ECLI:NL:RBROT:2022:5071

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juni 2022
Publicatiedatum
24 juni 2022
Zaaknummer
10/043693-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor diefstal met geweld en belediging van politieambtenaren

Op 14 juni 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld en belediging van politieambtenaren. De verdachte, die op 19 februari 2022 samen met een mededader een iPhone 12 van een slachtoffer heeft gestolen, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn verweer dat hij niet betrokken was bij de diefstal, wel degelijk een actieve rol had gespeeld in de straatroof. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen en het feit dat de gestolen telefoon in de auto van de verdachte werd aangetroffen. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan het beledigen van drie hoofdagenten tijdens hun rechtmatige uitoefening van hun taak. De rechtbank weegt in haar beslissing de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee. De verdachte had eerder een geweldsdelict gepleegd en vertoonde geen verantwoordelijkheidsgevoel voor zijn daden. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een behandeling. De benadeelde partij, het slachtoffer van de diefstal, vorderde schadevergoeding, die gedeeltelijk werd toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk was voor de schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/043693-22
Datum uitspraak: 14 juni 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
penitentiaire inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsvrouw mr. K. Kuster, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 mei 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.J. Lindhout heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met oplegging van bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.

4..Waardering van het bewijs

Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1 ten laste gelegde diefstal met geweld. Niet de verdachte is diegene geweest die de telefoon uit de hand van de aangever heeft getrokken. De verdachte heeft enkel zijn neef bij de aangever weggetrokken. De verdachte heeft dan ook geen wezenlijke bijdrage geleverd aan de diefstal met geweld en had daarop ook geen (voorwaardelijk) opzet. De voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn neef ontbreekt.
Ten aanzien van feit 2 is aangevoerd dat de verdachte van de beledigingen jegens de hoofdagenten [naam agent 1] en [naam agent 2] tijdens het transport in het politiebusje moet worden vrijgesproken, omdat die beledigingen niet in het openbaar zijn geuit.
Beoordeling
Ten aanzien van feit 1
Op basis van de bewijsmiddelen staat vast dat er een straatroof heeft plaatsgevonden, waarbij twee mannen naast de aangever kwamen lopen en hem sloegen en schopten, waarna de aangever ten val kwam en één van hen zijn telefoon wegnam. Dat de verdachte één van de twee mannen was, blijkt uit de verklaring van [naam 1], die heeft verklaard dat de verdachte en zijn neef samen uit de Toyota Yaris zijn gestapt en dat hij vervolgens kabaal en geschreeuw hoorde en de eigen verklaring van de verdachte dat zijn neef met iemand aan het vechten was. Voorts staat vast dat de gestolen telefoon van de aangever in de Toyota Yaris is aangetroffen, op het moment dat [naam 1] (als bestuurder), de verdachte (als bijrijder) en zijn neef (op de achterbank) in deze auto zaten. Geen van hen heeft een verklaring gegeven over hoe de telefoon van de aangever in de auto is terechtgekomen.
Dat de verdachte alleen maar de ruzie wilde beëindigen en niet betrokken was bij de diefstal met geweld vindt zijn weerlegging in de eerdergenoemde bewijsmiddelen. De rechtbank acht de verklaring van de verdachte tevens niet geloofwaardig, nu deze wisselend was en op essentiële punten lacunes bevatte.
Gelet op de beschreven feitelijke gang van zaken is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat sprake is geweest van medeplegen, bestaande uit een gezamenlijke uitvoering.
Ten aanzien van feit 2
Artikel 266, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht luidt, voor zover nu relevant, als volgt:
“Elke opzettelijke belediging die niet het karakter van smaad of smaadschrift draagt, (…) iemand,
in zijn tegenwoordigheidmondeling of door feitelijkheden (…) aangedaan, wordt, als eenvoudige belediging, gestraft met (…)”.
Hieruit volgt dat de beledigende uitlatingen van de verdachte richting beide hoofdagenten niet hoeven te zijn gedaan in het openbaar. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 19 februari 2022 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een andereen telefoon (merk en type: Apple iPhone 12, kleur: zwart), d
ieaan [naam 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen die [naam 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden door:
- die [naam 2] in het gezicht te slaan en/of te stompen en- die [naam 2] tegen het
(linker
)been te schoppen;
2
hij op 19 februari 2022 te Rotterdam
opzettelijk ambtenaren, te weten [naam agent 3], [naam agent 2] en [naam agent 1], hoofdagenten politie Eenheid Rotterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling
heeft beledigd, door:
- die [naam agent 3] de woorden toe te voegen: “Vies kankerwijf” en “Je bent een vieze kankerhoer” en- die [naam agent 2] en die [naam agent 1] de woorden toe te voegen: “Ik neuk je kankermoeder. Ik neuk je kankerzusje.
[...] Ik neuk jou in je kleine strakke kankerreetje” en “Ik hoop dat je nu in je eer bent aangetast en dat je mij kapot slaat. Maar je hebt geen eer.”, .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Ten aanzien van feit 1:
diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 2:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met zijn jongere neef ’s-avonds laat op straat schuldig gemaakt aan een lafhartige en gewelddadige beroving van een willekeurig slachtoffer. Het geweld bestond daaruit dat de verdachte en zijn mededader het slachtoffer in diens gezicht hebben geslagen en tegen zijn linkerbeen hebben geschopt waardoor het slachtoffer op de grond viel en zijn telefoon uit zijn hand werd getrokken.
De verdachte heeft door zijn handelen niet alleen geen enkel respect getoond voor andermans spullen, hij heeft bovenal het slachtoffer zeer angstige momenten bezorgd. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke berovingen hiervan nog langdurig de nadelige gevolgen kunnen ondervinden. Daarnaast zorgt een dergelijk feit voor maatschappelijke onrust en versterkt het de gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Het betreft een ernstig feit waarvoor de verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen.
Ook heeft de verdachte zich vlak na zijn aanhouding schuldig gemaakt aan verbale belediging van drie hoofdagenten gedurende de rechtmatige uitoefening van hun taak. Dit gedrag getuigt van minachting voor het gezag en het publieke belang dat deze ambtenaren dienen.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 mei 2022, waaruit blijkt dat de verdachte op 16-jarige leeftijd voor een ernstig geweldsdelict is veroordeeld.
Rapportage
Antes, afdeling reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 15 maart 2022. Dit rapport houdt - samengevat en voor zover relevant - het volgende in.
De verdachte zou handelen vanuit eigen belang en is geneigd om zijn omgeving te controleren dan wel naar zijn hand te zetten. Er zou tevens geen sprake zijn van probleembesef dan wel zelfinzicht. Diagnostisch gezien wordt er gesproken over een periodiek explosieve stoornis.
De verdachte was ten tijde van de ten laste gelegde feiten onder invloed van alcohol, maar de reclassering heeft momenteel geen aanwijzingen die doen vermoeden dat bij de verdachte sprake is van alcoholproblematiek. De verdachte heeft geen zinvolle dagbesteding en geen inkomen. Dit zijn in algemene zin risicoverhogende factoren. Beschermende factoren ziet de verdachte in zijn gezinssituatie omdat hij nog thuis woont en hij goed contact onderhoudt met zijn gezinsleden.
Straf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in min of meer vergelijkbare zaken plegen te worden opgelegd.
Ook heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op overwegingen van vergelding en preventie.
De rechtbank heeft verder in ogenschouw genomen dat, gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht), in het geval van een straatroof met licht geweld (feit 1) bij een
first offendereen onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden als uitgangspunt heeft te gelden.
In strafverzwarende zin weegt de rechtbank mee het onacceptabele en respectloze gedrag van de verdachte tegenover de drie politieambtenaren (feit 2) alsmede de omstandigheid dat bij de straatroof (feit 1) sprake is geweest van medeplegen en letsel.
Een substantiële onvoorwaardelijke gevangenisstraf is naar het oordeel van de rechtbank dan ook passend. Wel zal de rechtbank, in overeenstemming met de eis van de officier van justitie en gelet op het pleidooi van de verdediging, een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Op deze manier krijgt de verdachte de kans om zijn geuite motivatie om zijn leven ten goede te veranderen en zijn bereidheid zich aan alle voorwaarden te houden, waar te maken. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er dus nadrukkelijk tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Slotsom
Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel tot het moment waarop de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 105,99 aan materiële schade en een vergoeding van € 1.334,00 aan immateriële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de materiële schade, alsmede toewijzing van de immateriële schade tot een bedrag van € 490,00 en tot niet-ontvankelijk verklaring van het resterende deel van de vordering.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren vanwege de door haar bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft zij verzocht de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen wegens gebrek aan deugdelijke onderbouwing van de vordering dan wel omdat de posten een te zware belasting voor het strafproces opleveren.
Beoordeling
Door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij, rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht.
Met de bon van MediaMarkt, de foto van een kapotte spijkerbroek en met de specificatie van de schade, heeft de benadeelde partij zijn vordering tot vergoeding van zijn materiële schade genoegzaam onderbouwd. Ondanks de betwisting door de verdediging zal de rechtbank deze vordering van € 105,99 toewijzen.
De gevorderde immateriële schade van € 700,00 wegens oogletsel, zal op dit moment op basis van de nu gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,00. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien dit onvoldoende is onderbouwd (het gevorderde bedrag van € 144,00 wegens verlies aan inkomen betreft overigens geen immateriële schade). Het gevorderde bedrag van € 490,00 wegens vijf therapiesessies komt op dit moment ook niet voor vergoeding in aanmerking, omdat deze kosten nog niet zijn gemaakt en onvoldoende zeker is dat deze kosten als gevolg van het strafbare feit zullen moeten worden gemaakt. Het resterende deel van de vordering (in totaal € 834,00) kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Omdat de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 19 februari 2022.
Omdat de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, begroot op nihil en in de nog te maken kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 605,99, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 266, 267 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
3 (drie) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich na invrijheidstelling binnen één week melden bij Reclassering Nederland op het adres Marconistraat 2, 3029 AK te Rotterdam;
2. de veroordeelde zal zich voor zijn problematiek onder ambulante behandeling stellen van De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start wanneer de reclassering dit nodig acht. De veroordeelde werkt in deze behandelcontacten mee aan diagnostisch onderzoek en aan de daarop passende behandeling (indien nodig Topzorg). De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. de veroordeelde zal op geen enkele wijze - direct of indirect - contact (laten) opnemen, zoeken of hebben [naam 2] geboren op [geboortedatum], zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt;
4. de veroordeelde zal meewerken aan controles op het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
5. de veroordeelde zal zich inspannen ten aanzien van het vinden en behouden van dagbesteding zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De veroordeelde dient zich te gedragen op zijn werk in overeenstemming met de aldaar geldende regels, bijvoorbeeld met betrekking tot tijdig aanwezig zijn;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden, met uitzondering van de als 3. vermelde voorwaarde, en de veroordeelde ten aanzien van alle voorwaarden te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de
benadeelde partij [naam benadeelde], te betalen een bedrag van
€ 605,99 (zegge: zeshonderdvijf euro en negenennegentig eurocent), bestaande uit € 105,99 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 februari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam benadeelde] te betalen
€ 605,99(hoofdsom,
zegge: zeshonderdvijf euro en negenennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 februari 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 605,99 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
12 (twaalf) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.A. Hut, voorzitter,
en mrs. J.J. Klomp en N. Freese, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.N. Maat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 juni 2022.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 19 februari 2022 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een telefoon (merk en type: Apple iPhone 12, kleur: zwart), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [naam 2], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- die [naam 2] in het gezicht, althans op het hoofd, te slaan en/of te stompen en/of
- die [naam 2] tegen het (linker)been, althans tegen het lichaam, te schoppen;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 19 februari 2022 te Rotterdam
opzettelijk een of meer ambtenaren, te weten [naam agent 3], [naam agent 2] en/of [naam agent 1], hoofdagenten politie Eenheid Rotterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling
heeft beledigd, door:
- die [naam agent 3] de woorden toe te voegen: “Vies kankerwijf” en/of “Je bent een vieze kankerhoer” en/of
- die [naam agent 2] en/of die [naam agent 1] de woorden toe te voegen: “Ik neuk je kankermoeder. Ik neuk je kankerzusje.
[...] Ik neuk jou in je kleine strakke kankerreetje” en/of “Ik hoop dat je nu in je eer bent aangetast en dat je mij kapot slaat. Maar je hebt geen eer.”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
(art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)