Op 27 januari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak (zaaknummer ROT 21/2732) waarbij de bestuursrechter zich onbevoegd verklaarde. De eiser had van de verweerder een nettobedrag van € 319,14 ontvangen over de periode van 18 juni 2018 tot en met 15 juli 2018 en had hiertegen beroep ingesteld bij de bestuursrechter, omdat hij het bedrag te laag vond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitbetaling voortvloeit uit een privaatrechtelijke overeenkomst en dat de verweerder geen bestuursorgaan is. Hierdoor was er geen sprake van een besluit of een daarmee gelijkgestelde handeling van een bestuursorgaan, wat de bestuursrechter onbevoegd maakte om over de zaak te oordelen.
De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat alleen beroep kan worden ingesteld tegen besluiten van bestuursorganen. Aangezien de verweerder in deze zaak geen bestuursorgaan is, kon de eiser niet bij de bestuursrechter terecht. De rechtbank heeft de eiser geadviseerd om een vordering bij de burgerlijke rechter in te stellen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en zal het door de eiser betaalde griffierecht van € 181,00 worden teruggestort.
De uitspraak is gedaan door mr. W.P.M. Jurgens, rechter, in aanwezigheid van mr. P.F.H.M. Terstegge, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.