ECLI:NL:RBROT:2022:5203

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juni 2022
Publicatiedatum
27 juni 2022
Zaaknummer
ROT 21/5352 V
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake administratief beroep en bezwaarschrift tegen bestemmingsplan en omgevingsvergunningen in Hardenberg

In deze zaak heeft de opposant administratief beroep ingesteld tegen besluiten van de gemeenteraad van Hardenberg en het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg met betrekking tot een bestemmingsplan en omgevingsvergunningen. De opposant ontving op 18 juni 2021 een brief van de verweerder waarin werd medegedeeld dat zijn verzoek tot administratief beroep niet in behandeling kon worden genomen. Hiertegen heeft de opposant bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 15 september 2021 niet-ontvankelijk verklaard. De opposant heeft vervolgens beroep ingesteld, dat door de rechtbank op 22 maart 2022 kennelijk ongegrond werd verklaard. Tegen deze uitspraak heeft de opposant verzet ingesteld.

De rechtbank heeft het verzet op 9 juni 2022 behandeld. De rechtbank oordeelde dat de brief van de verweerder van 18 juni 2021 wel degelijk als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet worden aangemerkt, omdat deze brief een uitspraak bevatte over de bevoegdheid van de verweerder. De rechtbank concludeerde dat het bezwaarschrift van de opposant ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard en dat de buiten-zittinguitspraak niet in stand kon blijven. De rechtbank heeft het onderzoek hervat en ook het beroep van de opposant behandeld.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzet gegrond is en dat het beroep ongegrond is. De verweerder moet de brief van de opposant van 5 mei 2021 alsnog doorsturen naar de gemeenteraad van Hardenberg en het college van burgemeester en wethouders voor behandeling als bezwaar. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg, rechter, en mr. H. Sabanovic, griffier, en is openbaar uitgesproken op 30 juni 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/5352 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juni 2022 op het verzet van

[naam opposant], te [woonplaats opposant]

(opposant),
en met toepassing van artikel 8:55, tiende lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het beroep van

opposant

en

de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

(verweerder).

Inleiding

Bij brief van 5 mei 2021 heeft opposant administratief beroep ingesteld tegen het besluit van de gemeenteraad van Hardenberg van 7 mei 2019 tot vaststelling van het bestemmingsplan “Balkbrug woningbouwlocatie Taken” en het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg van 8 mei 2019 tot verlening van omgevingsvergunningen voor de bouw van woningen op de percelen Takenshof en Meppelerweg.
Bij brief van 18 juni 2021 heeft verweerder opposant medegedeeld dat zijn verzoek tot administratief beroep niet in behandeling kan worden genomen, omdat verweerder daartoe geen wettelijke bevoegdheid heeft.
Opposant heeft tegen de brief van 18 juni 2021 bezwaar gemaakt. Bij brief van 15 september 2021 heeft verweerder het bezwaar van opposant niet-ontvankelijk verklaard, omdat de brief van 18 juni 2021 niet is aan te merken als een besluit in de zin van de Awb.
Opposant heeft tegen de brief van 15 september 2021 beroep ingesteld. Bij uitspraak van 22 maart 2022 heeft de rechtbank dat beroep kennelijk (buiten zitting) ongegrond verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
De rechtbank heeft het verzet op 9 juni 2022 op zitting behandeld. Opposant is verschenen.

Beoordeling van het verzet

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Awb biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk ongegrond geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat verweerder het bezwaar van opposant tegen de brief van 18 juni 2021 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat verweerder met deze brief geen wijziging in de rechtspositie van opposant heeft gebracht en deze brief dus niet aan te merken is als besluit in de zin van de Awb.
2. In verzet voert opposant aan dat hij geen ingezetene is van de gemeente Hardenberg en dat om die reden geen bezwaar en beroep aan de orde is. Het ongegrond verklaren van het beroep kan volgens opposant evenmin aan de orde zijn. Opposant voert aan dat verweerder zijn verzoek om een administratief beroep in behandeling dient te nemen omdat deze verplichting voortvloeit uit artikel 115 van de Grondwet (GW). Het gaat om geschillenbeslechting door een (hoger) bestuursorgaan.
3. De verzetrechter overweegt dat in de brief van verweerder van 18 juni 2021 staat dat verweerder het verzoek van opposant om administratief beroep niet in behandeling neemt. Hiermee is sprake van een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb, omdat verweerder zich in de brief uitlaat over zijn bevoegdheid. Het bezwaarschrift van opposant hiertegen (van 1 juli 2021) had moeten worden aangemerkt als beroepschrift en had moeten worden doorgestuurd naar de rechtbank, gelet op de artikelen 7:1, eerste lid, aanhef en onder a, en 6:15 van de Awb. Na een beslissing op administratief beroep is de volgende stap immers het instellen van beroep bij de bestuursrechter. Verweerder heeft dit bezwaarschrift ten onrechte in behandeling genomen en vervolgens niet-ontvankelijk verklaard, waarna de rechtbank ten onrechte het beroep hiertegen kennelijk ongegrond heeft verklaard. Hierdoor kan de buiten-zittinguitspraak niet in stand kan blijven en is het verzet gegrond. Het onderzoek wordt hervat in de stand waarin dat zich bevond voordat de buiten-zittinguitspraak werd gedaan.

Beoordeling van het beroep

4. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om op een zitting te worden gehoord. Na de behandeling ter zitting is de rechtbank van oordeel dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van het beroep. Zij doet daarom op grond van artikel 8:55, tiende lid, van de Awb niet alleen uitspraak op het verzet, maar ook op het beroep.
5. De rechtbank overweegt dat, nu het bezwaarschrift van opposant van 1 juli 2021 moet worden beschouwd als beroepschrift tegen de beslissing op het administratief beroep van verweerder van 18 juni 2021, de brief van verweerder van 15 september 2021 zal worden beschouwd als verweerschrift.
6. Over de grond dat verweerder het verzoek om administratief beroep van opposant in behandeling dient te nemen overweegt de rechtbank het volgende. Opposant is het niet eens met een besluit van de gemeenteraad van Hardenberg van 7 mei 2019 waarin het bestemmingsplan “Balkbrug woningbouwlocatie Taken” wordt vastgesteld en een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg van 8 mei 2019, waarin omgevingsvergunningen worden verleend voor de bouw van woningen op de percelen Takenshof en Meppelerweg. Artikel 1:5, tweede lid, van de Awb vereist dat voor administratief beroep een bevoegdheid daartoe moet zijn neergelegd in een wettelijk voorschrift. Op de besluiten waar opposant het niet mee eens is, is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van toepassing. Deze wet bevat geen wettelijke bevoegdheid om tegen de vaststelling van een bestemmingsplan of tegen het verlenen van omgevingsvergunningen administratief beroep in te stellen. Verweerder heeft in de brief van 18 juni 2021 dus terecht geconcludeerd dat het administratief beroep van opposant niet in behandeling kan worden genomen.
7. Dit laat echter onverlet dat verweerder de brief van 5 mei 2021 had moeten aanmerken als bezwaarschrift tegen het besluit van de gemeenteraad van Hardenberg van 7 mei 2019 waarin het bestemmingsplan “Balkbrug woningbouwlocatie Taken” wordt vastgesteld en het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg van 8 mei 2019, waarin omgevingsvergunningen worden verleend voor de bouw van woningen op de percelen Takenshof en Meppelerweg. Op grond van artikel 6:15 van de Awb had verweerder deze brief moeten doorzenden naar de organen die wel bevoegd zijn op het bezwaar te beslissen, te weten de gemeenteraad van Hardenberg en het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg. Verweerder dient dit alsnog te doen.

Conclusie en gevolgen

8. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het verzet van opposant gegrond is en dat het beroep van opposant ongegrond is. Verweerder dient de brief van opposant van 5 mei 2021 alsnog door te sturen naar de gemeenteraad van Hardenberg en het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg om in behandeling te nemen als bezwaar.
9. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het verzet gegrond;
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2022.
De rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over het hoger beroep

Voor zover is beslist op verzet is het niet mogelijk om daartegen verzet of hoger beroep in te stellen.
Voor zover is beslist op het beroep kan een partij, die het niet eens is met deze uitspraak, een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.