In deze zaak heeft verzoekster op 21 maart 2022 een verzoek ingediend om een viertal schuldeisers te bevelen in te stemmen met een door haar aangeboden schuldregeling, ingevolge artikel 287a van de Faillissementswet. De schuldeisers, vertegenwoordigd door mr. M.R. Dill, weigerden mee te werken aan de regeling. Tijdens de zitting op 23 mei 2022 zijn de betrokken partijen gehoord. Verzoekster heeft een schuldregeling aangeboden die voorziet in een betaling van 24,43% aan de preferente schuldeisers en 12,22% aan de concurrente schuldeisers. Door een wijziging in haar schuldenlast is deze prognose bijgesteld naar 15,72% en 7,86% respectievelijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat 28 van de 32 schuldeisers instemden met de regeling, terwijl vier schuldeisers, waaronder [naam schuldeiser 1], [naam schuldeiser 2], [naam schuldeiser 3] en de familie [achternaam schuldeisers 4], dit weigerden. De weigerende schuldeisers voerden aan dat verzoekster niet te goeder trouw was en onvoldoende had gedaan om haar schuldenlast te beperken. De rechtbank oordeelde echter dat de aangeboden regeling goed gedocumenteerd was en dat verzoekster zich tot het uiterste had ingespannen om haar schulden te voldoen. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten het verzoek van verzoekster toe te wijzen en de weigerende schuldeisers te bevelen in te stemmen met de schuldregeling. Tevens werd het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat verzoekster in staat was haar schulden te blijven betalen. De kosten van de procedure werden begroot op nihil, aangezien er geen griffierecht verschuldigd was en verzoekster niet door een advocaat was bijgestaan.