ECLI:NL:RBROT:2022:5070

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juni 2022
Publicatiedatum
24 juni 2022
Zaaknummer
10/039935-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van gevangenisstraf en maatregel wegens belaging van ex-partner

Op 14 juni 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van zijn ex-partner. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 196 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van drie jaar. De verdachte heeft zich binnen de proeftijd wederom schuldig gemaakt aan belaging, wat heeft geleid tot deze veroordeling. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor de door de verdediging verzochte civiele zorgmachtiging, maar heeft wel een maatregel opgelegd op basis van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, met dadelijke uitvoerbaarheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van meer dan 20 maanden zijn ex-partner meer dan 250 keer heeft lastiggevallen door haar te bellen en haar voicemail in te spreken, ondanks een eerder opgelegd contact- en locatieverbod. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van het gedrag van de verdachte op de aangeefster en zijn kinderen. De verdachte heeft onvoldoende blijk gegeven van inzicht in de gevolgen van zijn handelen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte van het tweede ten laste gelegde feit is vrijgesproken. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te houden aan een locatieverbod en contactverbod met de aangeefster, tenzij strikt noodzakelijk voor omgang met zijn kinderen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/039935-22
Datum uitspraak: 14 juni 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting verblijvende op de Forensisch Psychiatrische Afdeling (hierna: FPA) ‘De Boog’ te Warnsveld,
raadsvrouw mr. W.G. Nieman, advocaat te Leiden.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 mei 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.J. Lindhout heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 weken met aftrek van voorarrest, waarvan 10 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door Reclassering Nederland is geadviseerd, alsmede oplegging van een contact- en locatieverbod met aangeefster [naam aangeefster 1] als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), waarbij de vervangende hechtenis per overtreding op 2 weken wordt bepaald, en met dadelijke uitvoerbaarheid.

4..Vrijspraak feit 2 ( [naam aangeefster 2] )

In de ten laste gelegde periode van bijna anderhalf jaar heeft de verdachte eenmaal de woning van de aangeefster bezocht, waarbij hij een briefje in haar brievenbus heeft gedaan, in totaal drie vriendschapverzoeken op Facebook aan de aangeefster gestuurd en heeft hij twee keer gereageerd op een foto van de aangeefster op Facebook. Hoewel de rechtbank begrijpt dat dit gedrag impact heeft gehad op de aangeefster, leiden deze gedragingen, naar hun aard, duur en frequentie alsmede de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, niet tot de conclusie dat sprake is van de voor belaging vereiste stelselmatigheid. Hierbij houdt de rechtbank ook rekening met het gegeven dat de verdachte eerder is vrijgesproken van belaging van de aangeefster. Gelet hierop acht de rechtbank, samen met de officier van justitie en de verdediging, dan ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.

5..Bewezenverklaring feit 1 zonder nadere motivering ( [naam aangeefster 1] )

Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, omdat de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij, in de periode van 7 juni 2020 tot en met 14 februari 2022 te Katwijk, wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van
[naam aangeefster 1] ,
(telkens) met het oogmerk die [naam aangeefster 1] , te dwingen iets te
dulden
door veelvuldig (in strijd met een aan hem,
verdachte opgelegd contact- en locatieverbod)
- die [naam aangeefster 1] te bellen en
- de voicemail van die [naam aangeefster 1] in te spreken en- zich bij de woning van die [naam aangeefster 1] op te houden en eenmaal aan te bellen en/of aan te kloppen bij de woning van die [naam aangeefster 1] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit 1 levert op:
belaging.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf en maatregel

Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feit waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zijn ex-partner gedurende een periode van ruim 20 maanden vele malen lastiggevallen door haar meer dan 250 keer te bellen en haar voicemail in te spreken. Ook heeft de verdachte zich bij haar woning opgehouden en daar aangebeld, terwijl zijn ex-partner herhaaldelijk duidelijk had gemaakt geen contact meer met hem te willen hebben. Door zijn handelwijze heeft de verdachte een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster.
Niet alleen heeft het handelen van de verdachte een zeer grote negatieve invloed gehad op de aangeefster, maar ook is sprake van een grote nadelige impact op (de ontwikkeling van) zijn kinderen.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 april 2022, waaruit blijkt dat de verdachte op 19 november 2020 is veroordeeld wegens belaging van dezelfde ex-partner en waarbij aan hem onder meer (als bijzondere voorwaarde) een contact- en locatieverbod is opgelegd. De verdachte liep tijdens het plegen van het onderhavige feit nog in de proeftijd van deze voorwaardelijke straf. Deze omstandigheden hebben hem er kennelijk niet van weerhouden om weer contact met zijn ex-partner te zoeken. De verdachte heeft onvoldoende blijk gegeven van besef van de impact die zijn handelingen hebben en hebben gehad op zijn ex-partner en heeft vooral oog gehad voor zichzelf en zijn eigen gevoelens van gemis en frustratie en deze boven de gevoelens van zijn ex-partner en kinderen gesteld.
Rapportages
De rechtbank heeft kennisgenomen van het over de verdachte door Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) uitgebrachte ‘Voortgangsverslag toezicht aan opdrachtgever’ (hierna: het verslag), gedateerd 20 mei 2022, en van het over de verdachte opgemaakte rapport, gedateerd 30 mei 2022. Het verslag en het rapport houden - samengevat en voor zover van belang - het volgende in.
De verdachte is sinds 20 januari 2020 onder ambulante behandeling bij De Waag, maar deze behandeling is onvoldoende toereikend gebleken om herhaling te voorkomen. De afgelopen tijd is de problematiek van de verdachte toegenomen en is hij opnieuw stalkingsgedrag gaan vertonen. Zijn psychosociaal functioneren houdt hiermee verband en is tot op heden een criminogene factor. Op dit moment is de situatie zorgelijk te noemen.
Op 26 april 2022 is de verdachte opgenomen bij De Woenselse Poort in Eindhoven, omdat er nog geen zicht was op een plek bij De Boog te Warnsveld.
Zeer recent, op 24 mei 2022, is de verdachte opgenomen in FPA De Boog voor een intensief behandelingstraject. Zowel De Boog als De Woenselse Poort zijn van mening dat een klinische opname periode van vier maanden naar alle waarschijnlijkheid veel te kort is voor een adequate behandeling van de verdachte, gezien zijn problematiek.
Gelijk aan het advies van de betrokken behandelaars adviseert de reclassering om de behandeling bij De Boog te verlengen tot minimaal 1 jaar om de kans op herhaling - die als hoog wordt ingeschat - te verkleinen.
Bij een bewezenverklaring wordt geadviseerd de verdachte te veroordelen tot een (deels) voorwaardelijk gevangenisstraf en de reeds opgelegde bijzondere voorwaarden opnieuw op te leggen zodat, na eventueel ontslag of verlof vanuit FPA De Boog, er voldoende kader is om de risico’s te monitoren en begeleiding te bieden. Ook wordt dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht geadviseerd.
Geen civiele zorgmachtiging
De verdediging heeft verzocht om de (psychische) hulp en zorg die de verdachte behoeft, via een civiele zorgmachtiging te organiseren. Vast staat dat de officier van justitie vóór de zitting geen opdracht heeft gegeven om een civiele zorgmachtiging voor te bereiden, omdat de reclassering en de betrokken behandelaars van de verdachte dat niet hebben geadviseerd. Ten tijde van de behandeling van de strafzaak beschikte de rechtbank om die reden niet over de noodzakelijke informatie die nodig is om eventueel gebruik te kunnen maken van haar bevoegdheid om ambtshalve, op grond van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg, een zorgmachtiging af te geven. Evenmin acht de rechtbank het opportuun om alsnog het traject van de civiele zorgmachtiging in deze strafzaak te betrekken en de zaak daarvoor aan te houden, omdat genoemd verslag en rapport van de reclassering, alsmede de eerder over de verdachte uitgebrachte rapporten of overigens de behandeling ter zitting, daartoe onvoldoende aanleiding geven.
Straf
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in min of meer vergelijkbare zaken plegen te worden opgelegd. Ook heeft de rechtbank in het nadeel van de verdachte rekening gehouden met de omstandigheid dat hij binnen de proeftijd van een voorwaardelijke straf hetzelfde strafbare feit (belaging) tegenover dezelfde persoon heeft gepleegd. Hiermee heeft de verdachte ook zijn eigen kinderen benadeeld.
Omdat de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, en de rechtbank het advies grotendeels overneemt, zal de rechtbank een aanzienlijk deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient ertoe de verdachte te motiveren aan de behandeling bij FPA De Boog deel te nemen en tevens om hem ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank, mede gelet op het sociale netwerk van de verdachte (waarvan 2 personen ter zitting aanwezig waren), geen aanleiding om de verdachte te verplichten mee te werken aan een indicatiestelling en plaatsing naar begeleid wonen of maatschappelijke opvang. Daarnaast ziet de rechtbank ruimte om tegemoet te komen aan het pleidooi van de verdediging dat enig perspectief rondom een opname de verdachte zal motiveren de doelen van de opname te bereiken. De rechtbank zal niet beslissen tot een opname van de gevorderde periode van 1 jaar, maar volstaan met een periode van maximaal 9 maanden.
Anders dan de 10 weken voorwaardelijke gevangenisstraf die de officier van justitie heeft gevorderd, zal de rechtbank beslissen tot een periode van in totaal 6 maanden voor het geval de verdachte niet voldoet aan de voorwaarden. De rechtbank betrekt bij dat oordeel dat de verdachte sinds de vorige veroordeling voor belaging van dezelfde persoon, op meerdere momenten heeft laten zien dat hij zijn goede bedoelingen om het gedrag te staken, niet uit zichzelf waar kan maken. Enkele maanden na de eerste veroordeling meldt De Waag al dat de verdachte onvoldoende meewerkt, dat hij vervolgens alleen meewerkt als hij begrijpt wat de consequenties zijn, en dat hij na enige tijd van meewerken toch weer begint te verzaken. Ook een vrijwillige opname bij de GGZ in augustus 2021 heeft niet het beoogde resultaat gehad. Uit verslagen over het gedrag van de afgelopen maanden volgt eveneens dat het de verdachte niet lukt consistent te zijn in zijn goede bedoelingen en dat hij vervalt in zijn oude gedragspatroon. De uitlatingen van de verdachte ter zitting hebben de rechtbank een beeld gegeven dat hiermee overeenkomt.
De gevorderde dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden zal niet worden bevolen, nu niet aan de wettelijke vereisten van artikel 14e Sr is voldaan.
Maatregel ex artikel 38v Sr
Ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte tevens de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 3 jaren opgelegd, inhoudende een locatieverbod voor het woonadres van [naam aangeefster 1] en een contactverbod met [naam aangeefster 1] , tenzij en slechts voor zover dat strikt noodzakelijk is ter uitvoering van een tussen [naam aangeefster 1] en de verdachte op schrift gestelde regeling voor omgang tussen de verdachte en zijn kinderen.
De rechtbank komt tot een langere proeftijd dan de 2 jaren die de officier van justitie heeft gevorderd, omdat de verwachting reëel is dat de verdachte eerst een periode van 9 maanden in behandeling zal zijn en de maatregel van voldoende duur moet zijn om het slachtoffer na de klinische opname van de verdachte te beschermen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens het slachtoffer [naam aangeefster 1] wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

9.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.500,00 aan immateriële schade.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken.
Omdat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 38v, 38w en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 196 (honderdzesennegentig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
180 (honderdtachtig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich na afspraak
melden bij Reclassering Nederlandop het adres Bezuidenhoutseweg 179 te Den Haag, zolang en frequent als die reclasserings-instelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich voor behandeling van de bij hem aanwezige problematiek
klinisch laten opnemen in FPA De Boog te Warnsveld, althans een soortgelijke instelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de (geneesheer)directeur van die instelling worden gegeven, gedurende 9 maanden, of zoveel korter als de (geneesheer-) directeur van die instelling verantwoord vindt; de veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
3. de veroordeelde zal zich voor zijn problematiek, na zijn opname bij De Boog,
onder ambulante behandeling stellen van De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering gedurende de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt; de veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
4. de veroordeelde zal
op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [naam aangeefster 1] , geboren op [geboortedatum aangeefster], zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt;
5. de veroordeelde zal zich
niet bevinden in het flatgebouw waar [naam aangeefster 1] , geboren op [geboortedatum aangeefster] , woonachtig is, zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden met uitzondering van de als 4. en 5. vermelde voorwaarden en de veroordeelde ten aanzien van alle voorwaarden te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 3 (drie) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
1. zich niet op te houden in het flatgebouw waar [naam aangeefster 1] woonachtig is en enig ander door de reclassering aan de veroordeelde door te geven adres van [naam aangeefster 1] ;
2. zich te onthouden van direct of indirect contact met [naam aangeefster 1] ,
tenzij en slechts voor zover dat strikt noodzakelijk is ter uitvoering van een tussen [naam aangeefster 1] en de verdachte op schrift gestelde regeling voor omgang tussen de verdachte en zijn kinderen;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 1 (één) week, met een totale duur van ten hoogste 6 (zes) maanden;
beveelt dat de maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
verklaart de
benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijkin de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.A. Hut, voorzitter,
en mrs. J.J. Klomp en N. Freese, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.N. Maat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 juni 2022.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij, een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 juni 2020 tot en met 14
februari 2022 te Katwijk, althans in Nederland
althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van
[naam aangeefster 1] ,
(telkens) met het oogmerk die [naam aangeefster 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te
dulden en/of vrees aan te jagen
door veelvuldig, althans een of meerdere malen, (in strijd met een aan hem,
verdachte opgelegd contact- en locatieverbod)
- die [naam aangeefster 1] te bellen en/of
- de voicemail van die [naam aangeefster 1] in te spreken en/of
- zich bij de woning van die [naam aangeefster 1] op te houden en/of
- aan te bellen en/of aan te kloppen bij de woning van die [naam aangeefster 1] ;
(art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij, een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 juni 2020 t/m 25
november 2021 te Katwijk, althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam aangeefster 2] ,
(telkens) met het oogmerk die [naam aangeefster 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te
dulden en/of vrees aan te jagen
door veelvuldig, althans een of meerdere malen,
- een of meerdere berichten/foto’s van die [naam aangeefster 2] op facebook te liken en/of
- op een of meerdere berichten/foto’s van die Zuijderduin op facebook te reageren
en/of
- een of meerdere vriendschapsverzoeken op facebook naar die [naam aangeefster 2] te
sturen en/of
- zich bij de woning van die [naam aangeefster 1] op te houden en/of
- die [naam aangeefster 2] een of meer brieven te sturen, althans een brief in de brievenbus
van die [naam aangeefster 2] te deponeren;
(art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht)