ECLI:NL:RBROT:2022:5217

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
28 juni 2022
Zaaknummer
ROT 22/1044
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Europese gehandicaptenkaart op basis van medisch advies en hardheidsclausule

In deze zaak heeft eiseres, een inwoner van Rotterdam, een aanvraag ingediend voor een Europese gehandicaptenkaart, welke door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam is afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op een medisch advies van een verzekeringsarts van het team Sociaal Medische Advisering (SMA), waarin werd gesteld dat eiseres niet voldeed aan de criteria voor de kaart, omdat zij in staat werd geacht om meer dan 100 meter aaneengesloten te lopen. Eiseres heeft het bestreden besluit bestreden en stelde dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was uitgevoerd, en dat er geen aanleiding was om de hardheidsclausule toe te passen.

De rechtbank heeft op 29 juni 2022 uitspraak gedaan en oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat het medisch advies onzorgvuldig tot stand was gekomen. Eiseres had geen medische stukken overgelegd die haar stelling onderbouwden dat zij minder dan 100 meter zelfstandig kon lopen. De rechtbank concludeerde dat de arts van het SMA op een objectieve en inzichtelijke wijze had geoordeeld en dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. Eiseres had ook niet aangetoond dat zij een ernstige beperking had anders dan een loopbeperking, waardoor de hardheidsclausule niet van toepassing was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/1044

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juni 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. L.M. Dragtenstein,
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, verweerder,

gemachtigde: mr. H. Biemond.

Procesverloop

Bij besluit van 29 november 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een Europese gehandicaptenkaart (hierna: gehandicaptenkaart) afgewezen.
Bij besluit van 21 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft aanvullende stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 mei 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft op 16 november 2021 een aanvraag ingediend voor een gehandicaptenkaart voor bestuurders. Op 25 november 2021 heeft een verzekeringsarts van het team Sociaal Medische Advisering (SMA) een medisch advies (hierna: advies) uitgebracht.
2. Aan het bestreden besluit heeft verweerder het volgende ten grondslag gelegd. Uit het advies volgt dat eiseres niet voldoet aan de criteria voor een gehandicaptenkaart voor een bestuurder, omdat zij in staat wordt geacht om aaneengesloten een afstand van meer dan 100 meter te overbruggen. Ook bestaat er volgens het advies geen aanleiding om eiseres op grond van de hardheidsclausule een gehandicaptenkaart toe te kennen.
3.1.
Op grond van artikel 49, eerste lid, van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer kan aan een gehandicapte, overeenkomstig de bij ministeriële regeling gestelde criteria, door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij als ingezetene met een adres is ingeschreven in de basisregistratie personen, een gehandicaptenkaart worden verstrekt.
3.2.
Op grond van artikel 1, eerste lid, van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart (Regeling) kunnen, voor zover voor deze uitspraak van belang, voor een gehandicaptenkaart in aanmerking komen (a) bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij – met de gebruikelijke loophulpmiddelen – in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen en (d) bestuurders en passagiers van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, andere dan bedoeld onder a en b, die ten gevolge van een aandoening of gebrek aantoonbare ernstige beperkingen, andere dan loopbeperkingen hebben.
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling wordt een gehandicaptenkaart niet afgegeven alvorens een geneeskundig onderzoek heeft plaatsgehad met betrekking tot de handicap van de aanvrager.
4. Eiseres heeft het advies betwist en in dat kader heeft zij aangevoerd dat het door de arts verrichte medische onderzoek onzorgvuldig is geweest. Zo heeft er volgens haar geen deugdelijk lichamelijk onderzoek plaatsgevonden en is er ten onrechte in het advies opgenomen dat er bij haar een oriënterend psychologisch onderzoek heeft plaatsgevonden.
4.1.
Een bestuursorgaan mag, indien door een arts in zijn hoedanigheid van medisch deskundige aan een bestuursorgaan een medisch advies is uitgebracht, dit advies betrekken bij zijn beoordeling van een aanvraag, mits het op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld. Zie artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht en de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1609.
4.2.
Eiseres is op 24 november 2021 onderzocht door de arts van het SMA. In het advies is vermeld dat een anamnese heeft plaatsgevonden, dat de arts de door eiseres ingebrachte medische informatie heeft bestudeerd en dat de arts de problematiek heeft geobjectiveerd door middel van gerichte vragen en observatie. Verder is in het advies vermeld dat een gericht lichamelijk onderzoek en een oriënterend psychologisch onderzoek is verricht. De arts is tot de conclusie gekomen dat eiseres weliswaar een aantoonbare loopbeperking van langdurige aard heeft, maar dat zij in staat wordt geacht meer dan 250 meter zelfstandig te overbruggen.
4.3.
De rechtbank oordeelt dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor de conclusie dat verweerder niet op het advies heeft mogen afgaan. Eiseres heeft gesteld dat de arts geen deugdelijk lichamelijk onderzoek heeft verricht, maar het is in beginsel aan de arts om dat te bepalen. Verder is de enkele stelling van eiseres dat geen oriënterend psychologisch onderzoek heeft plaatsgevonden, onvoldoende om te concluderen dat dit inderdaad niet is verricht. Eiseres heeft gesteld dat de arts er ten onrechte van is uitgegaan dat pas ernstige klachten optreden als zij 500 meter gelopen heeft. Eiseres ervaart namelijk bij elke stap pijn. Dit laatste trekt de rechtbank niet in twijfel, maar zij ziet in deze stelling onvoldoende aanleiding om de conclusie van de arts dat eiseres in staat moet worden geacht 250 meter zelfstandig te overbruggen, in twijfel te trekken. Daarbij komt dat eiseres geen medische stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat zij minder dan 100 meter zelfstandig kan overbruggen. Niet is gebleken dat het advies van het SMA onzorgvuldig tot stand is gekomen. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
5. Eiseres heeft verder betoogd dat verweerder alleen al omdat zij scoliose heeft, de gehandicaptenkaart op grond van de hardheidsclausule (artikel 1, eerste lid, aanhef en onder d, van de Regeling) had moeten toekennen.
5.1.
Volgens de toelichting op de Regeling gehandicaptenkaart (Staatscourant 2001, 130, pagina 12) gaat het bij artikel 1, eerste lid, aanhef en onder d, van de Regeling om een hardheidsclausule die kan worden toegepast als de aanvrager van de kaart ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare ernstige beperking heeft anders dan een loopbeperking, die het hebben van een gehandicaptenparkeerkaart rechtvaardigt.
5.2.
Eiseres heeft niet gesteld dat zij een ernstige beperking heeft anders dan een loopbeperking. Volgens eiseres leidt de scoliose juist tot een loopbeperking. Verweerder heeft daarom geen toepassing hoeven geven aan artikel 1, eerste lid, aanhef en onder d, van de Regeling. Ook deze beroepsgrond slaagt dus niet.
6. Eiseres heeft verzocht een onafhankelijk deskundige te benoemen. Uit het voorgaande volgt dat niet gebleken is dat het medisch onderzoek onzorgvuldig heeft plaatsgevonden en dat eiseres onvoldoende twijfel heeft gezaaid over de inhoudelijke medische beoordeling. Verder heeft eiseres voldoende gelegenheid gehad om zelf medische stukken over te leggen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om een deskundige te benoemen.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, rechter, in aanwezigheid van mr. W.J. Flikweert, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 29 juni 2022.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.