In deze zaak heeft Shurgard Nederland B.V. een kort geding aangespannen tegen een gedaagde die niet is verschenen. De eiseres vordert ontruiming van een opslagruimte, betaling van huurachterstand en buitengerechtelijke kosten. De huurovereenkomst is opgezegd per 2 april 2022, omdat de gedaagde sinds februari 2022 geen huur of verzekeringspremie meer heeft betaald. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde correct is opgeroepen, maar niet is verschenen, waardoor verstek wordt verleend. De rechter oordeelt dat er een spoedeisend belang is voor Shurgard om de ontruiming te vorderen, aangezien de gedaagde de opslagruimte zonder recht of titel onder zich houdt. De vordering tot ontruiming wordt toegewezen, met een termijn van zeven dagen na betekening van het vonnis. De kantonrechter wijst de gevorderde dwangsom af, omdat Shurgard al tot gedwongen ontruiming kan overgaan. De vordering tot betaling van € 560,- aan huurachterstand wordt toegewezen, evenals de vordering tot betaling van € 146,- per maand vanaf juni 2022. De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden afgewezen, omdat de aanmaning niet aan de wettelijke eisen voldeed. De gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten, die op € 733,22 zijn vastgesteld. Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.