ECLI:NL:RBROT:2022:5084

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 juni 2022
Publicatiedatum
24 juni 2022
Zaaknummer
9872854
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming opslagruimte in kort geding met vorderingen tot betaling en dwangsom

In deze zaak heeft Shurgard Nederland B.V. een kort geding aangespannen tegen een gedaagde die niet is verschenen. De eiseres vordert ontruiming van een opslagruimte, betaling van huurachterstand en buitengerechtelijke kosten. De huurovereenkomst is opgezegd per 2 april 2022, omdat de gedaagde sinds februari 2022 geen huur of verzekeringspremie meer heeft betaald. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde correct is opgeroepen, maar niet is verschenen, waardoor verstek wordt verleend. De rechter oordeelt dat er een spoedeisend belang is voor Shurgard om de ontruiming te vorderen, aangezien de gedaagde de opslagruimte zonder recht of titel onder zich houdt. De vordering tot ontruiming wordt toegewezen, met een termijn van zeven dagen na betekening van het vonnis. De kantonrechter wijst de gevorderde dwangsom af, omdat Shurgard al tot gedwongen ontruiming kan overgaan. De vordering tot betaling van € 560,- aan huurachterstand wordt toegewezen, evenals de vordering tot betaling van € 146,- per maand vanaf juni 2022. De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden afgewezen, omdat de aanmaning niet aan de wettelijke eisen voldeed. De gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten, die op € 733,22 zijn vastgesteld. Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9872854 VV EXPL 22-194
datum uitspraak: 23 juni 2022
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
Shurgard Nederland B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. D.A.A. van Elsacker,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
die niet is verschenen.
De partijen worden hierna ‘Shurgard’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit de dagvaarding van 25 mei 2022, met bijlagen.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 juni 2022.

2..Het geschil

2.1.
Shurgard eist samengevat:
  • [gedaagde] te veroordelen om de opslagruimte met unitnummer [nummer], gelegen aan de [adres] (hierna: de opslagruimte), binnen 3 dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen, op straffe van een dwangsom van € 150,- per dag, met een maximum van € 3.000,-;
  • [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan haar van € 560,- aan betalingsachterstand tot en met mei 2022 en € 146,- per (gedeelte van een) maand vanaf mei 2022 tot aan de ontruiming, met rente;
  • [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan haar van € 84,- aan buitengerechtelijke incassokosten, met rente;
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten en nakosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.2.
Shurgard baseert de eis op het volgende. [gedaagde] huurt van Shurgard een opslagruimte, tegen een huurprijs van (laatst) € 126,- per maand. [gedaagde] heeft daarnaast ter zake van de opslagruimte een verzekeringsovereenkomst met Shurgard gesloten, met een maandpremie van € 20,-. [gedaagde] heeft vanaf februari 2022 zowel de huur als de verzekeringspremie niet meer betaald. Op 18 maart 2022 heeft Shurgard de huurovereenkomst daarom opgezegd, per 2 april 2022. [gedaagde] laat echter na de opslagruimte te ontruimen. Daarom moet hij daartoe worden veroordeeld, op straffe van een dwangsom. Daarnaast dient hij de betalingsachterstand van € 560,-, berekend tot en met mei 2022, te voldoen, vermeerderd met € 146,- per maand, aan bezettingsvergoeding en verzekeringspremie, tot aan de ontruiming.

3..De beoordeling

verstek
3.1.
[gedaagde] is niet verschenen op de mondelinge behandeling. De gemachtigde van Shurgard heeft de betekende dagvaarding overgelegd, waaruit blijkt dat [gedaagde] wel correct is opgeroepen voor deze zitting. Tegen [gedaagde] wordt daarom verstek verleend.
beoordelingskader
3.2.
Een vordering in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat hij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de vordering in een gewone procedure zal worden toegewezen. Verder moet het belang van Shurgard bij toewijzing van de vordering worden meegewogen en de gevolgen van toewijzing van de vordering voor [gedaagde] als deze uitspraak later wordt teruggedraaid. Als partijen een gewone procedure starten, is de rechter in die procedure niet gebonden aan deze uitspraak.
3.3.
Omdat [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd, gaat de kantonrechter uit van de juistheid van de stellingen van Shurgard.
spoedeisendheid
3.4.
Uit de aard van de vordering en de toelichting van Shurgard daarbij is voldoende gebleken dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar eisen, zodat zij in zoverre ontvankelijk is.
ontruiming
3.5.
Aangezien Shurgard de huurovereenkomst per 2 april 2022 heeft opgezegd, houdt [gedaagde] de opslagruimte sindsdien zonder recht of titel onder zich. De gevorderde ontruiming komt de kantonrechter om die reden niet ongegrond of onrechtmatig voor en wordt daarom toegewezen. De ontruimingstermijn wordt gesteld op zeven dagen na betekening van dit vonnis, zodat [gedaagde] nog een reële gelegenheid heeft om zelf tot ontruiming over te gaan.
3.6.
De door Shurgard gevorderde dwangsom zal bij gebrek aan belang worden afgewezen. Met dit vonnis kan Shurgard namelijk al tot gedwongen ontruiming overgaan. Het is de kantonrechter niet gebleken wat het belang is van een extra prikkel om tot ontruiming over te gaan, in de vorm van een dwangsom.
betaling
3.7.
De vordering tot betaling van € 560,- aan huur, bezettingsvergoeding en verzekeringspenningen komt de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor en wordt daarom toegewezen. De kantonrechter merkt daarbij op, dat anders dan in het petitum van de dagvaarding is vermeld, Shurgard ter zitting heeft verklaard dat daarbij geen zogenoemde ‘penalty’s’ zijn inbegrepen, hetgeen ook volgt uit de specificatie van dit bedrag (productie 4).
3.8.
De vordering tot betaling van € 146,- per maand vanaf mei 2022 tot aan de ontruiming wordt ook toegewezen.
3.9.
Shurgard vordert verder wettelijke rente over de hiervoor genoemde bedragen vanaf 1 februari 2022. [gedaagde] verkeert echter niet ten aanzien van al deze bedragen in verzuim sinds 1 februari 2022. De wettelijke rente wordt daarom toegewezen vanaf de verzuimdatum van de diverse bedragen.
3.10.
De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten van € 84,- wordt afgewezen. In de aanmaning van 22 april 2022 die door Shurgard is overgelegd, is namelijk een te hoog bedrag aan buitengerechtelijke kosten genoemd. Dat bedrag is berekend over een hoofdsom van € 628,10, waarbij al € 68,10 aan contractuele buitengerechtelijke kosten is inbegrepen, en dus niet over de hoofdsom van € 560,-. [gedaagde] is daarom niet aangemaand, onder vermelding van de (juiste) gevolgen van het uitblijven van betaling, zodat niet is voldaan aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW.
proceskosten
3.11.
[gedaagde] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Shurgard tot vandaag vast op € 107,22 aan dagvaardingskosten, € 128,- aan griffierecht en € 498,- aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 733,22. Ook de gevorderde nakosten worden toegewezen.
uitvoerbaarheid bij voorraad
3.12.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

4..De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om de opslagruimte met unitnummer [nummer], gelegen aan de [adres], binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis, met medeneming van het zijne en de zijnen, te ontruimen en te verlaten en in nette staat aan Shurgard ter beschikking te stellen;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Shurgard van € 560,-, te vermeerderen met € 146,- per maand of een gedeelte daarvan, vanaf 1 juni 2022 totdat aan de veroordeling onder 4.1 is voldaan, al deze bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente van artikel 6:119 BW vanaf de datum van verzuim tot aan de dag van volledige betaling;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van Shurgard tot vandaag vastgesteld op € 733,22 en in de na vandaag te maken proceskosten, begroot op € 124,- aan salaris voor de gemachtigde en, als niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis is voldaan en het vonnis is betekend, de explootkosten van deze betekening;
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
33394