Uitspraak
RECHTBANK Rotterdam
1..De procedure
- de conclusie na enquête van [naam eiser].
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die diende bij de Rechtbank Rotterdam, heeft eiser [naam eiser] een vordering ingesteld tegen gedaagde [naam gedaagde] tot terugbetaling van een lening van € 100.000,-, die volgens eiser op 31 maart 2015 contant aan gedaagde is overhandigd. De rechtbank had eerder een tussenvonnis gewezen waarin de bewijslevering door gedaagde werd toegelaten. Gedaagde voerde aan dat hij op de datum van de vermeende overhandiging in Suriname was en dat eiser geen geldgever was, maar borg voor zijn broers. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van gedaagde en zijn echtgenote onvoldoende bewijs opleverden om de stelling van eiser te ontzenuwen. De rechtbank concludeerde dat eiser het geleende bedrag op de genoemde datum daadwerkelijk had overhandigd en wees de vordering tot terugbetaling toe. Daarnaast werd de vordering tot betaling van achterstallige rente en wettelijke rente toegewezen, evenals de beslagkosten en proceskosten. De rechtbank verklaarde de beslissing uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af. Het vonnis is uitgesproken op 22 juni 2022.