ECLI:NL:RBROT:2022:5124

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juni 2022
Publicatiedatum
27 juni 2022
Zaaknummer
ROT 21/4761
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van een urgentieverklaring voor woningzoekenden en de beoordeling van psychische omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een woningzoekende, eiseres, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder. Eiseres had een urgentieverklaring voor woningzoekenden, die op 12 oktober 2020 door de Stichting Urgentie Woningzoekenden Rotterdam (SUWR) was afgegeven, maar deze werd ingetrokken. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door verweerder op 21 juli 2021. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft op 4 mei 2022 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had aangenomen dat eiseres in de zoekperiode voldoende had kunnen reageren op het woningaanbod. Verweerder baseerde zijn beslissing op artikel 4.2, lid 1 onder a van de Verordening Woonruimteverdeling regio Rotterdam 2019, waarin staat dat een woningzoekende ten minste drie keer moet reageren op passend woningaanbod binnen de eerste fase van de urgentieverklaring.

Eiseres voerde aan dat onvoldoende rekening was gehouden met haar psychische toestand, specifiek PTSS, en dat dit haar vermogen om te reageren op woningaanbod beïnvloedde. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder de informatie over de zelfstandigheid van eiseres en haar eerdere verklaringen zwaarder mocht laten wegen. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet voldoende had gereageerd op het aanbod en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zittingsplaats Dordrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/4761

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juni 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [woonplaats eiseres] , eiseres,
gemachtigde: mr. G.J. de Kaste,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,verweerder,
gemachtigde: [naam] .

Procesverloop

Bij besluit van 12 oktober 2020 heeft de SUWR namens verweerder de voorrangsverklaring (urgentieverklaring) woningzoekende van eiseres ingetrokken.
Eiseres heeft hiertegen een bezwaarschrift ingediend.
Bij beslissing op bezwaar van 21 juli 2021 heeft verweerder het bezwaarschrift ongegrond verklaard.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 4 mei 2022 op zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigde zijn verschenen. Verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder baseert de beslissing op bezwaar op artikel 4.2. lid 1 onder a van de Verordening Woonruimteverdeling regio Rotterdam 2019 (verordening). Eiseres heeft volgens verweerder in de eerste fase na afgifte van de urgentieverklaring (3 maanden vanaf de datum van afgifte door SUWR op 12 juni 2020) niet tenminste 3 keer gereageerd op woningaanbod, dat paste in het opgegeven zoekprofiel (flat zonder lift met tenminste 2 slaapkamers, regio Rotterdam), terwijl zij daartoe wel in staat is geweest.
2. Eiseres voert aan dat de beslissing op bezwaar in strijd is met artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) omdat onvoldoende rekening is gehouden met haar psychische toestand. De rechtbank volgt echter verweerders standpunt, om de volgende reden.
2.1.
Eiseres beroept zich op een verklaring van een medewerker van de Stichting Arosa (ongedateerd, maar in elk geval van na oktober 2020) die haar begeleidt. Kort gezegd wordt daarin aangegeven dat men had aangenomen dat eiseres op woningen reageerde, omdat zij eerder had verklaard zelfredzaam te zijn en ook daadwerkelijk te reageren. Achteraf bleek dat niet te kloppen, wat het gevolg is van problemen die zij ondervindt door PTSS, die zij heeft verzwegen. Tevens heeft eiseres een verklaring ingestuurd van twee psychologen, gedateerd 17 september 2020, waarin eveneens melding wordt gemaakt van PTSS, van een behandeling daarvan en van de geringe draagkracht en grote stressgevoeligheid die met deze stoornis samenhangt. Verweerder heeft ten onrechte andere informatie en verklaringen zwaarder laten wegen dan het bovenstaande.
2.2.
Verweerder heeft aangevoerd dat bij de aanvraag van de urgentieverklaring (bij het doen daarvan is eiseres ook door de stichting Arosa begeleid) is ingevuld dat eiseres zeer zelfstandig is, inmiddels een traject in de crisisopvang heeft doorlopen en dat vanwege die zelfstandigheid en zelfredzaamheid het goed zou zijn voor haar ontwikkeling als zij doorstroomt naar een eigen woning. Gebleken is volgens verweerder verder dat tijdens de zoekperiode eerste fase 44 woningen beschikbaar zijn geweest die in het zoekprofiel pasten en dat eiseres daarop slechts 1 keer heeft gereageerd. Vervolgens heeft zij na het verstrijken van de eerste fase op 6 oktober 2020 nog tweemaal gereageerd en op 11 oktober 2020 nog eenmaal.
2.3.
De rechtbank vindt dat verweerder de informatie genoemd in 2.2. zwaarder heeft mogen laten wegen en er dus terecht van heeft mogen uitgaan dat eiseres wel in staat is geweest om in de zoekperiode voldoende te reageren. In dat verband wijst de rechtbank zelf nog op de rapportage die op 19 mei 2020 is opgemaakt ter voorbereiding van de afgifte van de urgentieverklaring. Daarin staat dat eiseres sinds 24 maart 2020 ingeschreven staat als woningzoekende en ook reageert op het aanbod van WoonnetRijnmond.nl. Eiseres heeft dat niet bestreden.
3. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Cras , griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2022.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak mede te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hoger beroepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.