ECLI:NL:RBROT:2022:5192
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke zaak betreffende persoonsgegevens
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 30 juni 2022 uitspraak gedaan in het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 18 februari 2022, waarin de rechtbank zich onbevoegd verklaarde om kennis te nemen van het beroep van de opposant tegen een brief van het College voor de Rechten van de Mens. De opposant had beroep ingesteld tegen deze brief, waarin verweerder mededeelde verantwoordelijk te zijn voor de verwerking van persoonsgegevens en dat de procedure voor inzage zou worden gewijzigd. De rechtbank heeft het verzet op 9 juni 2022 behandeld, waarbij de opposant aanwezig was en de verweerder vertegenwoordigd werd door twee personen.
De verzetrechter heeft zich beperkt tot de vraag of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat zij onbevoegd was. De rechtbank concludeerde dat de brief van 8 juni 2021 niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden aangemerkt, omdat de rechtspositie van de opposant niet was veranderd. De verzetrechter heeft bevestigd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat zij niet bevoegd was om het beroep te behandelen, aangezien de brief geen besluit was. Het verzet is ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.