd die was gericht op het verbeteren van de stressreductie, de emotieregulatie en zijn zelfbeeld. Deze behandeling werd positief afgerond in 2019.
In de tussentijd werd door de reclassering vastgesteld dat de verdachte stabiliteit creëert in zijn leven. Hij heeft een woonbegeleidingstraject bij Pameijer positief doorlopen en hij heeft onlangs een zelfstandige woning in Rotterdam toegewezen gekregen. Daarnaast heeft hij een baan gevonden bij DHL als chauffeur met een stabiel en toereikend inkomen. De verdachte heeft het contact met zijn moeder verbroken, iets dat hem rust geeft. Hij heeft zelfstandig en vrijwillig hulp gezocht via de huisarts en is aangemeld voor (verdere) ondersteuning op emotioneel gebied.
Straffen
De rechtbank weegt verder in het voordeel van de verdachte mee dat hij, blijkens een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 april 2022, na deze strafzaak niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen. Hieruit leidt de rechtbank af dat de verdachte kennelijk lering heeft getrokken en zijn (verkeers)gedrag in positieve zin heeft aangepast.
Ter zitting heeft de verdachte bevestigd dat de gevolgde behandeling bij de reclassering hem tot een evenwichtiger persoon heeft gemaakt. Hij betoonde spijt van zijn handelen.
Ook deze open proceshouding van de verdachte, heeft de rechtbank in positieve zin meegewogen bij het bepalen van de strafmodaliteiten en de duur daarvan. De rechtbank ziet door dit alles geen reden af te wijken van de eis van de officier van justitie.
Deze straf wijkt in belangrijke mate in het voordeel van de verdachte af van de algemeen gehanteerde uitgangspunten voor straftoemeting.
Slotsom
Gelet op het bovenstaande en het tijdsverloop sinds het ongeval, acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde taakstraf en langdurige, maar nu nog voorwaardelijke, ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, passend en geboden. Deze voorwaardelijke bijkomende straf dient er vooral toe de verdachte het belang van een verantwoorde rijstijl in te scherpen en er zo voor te zorgen dat hij niet opnieuw een strafbaar feit zal begaan.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren,waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in detentie is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
238 (tweehonderdachtendertig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
119 (honderdnegentien) dagen;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
2 (twee) jaar;
bepaalt dat de
ontzegging van de rijbevoegdheidniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan in een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken.
Deze beslissing is genomen door
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en F.J.E. van Rossum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.N. Maat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 13 juni 2022.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 21 augustus 2019 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen
dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer,
althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of
met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden
op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Tjalklaan,
welk rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-de kruising van die Tjalklaan met de Franselaan is genaderd met een snelheid van
109 tot 130 km/u, zijnde een veel hogere snelheid dan de ter plaatse geldende
maximumsnelheid van 50 km/uur en/of
-met een gelet op de verkeerssituatie veel te hoge snelheid heeft gereden en/of
-met gedoofde verlichting heeft gereden terwijl er sprake was van duisternis en/of
-in strijd met een rood licht uitstralend verkeerslicht die kruising is opgereden
en/of
-zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn voertuig tot stilstand kon
brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij
was en/of
-de bestuurder van een hem tegemoetkomende personenauto, genaamd [naam 1],
niet heeft laten voorgaan en/of
-in botsing of aanrijding is gekomen met die tegemoetkomende personenauto,
waardoor de inzittenden van die tegemoetkomende personenauto, genaamd
-[naam 1], zwaar lichamelijk letsel (te weten breuken in de rechterhand
(middenhandsbeentje en een eindkootje van de pink) en een breuk van het
borstbeen), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke
ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
-[naam 2], zwaar lichamelijk letsel (te weten een breuk in een voetwortelbeentje, een
enkelbreuk en een gebroken rib), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat
daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan;
zulks terwijl hij, verdachte, dat voertuig heeft bestuurd onder invloed van alcohol
en cannabis;
(art 6 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 augustus 2019 te Rotterdam als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, de Tjalklaan, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg
werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg
werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar
-de kruising van die Tjalklaan met de Franselaan is genaderd met een snelheid van
109 tot 130 km/u, zijnde een veel hogere snelheid dan de ter plaatse geldende
maximumsnelheid van 50 km/uur en/of
-met een gelet op de verkeerssituatie veel te hoge snelheid heeft gereden en/of
-met gedoofde verlichting heeft gereden terwijl er sprake was van duisternis en/of
-in strijd met een rood licht uitstralend verkeerslicht die kruising is opgereden en/of
-zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn voertuig tot stilstand kon
brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij
was en/of
-de bestuurder van een hem tegemoetkomende personenauto, genaamd [naam 1],
niet heeft laten voorgaan en/of
-in botsing of aanrijding is gekomen met die tegemoetkomende personenauto;
(art 5 Wegenverkeerswet 1994)
2
hij op of omstreeks 21 augustus 2019 te Rotterdam
een motorrijtuig (personenauto) heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen
besturen,
na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in
het verkeer, aangewezen stof en/of alcohol als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de
Wegenverkeerswet 1994, te weten alcohol,
in combinatie met een of meer andere van deze aangewezen stoffen, te weten
cannabis
terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in
zijn bloed bij iedere aangewezen stof en/of alcohol
0,24 milligram alcohol per milliliter bloed en 2,4 microgram cannabis per liter bloed
bedroeg,
in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij
die aangewezen stoffen en/of alcohol afzonderlijk vermelde grenswaarde;
(art 8 lid 5 Wegenverkeerswet 1994)