ECLI:NL:RBROT:2022:5168

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juni 2022
Publicatiedatum
27 juni 2022
Zaaknummer
FT EA 22/320 en FT EA 22/321
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van de schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft verzoeker op 5 april 2022 een verzoek ingediend om een schuldeiser te bevelen in te stemmen met een aangeboden schuldregeling, ingevolge artikel 287a van de Faillissementswet. De schuldeiser, vertegenwoordigd door Groenendaal & van Krijl Gerechtsdeurwaarders, weigerde mee te werken aan de regeling. Tijdens de zitting op 23 mei 2022 was de schuldeiser niet aanwezig, terwijl de verzoeker en zijn schuldhulpverleners wel aanwezig waren. Verzoeker had eerder een schuldregeling aangeboden aan zijn vijf concurrente schuldeisers, waarbij vier van hen instemden met de regeling. De schuldeiser die weigerde, had een vordering van € 16.694,35, wat 45% van de totale schuldenlast vertegenwoordigt.

De rechtbank heeft beoordeeld of de weigering van de schuldeiser in redelijkheid kon plaatsvinden, gezien het feit dat de meerderheid van de schuldeisers akkoord ging met de regeling en dat het voorstel was getoetst door een onafhankelijke partij. De rechtbank concludeerde dat de belangen van verzoeker en de instemmende schuldeisers zwaarder wogen dan die van de weigerende schuldeiser. De rechtbank heeft het verzoek toegewezen en de schuldeiser bevolen in te stemmen met de schuldregeling. Tevens zijn de kosten van de procedure aan de schuldeiser opgelegd, maar deze zijn begroot op nihil, aangezien verzoeker niet door een advocaat was bijgestaan en er geen griffierecht verschuldigd was. De rechtbank heeft vastgesteld dat er nu een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die de vrijwillige instemming vervangt, en heeft het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummers: [nummer 1] en [nummer 2]
uitspraakdatum: 2 juni 2022
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoeker.

1..De procedure

Verzoeker heeft op 5 april 2022, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten: [naam schuldeiser] , vertegenwoordigd door Groenendaal & van Krijl Gerechtsdeurwaarders (hierna: [naam schuldeiser] ), die weigert mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 23 mei 2022 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw [persoon A] , schuldhulpverlener, werkzaam bij Sociale Dienst Drechtsteden (hierna: schuldhulpverlening);
  • mevrouw T. Perseu, beschermingsbewindvoerder, werkzaam bij Perseu Consultancy (hierna: beschermingsbewind).
De weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift vijf concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 37.077,57 van verzoeker te vorderen.
Verzoeker heeft bij brief van 21 februari 2022 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 13,44 % aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond.
De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoeker is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van zijn Participatiewet-uitkering. Wegens medische redenen is verzoeker door de uitkerende instantie ontheven van zijn sollicitatieverplichting. Verzoeker verricht twee dagen per week vrijwilligerswerk, hetgeen thans het maximaal haalbare is, gelet op zijn medische klachten. Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd.
Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn beschermingsbewindvoerder voldaan.
Vier schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. [naam schuldeiser] stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 16.694,35 op verzoeker, welke 45,0 % van de totale schuldenlast beloopt.

3..Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening heeft [naam schuldeiser] laten weten van mening te zijn dat verzoeker niet voldoet aan de inspanningsplicht en dat zij bij haar afwijzing blijft.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft [naam schuldeiser] geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100 % van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [naam schuldeiser] bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [naam schuldeiser] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van [naam schuldeiser] een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 45,0 %.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk vier van de vijf schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Sociale Dienst Drechtsteden. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker niet beschikt over betaald werk. Verder is verzoeker wegens medische redenen door de uitkerende instantie ontheven van zijn sollicitatieverplichting. Verzoeker verricht twee dagen per week vrijwilligerswerk bij Perspct, onderdeel van de Sociale Dienst Drechtsteden, hetgeen thans het maximaal haalbare is voor verzoeker. Voldoende aannemelijk is geworden dat hij in de komende jaren geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan zijn huidige inkomen.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoeker zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden. Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de schuldsaneringsregeling wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van [naam schuldeiser] , die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om [naam schuldeiser] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
[naam schuldeiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoeker zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en dat hij niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- beveelt [naam schuldeiser] om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt [naam schuldeiser] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van
C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2022. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.