ECLI:NL:RBROT:2022:5088

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
24 juni 2022
Zaaknummer
ROT 22/2662
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet

Op 24 juni 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening naar aanleiding van de afwijzing van een aanvraag voor een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw). De afwijzing vond plaats bij besluit van 17 mei 2022, waartegen de verzoeker bezwaar heeft gemaakt. De voorzieningenrechter heeft op 20 juni 2022 de zaak behandeld, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang, omdat de verzoeker door de afwijzing van zijn aanvraag geen inkomsten heeft en noodzakelijke kosten niet kan betalen.

De voorzieningenrechter heeft de argumenten van de verzoeker en verweerder gewogen. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat de verzoeker onvoldoende informatie heeft verstrekt over zijn woonsituatie, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De verzoeker betwistte dit en stelde dat hij alle relevante informatie had gegeven, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoeker onvoldoende controleerbare gegevens had verschaft. De inconsistenties in de verklaringen van de verzoeker over zijn verblijfplaats waren voor de voorzieningenrechter reden om te concluderen dat de aanvraag terecht was afgewezen.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het bezwaar van de verzoeker geen redelijke kans van slagen had. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/2662
uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 juni 2022 op het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker,

(gemachtigde: mr. M. el Idrissi),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. L.T. Krabbenborg).

Procesverloop

Bij besluit van 17 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder verzoekers aanvraag om een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw) afgewezen.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt. Ook heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 20 juni 2022 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verder is verschenen [naam tolk] , tolk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover de daartoe uit te voeren toetsing meebrengt dat de rechtmatigheid van het bestreden besluit wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat oordeel niet bindend voor de beslissing op bezwaar of in een eventuele beroepsprocedure.
Spoedeisend belang
2.1.
Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Deze procedure kan alleen worden gevoerd als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift.
2.2.
De voorzieningenrechter vindt dat het spoedeisend belang voldoende aannemelijk is, omdat verzoeker als gevolg van het bestreden besluit geen inkomsten heeft en hij bepaalde noodzakelijke kosten, bijvoorbeeld voor zijn levensonderhoud en zijn mobiele telefoonabonnement, niet kan betalen.
Dit betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek inhoudelijk zal beoordelen.
Standpunten van partijen
3.1.
Verweerder heeft verzoekers aanvraag om een bijstandsuitkering op grond van de Pw afgewezen omdat verzoeker onvoldoende informatie heeft gegeven over zijn woonsituatie waardoor het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
3.2.
Verzoeker voert tegen het bestreden besluit aan dat verweerder zijn aanvraag ten onrechte heeft afgewezen, omdat hij alle relevante en beschikbare informatie heeft verstrekt. Verzoeker heeft bij zijn aanvraag aangegeven dat hij in Rotterdam verblijft, maar dat hij zijn verblijfplaats niet kan prijsgeven, omdat hij deze verblijf- en slaapplaats dan zal moeten verlaten als gevolg waarvan hij dakloos zal worden. Dat verzoeker zijn verblijfplaats in Rotterdam heeft, blijkt onder meer uit de sociale activiteiten die hij in Rotterdam heeft. In dit kader verwijst verzoeker naar overgelegde bankafschriften, twee schriftelijke verklaringen van zichzelf en een verklaring van de onderwijsinstelling waar hij Nederlandse taalles volgt. Verzoeker heeft voldoende inzicht gegeven in zijn woon- en verblijfplaats in Rotterdam en meent dat hij aan alle voorwaarden voldoet om in aanmerking te komen voor een bijstandsuitkering.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
4.1.
In algemene zin geldt dat de aanvrager van een bijstandsuitkering de feiten en omstandigheden aannemelijk moet maken die inwilliging van de aanvraag om bijstand noodzakelijk maken. In beginsel ligt de bewijslast dus bij verzoeker. Verweerder moet het recht op bijstand kunnen vaststellen aan de hand van de beschikbare informatie die verzoeker heeft gegeven. Het is dan ook belangrijk dat verzoeker controleerbare informatie over zijn feitelijke woon- en verblijfplaats verschaft. Deze informatie is ook van belang in verband met de vraag welke bijstandsnorm van toepassing is. Indien iemand samenwoont, of indien er sprake is van een kostendeler, heeft dit immers gevolgen voor de hoogte van de bijstandsuitkering.
4.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder de aanvraag van verzoeker terecht afgewezen op de grond dat verzoeker onvoldoende controleerbare gegevens over zijn feitelijke woon- en verblijfsituatie heeft verschaft. De twee door verzoeker overgelegde schriftelijke verklaringen komen inhoudelijk niet met elkaar overeen, aangezien verzoeker volgens de verklaring per e-mail van 2 mei 2022 op verschillende adressen verblijft, terwijl hij volgens de verklaring van 22/23 mei 2022 al maanden bij een kennis woont. Verzoeker heeft ter zitting onvoldoende opheldering hierover kunnen geven. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat deze inconsistenties afbreuk doen aan de verklaringen van verzoeker.
Ook uit de andere overgelegde stukken blijkt niet wat de concrete feitelijke verblijfplaats van verzoeker is. Dat verzoeker kennelijk veel pint en onderwijs volgt in Rotterdam betekent niet zonder meer dat hij er ook zijn feitelijke verblijfplaats heeft. Gelet op de onduidelijke verblijfsituatie van verzoeker heeft verweerder het recht op bijstand en de van toepassing zijnde bijstandsnorm niet kunnen vaststellen.
Conclusie
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het bezwaar van verzoeker geen redelijke kans van slagen heeft.
6.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
P. Deinum, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2022.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.