ECLI:NL:RBROT:2022:5128

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
27 juni 2022
Zaaknummer
10-113072-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van overtreding van de Wegenverkeerswet met zwaar lichamelijk letsel als gevolg van rijden onder invloed van drugs

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 22 juni 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 22 februari 2020 in Gorinchem een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die onder invloed van drugs verkeerde, reed met zijn auto rechtdoor over het trottoir en raakte een voetganger, [naam slachtoffer 1], die met een kinderwagen liep. Dit leidde tot zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer, dat een operatie vereiste. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet alleen onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, maar ook dat hij na het ongeval de plaats van het ongeval heeft verlaten zonder zijn identiteit kenbaar te maken. De verdachte ontkende drugs te hebben gebruikt op de dag van het ongeval, maar de rechtbank oordeelde dat de resultaten van het bloedonderzoek, waaruit bleek dat hij onder invloed was van cocaïne en GHB, als bewijs konden worden gebruikt. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan meerdere overtredingen van de Wegenverkeerswet, waaronder het rijden onder invloed en het verlaten van de plaats van het ongeval. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie jaar. Daarnaast is er een geldboete van 750 euro opgelegd voor de overtredingen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-113072-20
Datum uitspraak: 22 juni 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. T. van Nimwegen, advocaat te Tilburg.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 juni 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. van Veen heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte voor de feiten 1, 3 en 4 tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 jaren, met aftrek. Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde overtreding heeft de officier van justitie de oplegging geëist van een geldboete van € 750, te vervangen door 15 dagen hechtenis.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 5 ten laste gelegde zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering
4.3.1.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van de feiten 1 en 3 heeft verdachte ontkend dat hij heeft gereden onder invloed van drugs. Verdachte heeft op zitting verklaard in het geheel geen GHB te hebben gebruikt en enkele dagen voor de ten laste gelegde datum cocaïne te hebben gebruikt, maar niet op die dag zelf. Namens de verdachte is ten aanzien van feit 3 voorts aangevoerd dat er twijfel bestaat of het bloed dat is onderzocht wel het bloed van de verdachte betreft, omdat het proces-verbaal aanwijzingen bevat dat de bloedmonsters mogelijk zijn verwisseld en de gemeten resultaten GHB en cocaïne dus geen betrekking hebben op verdachte. Deze onduidelijkheden kunnen niet als kennelijke schrijffouten worden aangemerkt. Er dient een vrijspraak te volgen voor feit 3. Ten aanzien van feit 4 heeft de verdachte verklaard niet te hebben bemerkt dat er sprake is geweest van schade omdat de aanrijding/schade van minimale aard/intensiteit is geweest.
4.3.2.
Beoordeling en conclusie
Ten aanzien van de feiten 1 en 3
Bruikbaarheid resultaten bloedonderzoek verdachte
De raadsman heeft bepleit dat de resultaten van het bloedonderzoek niet gebruikt kunnen worden als bewijsmiddel. Door de onduidelijkheden in het dossier is de kans reëel aanwezig dat de resultaten geen betrekking hebben op het bloed dat is afgenomen van verdachte.
De rechtbank stelt ter zake de bloedafname en het verdere onderzoek ervan het volgende vast. Uit het proces-verbaal rijden onder invloed [nummer proces-verbaal] volgt dat
de SIN-stickers van de bloedmonsters van de verdachte de volgende nummers hebben gekregen; [SIN-nummer 1] Analyse en [SIN-nummer 2] Tegenonderzoek.
Deze Sporen Identificatie Nummers (SIN-stickers) zijn ook op dit proces-verbaal aangebracht. In de tekst van het proces-verbaal zelf, waar wordt gesproken over de SIN-sticker "Analyse" met het nummer [SIN-nummer 2] en SIN-sticker "Tegenonderzoek" met het nummer [SIN-nummer 3] moet dan ook sprake zijn van vergissing die moet worden gehouden voor een kennelijke verschrijving.
De rechtbank stelt vast dat in het rapport van het Maasstad Ziekenhuis dezelfde nummers staan vermeld, te weten [SIN-nummer 1] ; Bloed van [naam verdachte] en [SIN-nummer 2] ;
Bloed van [naam verdachte] bestemd voor eventueel tegenonderzoek als de op het proces-verbaal [nummer proces-verbaal] aangebrachte SIN-stickers.
De onduidelijkheden die de raadsman heeft geschetst zijn in essentie terug te voeren op de verschillende SIN-nummers van resp. het bloedblok (houder van de twee buisjes met veneus bloed van verdachte) en de twee nummers die horen bij de buisjes waarin het door de arts afgenomen bloed is veiliggesteld ten behoeve van het latere onderzoek. Het formulier dat de afname door de arts beschrijft, noemt dezelfde nummers als het analyseverslag. Uit het analyseverslag blijkt verder dat de bloedmonsters tijdig en in goede orde zijn ontvangen, en binnen de geldende kaders zijn onderzocht. Verder volgt uit het dossier dat de resultaat tijdig en op de voorgeschreven wijze kenbaar is gemaakt aan verdachte. Dit alles maakt dat de resultaten van dit onderzoek dus gebruikt kunnen worden als bewijsmiddel in deze zaak.
Op zitting is de verdachte geconfronteerd met de uitslag van het bloedonderzoek waaruit volgt dat verdachte ten tijde van het ongeval onder invloed heeft verkeerd van drugs. Verdachte heeft ontkend die dag drugs te hebben gebruikt. Op zitting is de verdachte door de rechtbank geconfronteerd met gegevens van de Jellinek betreffende de afbraak-/halfwaardetijd van drugs in het menselijk lichaam. Deze gegevens vallen overduidelijk niet te rijmen met hetgeen de verdachte ten aanzien van zijn drugsgebruik heeft verklaard. Verdachte heeft dan ook geen aannemelijke verklaring kunnen geven ten aanzien van die gegevens en de uitslag van het verrichtte bloedonderzoek.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte duidelijk onder invloed van verdovende middelen verkeerde toen hij als bestuurder van de Porsche op de Haarstraat niet de bocht naar links heeft genomen, maar rechtdoor is gereden het trottoir op van de Arkelstraat. Verdachte was ter plaatse bekend met de verkeerssituatie en heeft voorafgaand aan het ongeval kunnen zien dat er juist op dat moment op die stoep mensen liepen. Dit had tot extra voorzichtigheid bij de verdachte moeten leiden. Hij is rechtdoor gereden en heeft daarbij een voetganger geraakt, [naam slachtoffer 1] , die daar liep met een kinderwagen. Zij kwam vervolgens klem te zitten tussen de auto van de verdachte en een muur van een woning. Zij heeft daarbij aanzienlijk letsel opgelopen. Dit alles maakt dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden.
De rechtbank acht ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit bewezen dat het door het lichamelijk letsel dat slachtoffer [naam slachtoffer 1] bij het verkeersongeval heeft opgelopen als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt. Een operatie was noodzakelijk om de bovenbeenbreuk door middel van een metalen implantaat te fixeren. Uit de verklaring die op zitting namens het slachtoffer is voorgelezen, volgt dat zij nog steeds fysieke klachten ondervindt en dus na ruim twee jaar nog steeds niet volledig is hersteld.
Conclusie:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte beide feiten begaan.
Ten aanzien van feit 4
Op grond van de inhoud van de in bijlage II genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het feit wettig en overtuigend bewezen. Verdachte is na de aanrijding/botsing door een getuige nadrukkelijk gewezen op het feit dat hij tegen een andere auto aan stond geparkeerd. Hij had daarna zijn identiteit kenbaar moeten maken. Deze getuige heeft, nadat verdachte wegreed zonder zijn identiteit bekend te maken, een briefje achtergelaten op de auto die beschadigd was geraakt bij het ongeval. De eigenaar van die auto heeft aangifte gedaan van het verlaten van de plaats van het ongeval nadat schade aan de auto was toegebracht. Uit de verkeersongevallenanalyse komt een meer dan slechts minimaal schadebeeld naar voren, die bovendien past bij een botsing/aanrijding tussen de voertuigen van de verdachte en de aangever. Verdachte is na de aanrijding/botsing vervolgens weggereden, terwijl hij wist dat hij aan een ander voertuig schade had toegebracht. Het verweer wordt verworpen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 3, en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 22 februari 2020 te Gorinchem als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen
dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met
dat motorrijtuig zeer, onvoorzichtig en onoplettend en
onachtzaam te rijden op de Haarstraat en de Arkelstraat,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-rijdend op de Haarstraat zijn aandacht niet voortdurend op de weg en/of het
verkeer vóór hem heeft gehouden en
-(aldus rijdende) niet het verloop van de rijbaan van die Haarstraat heeft gevolgd, te
weten een (haakse) bocht naar links en-in die bocht rechtdoor is gereden over het trottoir van de Arkelstraat en
-niet tijdig heeft opgemerkt dat een voetganger, genaamd [naam slachtoffer 1] ,
aldaar op het trottoir liep met een kinderwagen en
-tegen die [naam slachtoffer 1] is aangereden, waardoor die [naam slachtoffer 1] door het voertuig van verdachte
tegen de gevel van een woonpand werd gedrukt/geklemd,
als gevolg waarvan die [naam slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel (te weten een breuk van het
linker bovenbeen) werd toegebracht, zulks terwijl hij, verdachte, dat motorrijtuig heeft bestuurd na het gebruik van
cocaïne en GHB
3
hij op 22 februari 2020 te Gorinchem
een motorrijtuig (personenauto) heeft bestuurd ,
na gebruik van een of meer in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en
geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste
lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cocaïne en GHB,
terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in
zijn bloed bij iedere aangewezen stoffen vermelde meetbare stoffen 61 microgram
cocaïne per liter bloed en 63 milligram GHB per liter bloed bedroeg,
telkens zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stoffen
afzonderlijk vermelde grenswaarde
4
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke
gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) had verricht en
welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Gorinchem op de Bagijnenwal, op
22 februari 2020, de plaats van dat ongeval heeft verlaten, terwijl bij
dat ongeval, naar hij wist, aan een ander (te
weten [naam slachtoffer 2] ) schade was toegebracht
5
hij op 22 februari 2020 te Gorinchem als bestuurder van een voertuig
(personenauto), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande
wegen, de Vijfde Uitgang en de Spijksedijk, zich
zodanig heeft gedragen dat gevaar op die wegen werd veroorzaakt, en het verkeer op die wegen werd gehinderd, welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-op die bovengenoemde wegen steeds (zeer) langzaam heeft gereden en
onnodig is gaan stilstaan en steeds optrok en vervolgens weer remde en
-op de Spijksedijk een bocht naar rechts zodanig ruim heeft genomen dat een hem
tegemoetrijdende fietser werd gehinderd en moest uitwijken en
- op de weghelft van het tegemoetkomende verkeer
heeft gereden, waardoor ander verkeer werd gehinderd en moest afremmen
en/of moest stilstaan en
-op een rotonde zonder noodzaak is gaan stilstaan, waarbij andere bestuurders de
doorgang werd belemmerd
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
eendaadse samenloop van feiten 1 primair en 3:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, vijfde lid van deze wet;
en
overtreding van artikel 8, vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994.
Feit 4
Overtreding van artikel 7 lid 1 onder b van Wegenverkeerswet 1994
Feit 5
Overtreding van artikel 5 Wegenverkeerswet 1994
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straffen en de maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen en de maatregel zijn gebaseerd
Verdachte heeft door zijn schuld een verkeersongeval veroorzaakt, waarbij het slachtoffer ( [naam slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Zij heeft kort voor het ongeval de kinderwagen waar zij achter liep een duw kunnen geven, waardoor voorkomen is dat ook haar kind gewond is geraakt. Dat het slachtoffer en haar gezin tot op de dag van vandaag de nadelige gevolgen ondervinden van het ongeval is gebleken uit de slachtofferverklaring op zitting.
Daarnaast is de verdachte op dezelfde datum na een aanrijding weggereden zonder zijn identiteit kenbaar te maken, terwijl hij wist dat hij aan een ander voertuig schade had toegebracht. Verdachte heeft die dag tevens het overige wegverkeer gehinderd en in gevaar gebracht door zijn vreemd en onvoorspelbaar en aldus onverantwoordelijk rijgedrag. Verdachte verkeerde ten tijde van de feiten fors onder invloed van drugs. Dit zijn ernstige feiten die de rechtbank de verdachte aanrekent.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 april 2022, waaruit blijkt dat de verdachte weliswaar eerder is veroordeeld voor andersoortige strafbare feiten, maar niet van recente datum.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de verkeersfouten en het zeer onverantwoordelijke rijgedrag van de verdachte acht de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen. Deze straf dient als signaal aan de verdachte om zich niet opnieuw op een dergelijke wijze in het verkeer te begeven. Bij de bepaling van de duur van de
gevangenisstraf heeft de rechtbank, meer dan de officier van justitie, acht geslagen op het tijdsverloop. Tevens heeft de rechtbank gelet op straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd.
De verdachte heeft er ter terechtzitting geen blijk van gegeven inzicht te hebben in en daadwerkelijk verantwoordelijkheid te nemen voor zijn strafbare handelen.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er ook voor te zorgen dat de verdachte in de toekomst niet opnieuw strafbare feiten zal plegen. Met de lange proeftijd beoogt de rechtbank tevens een blijvende gedragsverandering bij verdachte te bereiken.
Voor het onder 5 bewezenverklaarde strafbare feit zal de rechtbank een geldboete van 750 euro opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen gevangenisstraf en ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 55, 57, 82 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 175, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

9..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte voor de feiten 1 primair, 3 en 4 tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 3 maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
t.a.v. feit 1
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van 3 jaren;
bepaalt dat de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, wordt verminderd met de duur van de invordering en inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994;
t.a.v. feit 5
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van 750 euro, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
15 dagen hechtenis.
Deze beslissing is genomen door mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mr. M.J.M. van Beckhoven en mr. P.C. Tuinenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. van Wingerden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 22 februari 2020 te Gorinchem als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen
dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met
dat motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of
onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden
zorgvuldigheid te rijden op de Haarstraat en/of de Arkelstraat,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-rijdend op de Haarstraat zijn aandacht niet voortdurend op de weg en/of het
verkeer vóór hem heeft gehouden en/of
-gebruik heeft gemaakt van een mobiele telefoon en/of een/die mobiele telefoon in
de hand heeft gehouden en/of
-(aldus rijdende) niet het verloop van de rijbaan van die Haarstraat heeft gevolgd, te
weten een (haakse) bocht naar links en/of
-in die bocht rechtdoor is gereden over het trottoir van de Arkelstraat en/of
-niet (tijdig) heeft opgemerkt dat een voetganger, genaamd [naam slachtoffer 1] ,
aldaar op het trottoir liep met een kinderwagen en/of
-tegen die [naam slachtoffer 1] is aangereden, waardoor die [naam slachtoffer 1] door het voertuig van verdachte
tegen de gevel van een woonpand werd gedrukt/geklemd,
als gevolg waarvan die [naam slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel (te weten een breuk van het
linker bovenbeen) of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit
tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is
ontstaan;
zulks terwijl hij, verdachte, dat motorrijtuig heeft bestuurd na het gebruik van
cocaïne en GHB;
(art 6 Wegenverkeerswet 1994)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 februari 2020 te Gorinchem als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer
openstaande wegen, de Haarstraat en/of de Arkelstraat, zich zodanig heeft
gedragen dat gevaar op die weg/wegen werd veroorzaakt, althans kon worden
veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg/wegen werd gehinderd, althans kon
worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-rijdend op de Haarstraat zijn aandacht niet voortdurend op de weg en/of het
verkeer vóór hem heeft gehouden en/of
-gebruik heeft gemaakt van een mobiele telefoon en/of een/die mobiele telefoon in
de hand heeft gehouden en/of
-(aldus rijdende) niet het verloop van de rijbaan van die Haarstraat heeft gevolgd, te
weten een (haakse) bocht naar links en/of
-in die bocht rechtdoor is gereden over het trottoir van de Arkelstraat en/of
-niet (tijdig) heeft opgemerkt dat een voetganger, genaamd [naam slachtoffer 1] ,
aldaar op het trottoir liep met een kinderwagen en/of
-tegen die [naam slachtoffer 1] is aangereden, waardoor die [naam slachtoffer 1] door het voertuig van verdachte
tegen de gevel van een woonpand werd gedrukt/geklemd;
(art 5 Wegenverkeerswet 1994)
2
hij op of omstreeks 12 februari 2020 te Werkendam, gemeente Altena, als
bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de voor het
openbaar verkeer openstaande weg, de Werkensedijk, zich zodanig heeft gedragen
dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het
verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-slingerend en/of met een hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan, althans
met een gelet op de wegsituatie te hoge snelheid, heeft gereden en/of
-op de weghelft bestemd voor het hem tegemoetkomende verkeer heeft gereden
en/of
-(aldus rijdende) niet voldoende rechts heeft gereden,
waardoor twee fietsers moesten uitwijken en/of de berm in moesten rijden om een
aanrijding te voorkomen;
(art 5 Wegenverkeerswet 1994)
3
hij op of omstreeks 22 februari 2020 te Gorinchem
een motorrijtuig (personenauto) heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen
besturen,
na gebruik van een of meer in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en
geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste
lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cocaïne en GHB,
terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in
zijn bloed bij iedere aangewezen stoffen vermelde meetbare stoffen 61 microgram
cocaïne per liter bloed en 63 milligram GHB per liter bloed bedroeg, in elk geval
(telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stoffen
afzonderlijk vermelde grenswaarde;
(art 8 lid 5 Wegenverkeerswet 1994)
4
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke
gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) had verricht en
welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Gorinchem op/aan de Bagijnenwal, op
of omstreeks 22 februari 2020, de plaats van dat ongeval heeft verlaten, terwijl bij
dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te
weten [naam slachtoffer 2] ) schade was toegebracht;
(art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994, art 7 lid 1 ahf/ond b
Wegenverkeerswet 1994)
5
hij op of omstreeks 22 februari 2020 te Gorinchem als bestuurder van een voertuig
(personenauto), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande
wegen, de Vijfde Uitgang en de Spijksedijk, althans één van deze wegen, zich
zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg/wegen werd veroorzaakt, althans kon
worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg/wegen werd gehinderd, althans
kon worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-op die bovengenoemde weg/wegen steeds (zeer) langzaam heeft gereden en/of
(onnodig) is gaan stilstaan en/of steeds optrok en vervolgens weer remde en/of
-(op de Spijksedijk) een bocht naar rechts zodanig ruim heeft genomen dat een hem
tegemoetrijdende fietser werd gehinderd en/of moest uitwijken en/of
-meermaals, althans éénmaal, op de weghelft van het tegemoetkomende verkeer
heeft gereden, waardoor ander verkeer werd gehinderd en/of moest afremmen
en/of moest stilstaan en/of
-op een rotonde zonder noodzaak is gaan stilstaan, waarbij andere bestuurders de
doorgang werd belemmerd;
(art 5 Wegenverkeerswet 1994)