Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juni 2022 in de zaak tussen
[naam eiser], te [woonplaats eiser], eiser,
het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht, verweerder,
:mr. M. Baardman
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft eiser voor de tweede keer een aanvraag voor een urgentieverklaring ingediend bij de gemeente Dordrecht. De rechtbank Rotterdam heeft op 15 juni 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van eiser ongegrond is verklaard. Eiser had eerder, op 13 september 2021, een aanvraag ingediend die was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de situatie van eiser niet wezenlijk was veranderd ten opzichte van de eerste aanvraag. Eiser had in zijn nieuwe aanvraag niet voldoende aangetoond dat er sprake was van een onvoorziene en niet-verwijtbare inkomensdaling, die hem in een situatie van dakloosheid zou brengen. De rechtbank volgde het standpunt van verweerder, die zich baseerde op de Huisvestingsverordening van de gemeente Dordrecht.
Eiser voerde aan dat zijn situatie wel degelijk was veranderd, maar de rechtbank vond dat hij dit niet voldoende had onderbouwd. De rechtbank merkte op dat de omstandigheden die verweerder bij de beoordeling van de nieuwe aanvraag moest betrekken, niet wezenlijk waren veranderd. Eiser had eerder al een aanvraag ingediend op basis van een sociale indicatie, die was afgewezen omdat hij niet voldeed aan de voorwaarden. De rechtbank concludeerde dat de hardheidsclausule niet van toepassing was, omdat de situatie van eiser niet voldoende afweek van die van andere woningzoekenden in vergelijkbare omstandigheden. De rechtbank benadrukte dat er een grote vraag is naar betaalbare huurwoningen en dat een te ruime toepassing van de hardheidsclausule zijn betekenis zou verliezen.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.