Uitspraak
RECHTBANK Rotterdam
1..De procedure
2..De verdere beoordeling
subtotalen
€ 53.253,63€ 93.674,28
eindtotalen
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Woningborg N.V. en BBG Vastgoed B.V. over een herstelovereenkomst en de daaruit voortvloeiende afbouwkosten. Woningborg, eiseres in conventie, had een vordering ingesteld tegen BBG Vastgoed, gedaagde in conventie, met betrekking tot de kosten van herstelwerkzaamheden die volgens Woningborg door BBG Vastgoed moesten worden uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat de tussen partijen tot stand gekomen herstelovereenkomst niet kwalificeert als een aannemingsovereenkomst, waardoor Woningborg de overeenkomst niet kon opzeggen. De rechtbank concludeerde dat de herstelkosten niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat BBG Vastgoed niet in verzuim verkeerde en de herstelovereenkomst niet kon worden ontbonden. De rechtbank heeft de vordering van Woningborg tot vergoeding van herstelkosten afgewezen, maar heeft wel een gedeeltelijke toewijzing van de afbouwkosten gedaan, die BBG Vastgoed aan Woningborg moest betalen. De rechtbank heeft ook de vorderingen in reconventie van BBG Vastgoed afgewezen, waarbij BBG Vastgoed had verzocht om een verklaring voor recht dat Woningborg wanprestatie had gepleegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat Woningborg niet had ontbonden, maar had opgezegd, en dat er geen schade was aangetoond die voor vergoeding in aanmerking kwam. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.