ECLI:NL:RBROT:2022:5195
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke zaak over collegegeld
In deze zaak heeft opposant beroep ingesteld tegen een e-mailbericht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, waarin uitleg werd gegeven over het verschuldigde collegegeld in het hoger onderwijs. De rechtbank had eerder, op 15 april 2022, zich onbevoegd verklaard om van het beroep kennis te nemen. Opposant heeft hiertegen verzet ingesteld, wat op 9 juni 2022 op zitting is behandeld. De rechtbank heeft in deze verzetzaak beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht was.
De rechtbank oordeelde dat het e-mailbericht van de Minister geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was, omdat het enkel uitleg gaf en geen rechtsgevolg voor opposant met zich meebracht. Opposant voerde aan dat het e-mailbericht wel degelijk een Awb-besluit was, omdat het hem belemmerde in zijn studie door het hoge instellingscollegegeld. Hij stelde ook dat er sprake was van ongelijke behandeling en discriminatie, met name met betrekking tot de leeftijdsgrens voor studiefinanciering.
De verzetrechter heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat het e-mailbericht geen Awb-besluit was en dat de rechtbank dus onbevoegd was om het beroep te behandelen. Het verzet is ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg, rechter, en mr. H. Sabanovic, griffier, en is openbaar uitgesproken op 30 juni 2022.