ECLI:NL:RBROT:2022:5204
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Aanpassing boedelregister na verwerping nalatenschap door minderjarige
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 27 juni 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot aanpassing van het boedelregister. Verzoekster, de ouder van een minderjarige, had in 2019 verzocht om namens haar kind de nalatenschap van een overleden persoon, hierna aangeduid als erflater, te verwerpen. Echter, verzoekster was in 2019 ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 4:192 lid 1 BW, omdat zij niet binnen de gestelde termijn had verzocht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat verzoekster in 2011 op de hoogte was van de verwerping van een andere nalatenschap door de vader van de minderjarige, maar dat dit niet de nalatenschap van de erflater betrof. Hierdoor was de eerdere niet-ontvankelijkverklaring onterecht.
De kantonrechter heeft verder vastgesteld dat zowel verzoekster als de vader van de minderjarige in Duitsland de nalatenschap van de erflater hebben verworpen. Dit is bevestigd door de Duitse rechtbank, die de griffier heeft geïnformeerd over de verwerping. Gezien deze nieuwe informatie heeft de kantonrechter geoordeeld dat de registratie in het boedelregister moet worden aangepast. De griffier is gelast om de eerdere aantekening dat de nalatenschap beneficiair is aanvaard door de minderjarige te verwijderen en in plaats daarvan de verwerping van de nalatenschap op 25 juli 2011 te registreren.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de minderjarige niet langer verplicht is om de nalatenschap te vereffenen en dat het toezichtsdossier gesloten kan worden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is gegeven door mr. G.A.F.M. Wouters, kantonrechter, tijdens een openbare zitting.