ECLI:NL:RBROT:2022:5075

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juni 2022
Publicatiedatum
24 juni 2022
Zaaknummer
FT RK 22-140
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van faillissementsvonnis na getroffen regeling tussen partijen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 juni 2022 uitspraak gedaan in een verzet tegen een faillissementsverklaring. De verzoekster, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, had verzet aangetekend tegen het vonnis van 26 april 2022, waarbij zij in staat van faillissement was verklaard op verzoek van de verweerster, MASTERMIND COLLEGE B.V. De verzoekster werd vertegenwoordigd door mr. L.M. van Rooij, terwijl de verweerster werd bijgestaan door mr. E.T. van den Hout. Tijdens de procedure is gebleken dat partijen een regeling hebben getroffen, waardoor de verzoekster niet langer in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzet tijdig is ingesteld en dat de verzoekster ontvankelijk is in haar verzoek. De rechtbank heeft het vonnis van 26 april 2022 vernietigd en het salaris van de curator vastgesteld op € 3.992,74, dat ten laste van de verzoekster wordt gebracht. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om hoger beroep in te stellen binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
verzet gegrond
insolventienummer [nummer]
uitspraakdatum: 21 juni 2022
Vonnis op het verzoekschrift van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X]
statutair gevestigd te Rotterdam,
kantoorhoudende te [adres] ,
[plaats] ,
verzoekster,
advocaat: mr. L.M. van Rooij,
strekkende tot vernietiging van het vonnis van deze rechtbank van 26 april 2022, waarbij zij op verzoek van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MASTERMIND COLLEGE B.V.,
gevestigd te Alphen aan de Rijn,
te dezer zake domicilie kiezende aan de Jan Luijkenstraat 20,
1071 CN Amsterdam,
verweerster,
advocaat mr. E.T. van den Hout,
in staat van faillissement is verklaard met benoeming van mr. C.G.E. Prenger tot rechter-commissaris en met aanstelling van mr. S. Visser als curator.

1.De procedure

Het verzoekschrift is op 9 mei 2022 ter griffie ontvangen.
Bij bericht van 7 juni 2022 heeft de curator zijn bevindingen en zijn salarisverzoek aan de rechtbank doen toekomen.
Bij e-mailbericht van 10 juni 2022 heeft verweerster, bij monde van haar advocaat, aanvullende stukken aan de rechtbank gezonden.
Het verzoekschrift is ter zitting van 13 juni 2022 behandeld. Daarbij zijn verschenen en gehoord:
- mr. L.M. van Rooij, advocaat van verzoekster,
- mevrouw [naam] , bestuurder van verzoekster,
- mr. E.T. van den Hout, advocaat van verweerster,
- mr. S. Visser, curator van verzoekster.
Beide advocaten hebben de zaak toegelicht aan de hand van aan de rechtbank overgelegde zittingsaantekeningen.
De rechtbank heeft bij het sluiten van de behandeling partijen in de gelegenheid gesteld om vóór 17 juni 2022 om 12.00 uur de rechtbank te berichten of zij tot een onderlinge regeling hebben kunnen komen. Daarbij heeft de rechtbank bepaald dat op 24 juni 2022 uitspraak zal worden gedaan.
Bij e-mailberichten van 17 juni 2022 en 19 juni 2022 heeft verzoekster aanvullende berichten aan de rechtbank gezonden. Bij e-mailbericht van 20 juni 2022 heeft verweerster een aanvullend bericht aan de rechtbank verzonden. Uit voornoemde berichten blijkt dat partijen een regeling hebben getroffen. Zij stemmen in met vernietiging van het faillissementsvonnis.
De rechtbank heeft de uitspraak - bij vervroeging - bepaald op heden.

2.De beoordeling

Het verzet is tijdig ingesteld, zodat verzoekster ontvankelijk is in haar verzoek.
Nu ten aanzien van de vordering van de aanvrager een regeling is getroffen, oordeelt de rechtbank dat voldoende is gebleken van feiten en omstandigheden die aantonen dat verzoekster niet verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen. De rechtbank zal daarom het vonnis van 26 april 2022 vernietigen en het salaris van de curator en de verschotten vaststellen. De rechtbank zal deze conform de tussen partijen gemaakte afspraken ten laste van verzoekster brengen.

3.De beslissing

De rechtbank:
  • vernietigt het vonnis van deze rechtbank van 26 april 2022, waarbij verzoekster in staat van faillissement is verklaard;
  • stelt het salaris van de curator vast op € 3.992,74 (exclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting) en brengt dit bedrag ten laste van verzoekster;
- stelt de verschotten vast op € 159,71 (exclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting) en brengt dit bedrag ten laste van verzoekster.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Damsteegt, rechter, en in aanwezigheid van
mr. T. Mulder, griffier, in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2022. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.