Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[bedrijf B],
1..De (verdere) procedure
- het tussenvonnis van 11 maart 2022 en de daarin genoemde stukken;
- de akte na comparitie van [persoon A] ;
- de akte na comparitie van [persoon B] .
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, is een geschil ontstaan tussen [persoon A] en [persoon B] over de uitvoering van bestrating. [persoon A] vorderde schadevergoeding wegens gebreken in de uitvoering van de bestrating van zijn oprit. De kantonrechter heeft op 24 juni 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de schadevergoeding voor een aantal gebreken is toegewezen, maar ook een deel van de vorderingen is afgewezen. De procedure omvatte een tussenvonnis van 11 maart 2022, waarin [persoon A] de gelegenheid kreeg om zich uit te laten over verschillende geschilpunten, waaronder de mogelijkheid van herstel van de gebreken en de kosten daarvan. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een gebrek in de uitvoering van de bestrating, maar dat niet alle gevorderde schadevergoeding toewijsbaar was. De kantonrechter heeft de schade voor de herstelkosten geschat en een bedrag van € 1.430,96 toegewezen aan [persoon A]. Daarnaast is [persoon A] veroordeeld in de proceskosten, terwijl de vorderingen van [persoon B] in reconventie zijn afgewezen. De kantonrechter heeft ook de wettelijke rente over de nog te betalen hoofdsom toegewezen en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.