ECLI:NL:RBROT:2022:5123
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om urgentieverklaring voor huisvesting door de rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 15 juni 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. G. Hagens, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht. Eiseres had een verzoek ingediend voor een urgentieverklaring voor huisvesting, welke door verweerder was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard.
De zaak begon met een besluit van 12 januari 2021, waarin de aanvraag van eiseres voor een voorrangsverklaring werd afgewezen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar aangetekend, maar dit bezwaar werd op 1 april 2021 ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld, maar verscheen niet op de zitting van 4 mei 2022, terwijl verweerder wel vertegenwoordigd was.
De rechtbank overwoog dat verweerder terecht had geoordeeld dat eiseres in staat was om haar huisvestingsproblemen zelf op te lossen. Eiseres had weliswaar problemen met haar woning, zoals vocht, lekkages en ongedierte, maar verweerder wees op de mogelijkheden die eiseres had om deze problemen aan te pakken via het juridisch loket of de huurcommissie. Eiseres had niet aangetoond dat zij deze mogelijkheden had uitgeput.
Daarnaast betoogde eiseres dat de hardheidsclausule niet was toegepast, maar ook dit argument werd door de rechtbank verworpen. De rechtbank oordeelde dat de situatie van eiseres niet onderscheidend genoeg was ten opzichte van andere mensen met vergelijkbare huisvestingsproblemen. De rechtbank concludeerde dat het beleid van verweerder niet onredelijk was en dat er geen aanleiding was om de hardheidsclausule toe te passen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.