In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 juni 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot toewijzing van een dwangakkoord. Verzoekster, die in financiële problemen verkeert, heeft een verzoek ingediend om een schuldregeling aan te bieden aan haar schuldeisers, waaronder één schuldeiser die weigerde in te stemmen met de regeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster negen schuldeisers heeft, waarvan twee preferente en zeven concurrente, met een totale schuldenlast van € 8.525,81. Verzoekster heeft een regeling aangeboden waarbij zij 29,94% aan de preferente en 14,97% aan de concurrente schuldeisers zou betalen, gefinancierd door een saneringskrediet. De meerderheid van de schuldeisers stemde in met de regeling, maar één schuldeiser weigerde, wat leidde tot de procedure bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 1 juni 2022 was de weigerende schuldeiser niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping. De rechtbank heeft de belangen van de weigerende schuldeiser afgewogen tegen die van verzoekster en de overige schuldeisers. De rechtbank concludeerde dat de vordering van de weigerende schuldeiser slechts 5,5% van de totale schuldenlast vertegenwoordigt en dat de meerderheid van de schuldeisers akkoord is gegaan met de regeling. Bovendien is het voorstel goed gedocumenteerd en getoetst door een onafhankelijke partij, de Kredietbank Rotterdam.
De rechtbank oordeelde dat de belangen van verzoekster, die haar schuldenproblematiek wil oplossen, zwaarder wegen dan die van de weigerende schuldeiser. Daarom heeft de rechtbank het verzoek om de weigerende schuldeiser te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen. De kosten van de procedure zijn begroot op nihil, aangezien verzoekster niet door een advocaat is bijgestaan. De rechtbank heeft tevens bepaald dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers en heeft het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen.