ECLI:NL:RBROT:2022:5074

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juni 2022
Publicatiedatum
24 juni 2022
Zaaknummer
FT RK 22-209
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillietverklaring van INFO IMAGE HARD- en SOFTWARE B.V. op verzoek van BLOKLAND HOLDING ROTTERDAM B.V. met betrekking tot meerdere schulden en steunvorderingen

Op 21 juni 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de faillissementszaak van INFO IMAGE HARD- en SOFTWARE B.V., op verzoek van BLOKLAND HOLDING ROTTERDAM B.V. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerster, INFO IMAGE HARD- en SOFTWARE B.V., meerdere grote schulden heeft, waaronder een aanzienlijke langlopende schuld die blijkt uit de jaarrekening. De verzoekster heeft een opeisbare vordering van € 336.075,75 op verweerster, voortvloeiend uit een kredietovereenkomst. Ondanks pogingen om deze vordering te executeren, heeft verzoekster slechts een beperkt bedrag kunnen incasseren. De rechtbank heeft geconstateerd dat verweerster niet in staat is om aan haar betalingsverplichtingen te voldoen, wat blijkt uit het negatieve eigen vermogen en de erkenning van meerdere schuldeisers door verweerster zelf. De rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende aanwijzingen zijn dat verweerster heeft opgehouden te betalen, en heeft daarom het verzoek tot faillietverklaring toegewezen. De rechtbank benoemde mr. M.C. Snel-van den Hout tot rechter-commissaris en mr. J. Smael als curator. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
Insolventienummer: [nummer]
Uitspraak: 21 juni 2022
VONNIS op het op 27 mei 2022 ingekomen verzoekschrift, met bijlagen, van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BLOKLAND HOLDING ROTTERDAM B.V.,
statutair gevestigd te Rotterdam,
te dezer zake domicilie kiezende aan de Parklaan 17,
3016 BA te Rotterdam,
verzoekster,
advocaat: mr. J.A.J. Werner,
strekkende tot faillietverklaring van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INFO IMAGE HARD- en SOFTWARE B.V.,
kantoorhoudende aan de Vossenzoom 178,
2643 KM te Pijnacker,
statutair gevestigd te Hekelingen (gemeente Nissewaard),
tevens handelend onder de namen:
Weburate.nl
FBT4YOU,
verweerster,
advocaat: mr. E.J.L. Mulderink.

1.De procedure

Verzoekster heeft bij e-mailberichten van 10 juni 2022 en 13 juni 2022 aan de rechtbank aanvullende stukken toegezonden.
Ter zitting van 14 juni 2022 zijn in raadkamer verschenen en gehoord:
- mr. M.H. Janssen, advocaat van verzoekster,
- mr. E.J.L. Mulderink, advocaat van verweerster.
Verzoekster heeft ter zitting van 14 juni 2022 een pleitnota en aanvullende stukken overgelegd.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Standpunten van partijen

2.1
Standpunt verzoekster
Verzoekster heeft in haar inleidend verzoekschrift gesteld dat zij thans een opeisbare vordering op verweerster heeft van € 336.075,75 exclusief rente en kosten, uit hoofde van de bij vonnis van 14 februari 2022 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag toegewezen hoofdsom, rente en kosten. De vordering ziet op een niet terugbetaalde lening uit hoofde van een op 4 januari 2017 gesloten kredietovereenkomst, waarin is bepaald dat de hoofdsom uiterlijk op 31 december 2019 terugbetaald dient te zijn en waarvoor verweerster zich borg heeft gesteld. Het leggen van beslagen door verzoekster teneinde voornoemd vonnis te executeren heeft niet tot het gewenste resultaat geleid; er is via bankbeslag slechts 2 à 3 duizend euro geïncasseerd. Verzoekster heeft meerdere schulden. Uit de meest recente jaarrekening over het boekjaar 2020, welke op 30 april 2022 is gedeponeerd, blijkt dat er een langlopende schuld is van € 308.945,-. Verder heeft verweerster bij e-mailberichten van 9 en 25 februari 2022 erkend dat er sprake is van meerdere schuldeisers, te weten de ABN AMRO bank, de Belastingdienst en de leasemaatschappij. Dat verweerster nu de pluraliteit – overigens zonder onderbouwing – betwist, doet niets af aan het feit dat uit de jaarrekening en de mailwisseling summierlijk blijkt van het bestaan van steunvorderingen. Verweerster is voorts opgehouden te betalen. Uit de jaarstukken blijkt dat sprake is van een negatief eigen vermogen. Uit jurisprudentie blijkt dat de toestand kan worden aangenomen bij een negatief eigen vermogen. Verzoekster acht het uitspreken van het faillissement van belang, omdat een aan te stellen curator onderzoek kan doen naar (verkoop van) onroerend goed in Spanje, de doorkruising van de paritas creditorum en of sprake is van onbehoorlijk bestuur, nu de jaarrekening van 2019 recent op een groot aantal punten is aangepast en de jaarrekening van 2020 niet tijdig is gedeponeerd. Verzoekster persisteert derhalve in haar verzoek tot faillietverklaring.
2.2
Standpunt verweerster
Verweerster heeft bij monde van haar advocaat het volgende aangevoerd. Zij betwist het vorderingsrecht van verzoekster. Ze stelt dat zij het niet eens is met het voorlopig oordeel van 14 februari 2022 van de voorzieningenrechter, omdat verweerster zich op het standpunt stelt dat zij bij de totstandkoming van de overeenkomst, die ten grondslag ligt aan het vorderingsrecht van verzoekster, heeft gedwaald. Daarom wordt een bodemprocedure overwogen. De accountant zou in die procedure betrokken moeten worden in vrijwaring. Inmiddels is uit een derdenbeslag door verzoekster reeds een paar duizend euro geïncasseerd. Verweerster betwist dat sprake is van pluraliteit en van het te hebben opgehouden te betalen. De schuld aan de Belastingdienst betreft een schuld van een andere entiteit. Door de verkoop van actief in Spanje kon de achterstand in de lease worden voldaan. De kredietfaciliteit bij de ABN AMRO bank betreft een reguliere rekeningcourantverhouding, waarop maandelijks wordt afbetaald. De debetstand is nu € 34.000,-. Desgevraagd verklaart de advocaat van verweerster dat de in de jaarrekening opgenomen langlopende schuld hem niet bekend is. Verweerster verzoekt de rechtbank het verzoek tot faillietverklaring af te wijzen.

3.De beoordeling

De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verweerster in Nederland ligt.
Ingevolge artikel 6 van de Faillissementswet wordt de faillietverklaring uitgesproken, indien summierlijk blijkt van het bestaan van feiten en omstandigheden die aantonen dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen en, als een schuldeiser het verzoek doet, ook van het vorderingsrecht van deze. Van de hiervoor bedoelde feiten en omstandigheden blijkt in het algemeen, indien sprake is van pluraliteit van schuldeisers, terwijl ten minste één vordering opeisbaar is.
Het vorderingsrecht van verzoekster volgt uit het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis van de voorzieningenrechter van 14 februari 2022. Daaruit volgt ook dat de vordering van verzoekster opeisbaar is. Er is geen hoger beroep ingesteld tegen het vonnis, noch is door verweerster een bodemprocedure gestart. De advocaat van verweerster heeft slechts gesteld dat een bodemprocedure wordt overwogen, waarbij hij naar voren heeft gebracht dat de accountant fouten heeft gemaakt en in vrijwaring betrokken moet worden. Dat is bezien tegen de achtergrond van het vonnis van de voorzieningenrechter onvoldoende. Uit niets blijkt dat de bodemprocedure daadwerkelijk gestart gaat worden. Verder volgt uit de enkele stelling dat de accountant in vrijwaring moet worden betrokken niet dat het vorderingsrecht van verzoekster niet summierlijk is gebleken. Verweerster heeft geen mogelijke andere in de bodemprocedure aan te voeren verweren tegen de vordering naar voren gebracht waaruit kan worden afgeleid dat het vorderingsrecht van verzoekster niet summierlijk is komen vast te staan.
Voorts is voldoende summierlijk gebleken van het bestaan van een steunvordering, nu verweerster een (door verzoekster niet betwiste) schuld heeft uit hoofde van een kredietfaciliteit bij de ABN AMRO bank met een debetstand van thans circa € 34.000,-
en daarnaast uit de jaarrekening is gebleken van het bestaan van een langlopende schuld. Verweerster heeft ter zitting volstaan met de stelling dat die vordering haar niet bekend is, wat, nu deze is opgenomen in de jaarstukken van verzoekster, een onvoldoende gemotiveerde betwisting is.
Wat de toestand van te hebben opgehouden te betalen betreft wordt het volgende overwogen. Verweerster heeft meerdere grote schulden, namelijk een forse langlopende schuld blijkend uit de jaarrekening en de schuld aan verzoekster. Daarnaast heeft zij de hiervoor genoemde schuld aan de bank. Niet is gebleken dat verweerster over voldoende actief beschikt om deze schulden te betalen. Uit de overgelegde jaarrekeningen blijkt niet van voldoende substantieel actief. Dat volgt ook uit het feit dat geen betalingen worden gedaan op de vordering van verzoekster; er is slechts een paar duizend euro geïncasseerd uit een bankbeslag. Op de schuld aan de bank wordt weliswaar afgelost, maar dat is gelet op het voorgaande onvoldoende. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat verweerster verkeert in een toestand dat zij heeft opgehouden te betalen.
Een en ander leidt ertoe dat de rechtbank het verzoek tot faillietverklaring zal toewijzen.

4.De beslissing

De rechtbank,
- verklaart INFO IMAGE HARD- EN SOFTWARE B.V. voornoemd in staat van faillissement;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. M.C. Snel-van den Hout, lid van deze rechtbank;
- stelt aan tot curator mr. J. Smael, advocaat te Rotterdam;
- geeft last aan de curator tot het openen van brieven en telegrammen aan de gefailleerde gericht.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Damsteegt, rechter, en in aanwezigheid van
mr. T. Mulder, griffier, in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2022 te 10:00 uur. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.